NIEUWE
HÉT Nieuws- en Advertentieblad ^ÊjT
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
No. 48.
Woensdag 17 Juni 1914.
43e jaargang
WAAa8€9tOWS!t«.
De FirowtA. LEWEN STE1N
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
VERGETEN.
HET BABYLON HOTEL
Aangezien ona gebleken is dat er onder onzen
naam zeer ondeugdelijke Naaimachines verkocht
wordoo, zoo berichten wij dat op al onze Naai
machines nevenstaand handelsmerk moet voor
komen. Men l^te zich onder welk voorwendsel
ook geen nagemaakte Leweustein' machine aan
praten. Voor Amersfoort' en Omstreken eenigsto
Agent W. KOMMER, Kromraestraat 24, Amersfoort
UTRECHT, CH O OR STRAAT 14.
v/auye/s -fijtroroa z
s/yr/s iAiosJïa*/p/mc
ArArüe/to
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk f 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER
Bureau: Langestraat 37. Telephoonn. 69.
ADVER1ENTIËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere reg9l meer V\, Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
In de mythologie der oude Grieken
is Lethe de naam van den Stroom
der Vergetelheid, die in de onderwe
reld vloeit rondom het Eiland der
Zaligen. Waren de schimmen aan den
oever van dien stroom gekomen, dan
dronken zij daaruit, en aanstonds was
alle herinnering de ziel ontvloden. Op
het oogenblik, dat de heldere drup
pelen de lippen raakten, waren alle
smarten der aarde uit het geheugen
weggewiscbt, was alle voorbijgegane
leed vergeten.
Alle leed maar ook alle lief. Van
bet licht der vreugde was evenmin
het flauwste straaltje overgebleven,
de verrukking van de blijdschap was
evenzoo voor eeuwig weggevaagd.
De Ouden beschouwden dezen dronk
der verwelkoming in de wereld der
nimmer verdwijnende schaduwen als
een weldaad, den afgestorvenen be
wezen. De ondoordringbare sluier, die
voor bet zielsoog der dooden bet ver
leden even volkomen afsloot als voor
dat der levenden de toekomst is ver
borgen, beteekende voor hen de ophef
fing van een drukkenden last de
teug, der schim toegankelijk gesteld,
bracht haar tot de rust der oneindig
heid.
Ligt er niet, op den bodem van
deze voorstelling, een levenswaardee-
ring van somberen klank?
Ongetwijfeld is er veel, dat haar
rechtvaardigt. Wij weten het maar
al te goed, en alle geslachten, die aan
het onze zijn voorafgegaan, wisten het
niet minder goed, dat het leven veel
bevat, waarmede de grens der men-
scbelijke draagkracht bereikt is, dat
blijft pijnigen lang nadat het is voor
bijgegaan, waarvan de ongewilde
herinnering nieuwe smart veroorzaakt,
gelijk nog vele jaren na een amputatie
pijn gevoeld wordt aan bet lichaams
deel dat er niet meer is. En ja, mis-
schien hebben de misdeelden, wier
pad zoo ruw is geweest, daarop wei
eens een zonnestraaltje zien nederda
len, wel eens uren, dagen van geluk
gekend, maar toch zouden zij, aan
het eind van hun moeitevolle loop
baan gekomen, zonder overdrijving
met aartsvader Jacob kunnen zeggen
Weinig en kwaad zijn de dagen der
jaren mijns levens geweest.
Met alle sympathie voor het lot
dergenen wien meer kwellingen dan
liefkoozingen ten deel vallen, kunnen
wij or toch niet toe komen in de
oud-Testamentische klacht den grond
toon van het levenslied te vinden, en
te erkennen, dat het beste wat wij
met den levensinhoud zouden kunnen
doen, zou zijn dien te vergeten. Er
is toch zooveel schoons in dat door
de toovermacbt der herinnering gaarne
wordt teruggeroepen, dat, op een
afstand gezien, nog schooner lijkt dan
het was toen het zich nabij bevond
en wij er in warenop het, met het
licht der dankbaarheid bestraald scherm
van het verleden vertoonen zich zooveel
liefelijke beelden, die wij nog eenmaal
en bij herhaling als vriendelijke ver
schijningen begroeten, dat wij bet
als de voorspelling van een ramp
zouden beschouwen, als men ons zeide
dat er vóór het einde onzer dagen
een oogenblik zou komen, waarin dat
alles aan hel geheugen ontglipt om
nimmer weer te keeren.
En, ook over de kwade dagen denken
wjjj anders dan die oude Grieken en
die oude patriach. Wij verlangen niet
ze te vergeten en wij klagen er niet
over. Zij zijn in onzen geest, op het
veld der herinnering, de schaduwen,
die blijven hangen over een mooi land
schap, waarvan zij de schoonheid ver-
hoogen.
