NIEUWE
IÉT Nieuws- en Advertentieblad ^Jjjf
voor de Provincie Utrecht.
dtofememce
FEUILLETON.
\o. 47
Zaterdag 13 Juni 1914.
43e jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
PREMIE
BINNENLAND
HET BABYLON HOTEL
Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Y rij dag.
Uitgever O. J. SLOTHOUWER
Bureau: Langestraat 77. Telephoonu. 09.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer Tl, Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
voor de lexers van deze courant.
Het beden verschenen 11de nummer
van den zesden jaargaDg van
sfrailtuirnrrwri uiiw.Hnri i«
bevat o.a.:
Nieuwste portret van H. K. H. Prinses
Juliana. Blinde padvinders worden
rondgeleid in het sBritsch Museum"
te Londen. Vertrek der Koninklijke
Familie naar Het Loo. MofLv-vlieg-
tuigen-tentoonstell., Frankfort a. M.
Vliegdemonstraties van Jqj Olie
slagers met de Pinksterdag! ,.e Am
sterdam. Gymnastiekfeest v. h.
Ned. Gymnastiekverbond. Bewijzen
van groote populariteit van den Koning
van Spanje. Een zestal keurige foto's
van de Internationale Tentoonstelling
te San Francisco. Pinkster drie in
Zeeland. Jonge meisjes in haar ty
pisch Walchersche kleederdracbt.
Een kiekje uit de Westkust van Suma
tra. Het Koninklijk zomerverblijf
.Het Loo" na de verbouwing en restau
ratie.
Het Kindernummer sOns Prinsesje*.
De geabonneerde
wonende
wenscbt zich te abonneeren op het
weekblad «,PAK ME MEE", tegen den
prjjs van 3'/t cents thuis bezorgd.
DE HOOGSTE GOEDEREN VAN INDIË
Oceanen scheiden Nederland van zijne
koloniën in Oost en West en een wijde
kloof gaapt tusschen de gedachte sfeer
der Indiërs en de onze, maar toch wist
het menschelijk genie een, door de een
heid in het denken der menschheid ge
schoorde brug te slaan naar het Oosten
en het Westen, waarlangs ideeën-uitwis
seling der producten-handel kon volgen,
en wist het daar om den evenaar in het
Oosten te vereenigen, niet alleen politiek
en economisch, maar ook geestelijk, die
duizenden eilanden, van wier bewoners
eenige groepen in godsdienst, taal, zeden
en gewoonten meer van elkaar, dan van
ons verschillen.
Het schoonste idee, dat Nederland zóó
aan den Indischen Archipel bracht, is het
Christendom. Ons gewerd dit uit het
Oosten, en onze zendelingen voeren het
langs de heilige gronden naar de verste
landen der zon alsof door een wonder
de goddelijke gedachte verder terugkaatste
dan Haar beweging aanvang nam.
In de pracht der tropische natuur, waar,
bij het maanlicht de palm zich verheft
als een vrouw biddend in een doorgeurden
tempel, waar de mensch zich zijn zwak
heid met Gods grootheid hoort toezingen,
gevoelt hetChristendom zich weer in
zijn omgeving, en, had niet de verstrakte
leer van Mohammed daar de harten al
gevat, het had ook op Java, gelijk reeds
op Ambon, in de Minahassa in de Battak-
landen rijken oogst mogen saambinden.
Maar wij Christenen, wat kunnen we
door den Islam en de Moslims, door het
Boeddhisme en zijn aanhangers ons gevoel
en ons inzicht verrijken I Immers door
de studie dier godsdiensten zien wij de
de zuiverheid van het Christendom als
getoetst goud en komen wij lot de erken
ning, dat velen onzer „heidensche" broeders
in de deugden: ouderliefde, zelfbedwang,
berusting, bescheidenheid verder zijn
dan wij.
Laten wij zendelingen uitzenden, evenals
Mohammedanen en Boeddhisten op hunne
wijze, maar laten wij toch vooral de
menschen, die wij willen bekeeren in hun
godsdienst, zeden en gewoonten leeren
kennen
Gelukkig ziet de zending in, dat zij
zich aldus aan moet passen aan de om
geving, en wordt juist door zendelingen
rijk materiaal geleverd voor de kennis
van godsdienst, taal, zeden en recht der
Indiërs. Zoo worden onze godsdienstige
ideeën en onze wetenschap verrijkt langs
die banen.
En niet alleen vloeit de Christelijke
godsdienst in zijn volheid over den Ar
chipel uit, maar ook ziet de Indiër met
verwondering, maar ook ten deele be
wonderend onze instellingen van Staats-
en gemeentebestuur ten zijnent doorwer
ken, en half verbaasd, half verblijd hoort
hij van onze begrippen van recht., goede
trouw, van onze inzetting van het huwelijk
en de plaats der vrouw alle welke be
grippen en instellingen zich uit Christelijke
beginselen ontplooiden of den invloed
daarvan sterk ondergingen.
Zoo schrijft in haar brieven de liefelijke
Raden Adjeng Kartini, dat zij verrukt
was over de plaats der vrouw in het
christelijke huwelijk. En juist de westersch-
beschaafde Kartini, die het Christendom
als maanstralen door de jonge ziel zag
schemeren, schenkt ons de bloemebekoring
der Javaansche vrouw, wier teer gevoels
leven balsem zou mogen zijn voor het
iets te intellectueele, iets de individueele
geestesleven van enkelenharerHollandsche
zusteren.
In het algemeen zal het Oosten wèl
doen zich, zonder het volkseigen los te
laten, te sterken aan het scherpe intellect,
den geest van persoonlijk initiatief, het
vrijheidsgevoel van den Westerschen
enkelling, terwijl deze laatste van het
fijne gevoelen van den Javaan, diens op
gaan in de landszede, weer veel kan
leeren.
De Archipel maleier gevoelt, dat hij bij
ons, Nederlanders op recht kan rekenen,
en bewijst door dat gevoel, dat hij een
louter idee van het westen heeft ont
vangen.
Zeer zeker is het er verre van, dat de
Indiër al onze vormen van procesrecht,
die menigen Hollander vreemd aandoen,
bewonderend zou billijken, maar wel ziet
hij er als kern, dat de Hollander hem
een eerlijk rechter is, voor wien hij zich
vrijelijk kan verdedigen, en dat waar
deert hij. En zóo kan men wel in een
strafgeding de kalme oogen van een ma-
leischen beklaagde even zien opflitsen,
als een sprake van mensch tot mensch,
als een hulde, omdat hem is recht ge
daan. En wanneer dan een zware straf
tegen den beklaagde wordt gewezen, treft
geen blik van haat den rechter, die immers
alles heeft gedaan om een goed vonnis
te kunnen wijzen.
Een merkwaardig bewijs, hoe onze goede
trouw, ons „een man een man, een woord
een woord" by den maleier insloeg, is
wel, dat men in de Padangsche Boven
landen onder de uitdrukkingb a g b a d -
jandji dj o oelando"(letterlijk: „zoo
als bij het afspreken met Hollan
ders") verstaat: precies doen, zoo
als is afgesproken.
De Archipel-maleier waardeert ook zeer,
dat hem onder het Nederlandsche bestuur
groote vrijheid is verzekerd; dat zijn
instellingen, zijn recht, zy'n godsdienst,
zijn zeden en gewoonten niet worden op
zij geschovendat er geen breuk in zijn
geschiedenis wordt geslagen door strakke,
straffe oplegging van westersch rechten
westersche instellingen, maar dat de
Regeering juist wenscht, dat de archipel
adat, die niet in strijd is met de men
schelijkheid, blijft voortleven, zoolang als
de bevolking dit zelf wil, en dat bestuur
en rechtspraak zooveel mogelijk rusten
op de inheemsche bestuursinstellingen en
de eigen rechtspraak der bevolking.