Alweer geven wij toe, er is een
lijden dat verbittert, en waaraan wij,
jaren daarna, niet kunnen terugdenken
zonder een herleving van dat gevoel.
Toch achten wjj het niet onjuist te
zeggen, dat het in kracht zal afnemen
Daarmate wijzelf moreel hooger staan.
Het komt vao onderen op en bereikt
ons dan minder spoedig. Die herinne
ringen, zij worden meest verwekt door
lage handelingen, die anderen jegens
ons bedreven hebben, erger nog, die
door onszelf werden begaandoor
onvoorzichtigheden, waarvan wij de
slachtoffers zijn geworden, door
nederlagen, geleden in edelen strijd.
Konden wij dat alles volstrekt ver
geten, het zou ons eens zegen zijn.
Toch ook niet weer geheel.
De achltiend'eeuwsche dichteres
Lucretia Wilhelmina Van Merken heeft
in een zeer lang en, wat den vers
bouw betreft, vloeieDd, schoon niet
altijd boeieDd leerdicht bet »Nut der
Tegenspoedend berijmd, en voor en
na haar hebben zeer velen dat nut
erkend. Het is dan ook onbetwistbaar,
wijl de school des levens de leerstof
niet mag ontberen, die geleverd wordt
door hetgeen leed veroorzaakt. Lag
het in onze macht, over het door
den tegenspoed achtergelaten beeld
de hand te bewegen, zoo dat er niets
meer van overgelaten werd, hing
het van onzen wil af, de onaangename
herinneringen te doen verdwijnen om
alleen de lachende over te houden,
wij zouden aan de vergetelheid prijs
geven wat nog weieens degelijk mocht
worden overwogen om, door nauw
keurig kennis te nemen van vermoe
delijke oorzaken, aan nieuwe smar
telijke gevolgen bij mogelijken terug
keer van dezen te ontkomen. Het ge
duldige lastdier van het spreekwoord
zou van den steen des aanstoots, met
welken hij eenmaal in pijnlijke aan
raking kwam,meermalen hinder hebben
indien hij de plek niet onthield waar
hij ligt. Zeker, de gedachte aan ter
gende dingen is vervelend; zij komt
bij ons op in tijden, dat wij er heele-
maal niet op gesteld zijn, als nijdige
vreugdeverstoorster. Doch het gebeurt
ook dat wij haar noodig hebben. Hielden
wij trouw dagboek, dan zou menige blad
zijde gevuld worden die het ons liever
zou zijn met iets liefelijkers te kunnen
volschrijven niettemin zouden wij ons
schade doen door die bladen uit te
scheuren.
Heer, gedenk den Atheners, moest
een slaafden Perzischen koning Darius
Hystaspes dagelijks toeroepen. Wél
was hetgeen hem was aangedaan naar
zijn oordeel grievend geooeg om het
nooit te vergeten, maar de baat moest
door een hoorbaren klank telkens
weer geprikkeld en opgezweept wor
den totdat bij eindelijk in een
daad zich kon uitdrukken.
Op iets minder grootscbe schaal
zijn velen onzer aan dien heerscher
gelijk. Niet, dat wij iemand in dienst
genomen hebben, belast met de zorg
ora ons geheugen op het punt van
aotipatbieën en voorgenomen wraak
oefeningen kleine misschien, maar
wat is er eigenlijk klein in de zede-
lyke wereldorde? wat te verscher
pen wij zijn daar zelf mans genoeg
voor. En, mocht er, met de jaren,
eenige veiflauwing komen in het ver-
den mogen om de diDgen uit het verle-
vast te houden, het zyn niet deze,
die wij het eerst lasten glippen. De
wezenlijk practiscbe aanbevelingGrif
ontvangen weldaden in het marmer,
schrijf ondergane beleedigingen in
bet zand, keeren wij weieens om, ten
gevolge van een lapsus memoriae, een
gebeugensvergissing van bedenkelijken
aard.
Dus, dan is er toch wel iets, dat
wij zoo gauw mogelijk vergeten moe
ten, waarvoor wij ons een apart Lethe-
stroompje zouden wenschen?
Ja, wat de gewekte aandoeningen
betreft. De afkeer door afkeorens-
waardige handelingen, die wij mis
schien minder scherp zouden beoor
deeld hebben indien wij met al de
beweegredenen bekend waren geweest,
de weerzin, die de terugslag is op
onrechtvaardige beoordeelingen, waar
aan wij hebben blootgestaan, en die
alleen dan te billijken is als wij in
de ziel overtuigd zijn dat wij baar
niet hebben verdiend, het leed
gevoel, door jegens ons gepleegd on
recht veroorzaakt, wij kunnen ze,
voor zooverre zij den personen aan
gaan, die zich er aan schuldig heb
ben gemaakt, en vooral wanneer het
een en ander is genoteerd als een
soort van schuldvordering, te gelegener
tijd te vereffenen, wel laten verflau
wen en verdwijnen. De feilen, laten
wij die vasthouden, ook alweer als
leeringsmateriaal.Het katt in den strijd
des levens dienst doen, niet om er een
aanvalswapen van te maken, maar
om bij de verdediging gebruikt te
worden. Er kunnen zich overeenkom
stige omstandigheden voordoen, waar
bij ervaring, dat is eigenlijk de som
van onze niet vergeten gewaarwor
dingen, bijzonder goed te pas komt.