Zóo volgt de Regeering in Indië een
waarlijk breede en wijze politiek.
Zal nu deze organische ontwikkeling,
deze uitwisseling van ideeën doorwerken,
dan moet Nederland met Insulinde ver-
eenigd blijven. Zou toch een der groot
machten den Archipel overweldigen, dan
zou, afgezien van den zwaren cijns, die
men den Indiërs zou opleggen, en van
den stroom van laaghartige gelukzoekers,
die zich van het overheerschende volk
over hen zou uitstorten, zeer zeker een
breuk in hun geschiedenis, in hun orga
nische volksontwikkeling geslagen worden.
Bestuur, rechtspraak, onderwijs zouden
dan van nieuws geregeld worden, met
sterke centralisatie, met starre, straffe
commando's, als in een legermacht, met
onderdrukking van de bestaande volks
instellingen, met fatsoeneering en ver
wringing van het geestelijk leven der
ongelukkige inheemsche bevolking naar
het model, dat de overweldiger vooraf
zou hebben vastgesteld. Vooral de nieuwste
koloniale geschiedenis geeft voorbeelden
van een dergelijk streven.
Zoó zou een van boven af revolutio
naire politiek gevolgd worden.
Maar op Nederland en Indië rust de
plicht tegen zulk een overrompeling te
waken, in het belang der Indiërs, in het
belang van het Moederland, in het be
lang van vrijheid en recht.
Het is onze heilige roeping om door
rechtspraak en politie naar binnen, maar
ook door een krachtig leger en een vloot
van sterke schepen naar buiten de geeste
lijke goederen der volkeren onder de
Nederlandsche vlag te beschermen.
Neen, niet alleen aan verdragen danken
wij onze positie in Oost-Azië, zooals wel
is beweerd, maar aan onze innerlijke
kracht, onzen takt, ons welbewust streven
naar geleidelijke historische ontwikkeling
der Indiërs, aan onze uitwisseling van
ideeën met het Oosten, zooals geen enkele
koloniale mogendheid het heeft toegepast,
maar daarbij ia ons dan de zware taak
opgelegd, om nu het veld van de wereld
zich verplaatst naar den Stillen Oceaan,
ook aldaar, zooals in middeleeuwen en
nieuwe geschiedenis in Europa, het even
wicht der volkeren en daarmede het recht
in de wereld te helpen bewaren.
Brengt onze vloot en ons leger dan
in overeenstemming met de breede
kracht, die van ons uitgaat over de wereld,
laat de defensie althans voldoende zijn
om by een oorlog tusschen de groot
machten den rechtstoestand ln den Azia-
tischen Archipel naar behooren te be
schutten
Nog is het mogelijk.
Het zal afhangen van de volksvertegen
woordiging, of wij, als weer het kanon
onweert op den Stillen Oceaan, voor God,
Koningin en Vaderland zullen kunnen
handhaven, wat wy ontvingen, dan wel
de hoogste goederen der menschheid ten
roof moeten laten.
Internationaal Vrghantlelscongres.
Up het 2e Internationaal Vrijban-
delscongres, van 811 September te
Amsterdam te houden, zullen de vol
gende onderwerpen aan de orde ge
steld worden
1. In hoeverre kan door de voor
standers van protectie hunne bewering
worden gestaafd, dat beschermende
tarieven op wetenschappelijken grond
slag berusten.
In bet bijzonder zal worden onder-
door E. Bennbtt
30) (uit het Engelsch.)
«Lafaard!" riep ze uit.
«LafaardI" herhaalde hij. «Ben ik een lafaard? Nu, dan
wil ik 't zijn ook en je zult me kussen of je wilt of niet."
Hij legde zijn eene hand op haar schouder. Terwijl ze, met
een onwillekeurig geuiten angstkreet, achteruit trad, sprong
op eens uit de sloep, die in de hoogte hing, weinige schreden
van haar af, een man te voorschijn. Met een enkelen slag,
juist op het oor van den heer Jackson aangebracht, werd deze
bewusteloos op het dek geworpen. Prins Aribert van Posen
boog zich over hem heen, een revolver in de hand. Waar
schijnlijk was den heer Jackson in zijn heele leven nooit zoo
iets verbazingwekkends overkomen.
«Maak u niet ongerust," zei de PrinB tot Nelly, «dat ik
hier ben is de eenvoudigste zaak van de wereld, en ik zal
't n uitleggen, zoodra ik met dezen kerel klaar ben."
Nelly was te verbaasd om iets te kunnen zeggen, maar haar
blik viel op den revolver dien de Prins in de hand hield.
«Hé, dat is mijn revolver," merkte ze aan.
«Ja," zei hij, «ook dat zal ik zoo aanstonds uitleggen."
De man aan het roer had van het heele tooneel, dat werd
afgespeeld, niet de minste notitie genomen.
XI.
De Hof-geldschieter.
«De heer Sampson Levi wenscht n te spreken, mijnheer."
Die woorden, door een bediende tot Theodore Racksole
gericht, deden den millionair ontwaken uit een gepeiDS, dat
het tegendeel van aangenaam was geweest, 't Was een feit,
dat de heer Racksole, eigenaar van Babyion Hotel, zich heel
weinig op zijn gemak bevond. Er waren geheimzinnigheden
verbonden aan zijn hotel en met al zijn scherpzinnigheid in
zijn kennis van zaken in 't algemeen, voelde hij zich niet en
staat die geheimzinnigheden op te lossen. Hij lachte om de
vruchtelooze pogingen van de politie, maar hij moest bij zich
zelf erkennen, dat zijn eigen pogingen bij slot van rekening
al even weinig resultaat hadden gehad. Het publiek babbelde,
want de verdwijning van Dimmock's lijk was eindelijk toch,
op vage, onbepaalde manier bekend geworden en Theodore
Racksole vond het denkbeeld, dat over zijn vermaard en onfeil
baar hotel ongunstige praatjes liepen, verre van aangenaam.
Met een gevoel van wrevel vroeg hij zich af, wat het publiek
en de Zondagsbladen wel zouden zeggen, als ze al de andere
verschijnselen eens wisten, die nu nog onbekend waren: 't
verdwijnen van juffrouw Spencer, Jules' zonderlinge bezoeken
en het) niet aankomen van Prins Eugen van Posen. Theodore
Racksole had over die dingen gepeinsd en nog eens gepeinsd,
zonder eenig resultaat. Hij had een ingewikkeld particulier
onderzoek op touw gezet zonder resultaten, hij had links en
rechts een vrij aardig bedrag aan geld uitgegeven zonder
resultaat. De politie zei, dat ze wel zoo iets van een leiddraad
had gevonden, maar Racksole beweerde, dat de politie altijd
hier of daar een leiddraad ontdekte, maar dat ze zelden verder
kwam dan dat en dat zoo'n leiddraad, waarbij iemand telkens
weer op 't zelfde punt uitkwam waar hij was begonnen, een
voudig onzin was. Het eenige zekere in de heele zaak bestond
hierin, dat er een wolk hing over zijn hotel, dat mooie, nieuwe
stuk speelgoed dat hij zich had aangeschaft. Op den gewonen
gang van zaken had die wolk niet den minsten invloed, maar
toch het was een wolk en hij ergerde zich in hooge mate
over de aanwezigheid er van; misschien zou 't juister zijn te
zeggen, dat hij zich in hooge mate ergerde over zijn onmacht
om die wolk te verdrijven.
«De heer Sampson Levi wenscht u te Bpreken, mijnheer,"
herhaalde de bediende, toen de heer Racksole door geenerlei
teeken te kennen gaf, dat hij hem had verstaan.
«Dat hoor ik," zei Racksole. «Wenscht hij mij persoonlijk
te spreken?"
«Hij heeft naar u gevraagd, mijnheer."
«Misschien wil hij Rocco spreken over een menu of iets
van dien aard."
(Wordt vervolgd).