Niet alle indrukken gaan even diep
«n de stof, waarin zij worden neei-
gelegd, verschilt in weekheid en in
veerkracht. Men kent dengenen een
zoogenaamd ontvankelijk gemoed toe,
die door uitwendig gebeuren en door
innerlijken drang licht worden aan
gedaan, ofschoou daar niet zelden mee
gepaard gaat een gemis van vast-
houdingsverrnogen. Wie in dat gevoel
verkeeren vergeten spoedig.
Jeugdherinneringen blijven lang be
waard; personeD, die op gevoiderden
leeftijd door vet zwakking van geestes-
énergie niet in staat zijn, dingen van
weinig tijd geleden terug te roepen,
verbazen soms door de levendigheid
waarmede zij hetgeen langer dan een
halve eeuw in het verleden ligt, nu
nog kunnen weergeven. Het psychisch
verschijnsel van geheugen verflau
wing, die vaak gepaard gaat met bet
intact blijven van bet oordeel, die
niet zelden ook eenzijdig is, in dien
zin dat zij bepaald blijft lot het ver
geten van namen of van getallen,
door E. Bennett
31) (uit het Engelsch.)
"Ik zal 't gaan vragen, mijnheer," en de bediende opende
de deur.
«Wacht even," kommandeerde Racksole opeens. "Verzoek
den heer Sampson Levy hier bij mij te komen."
De groote effectenmakelaar van het "Kaffer-Circus" trad
de kamer binnen, op eenvoudige, volstrekt niet aanmatigende
manier, 't Was een vrij kleine, blozende figuur, in zijn kleeding
het type van een Hebreeuwsche financier, met een te kort
vest eD een sterk in 't oog loopende horlogeketting. In zijn
vleezige hand hield hij een stok met gouden knop en een
volkomen nieuwen hoogen hoed want 't was Vrijdag eD
de heer Levy kocht geregeld eiken Vrijdag een nieuwen hoed,
vacantietijden alleen uitgezonderd. Hij ademde zwaar en snoof
telkens door den neus, als had hij zoo pas een of anderen
Herculischen lichaamsarbeid verricht. Hij keek den Amerikaan-
schen millionair aan met een uitdrukking in zijn blik, waarin
iemand een zweem van verlegenheid zou hebben kunnen ont
dekken, maar tegelijkertijd openbaarde zijn rond, rood gezicht
een zekere mate van oprecht gemeende bewondering en wel
willendheid.
»Mr. Racksole, geloof ik mr. Theodore Racksole. Veel
genoegen kennis te maken, mijnheer." Aldus luidden de eerste
woorden van den heer Sampson Levy. Wat den vorm betrof,
leek 't de begroeting van een schoorsteenveger of iets derge
lijks, maar 't was zonderling, dè toon waarop die woorden
werden uitgesproken, beviel aan Racksole onmiddellijk. Hij
zei tot zichzelf, dat die man daar tegenover hem, van wien
nu juist niet velen 't zouden hebben verwacht, een eerlijk
man moest wezen.
"Goeden morgen," zei Racksole kortaf. "Waaraan heb ik
de eer te danken van
"Ik veronderstel dat uw tijd beperkt is," antwoordde de
heer Sampson Levy. "Met den mijne is dit althans 't geval
eD daarom zal ik u maar dadelijk zeggen wat ik te zeggen
heb. Ik ben een eenvoudig man. Ik beweer volstrekt niet een
"gentleman" te zijn of iets van dien nonsens. Ik ben makelaar
in effecten, dat ben ik, en dat mag de heele wereld weten.
Een paar avonden geleden gaf ik een bal hier in dit hotel,
't Kostte me een paar duizend pond of zoowat en van morgen
heb ik, tusschen twee haakjes, een wissel geteekend om uw
rekening te voldoen. Ik houd niet van bals, maar ik kan 't
moeilijk laten en mijn wijfje houdt er van, dus we geven ze.
Nu, ik heb in 't geheel geen aanmerking te maken op de
bediening en dat alles, wat mijn bal betrof, 't was goed in
orde, heel goed in orde, maar wat ik nn weten wou is dit
waarom liet u een particulieren detective tusschen mijn
gasten rondloopen?"
"Een particuliere detective?" riep Racksole uit, vrij ver
baasd over die beschuldiging.
"Ja," zei de heer Sampson Levi, op vasten toon, met de
hand wuivende om zich wat te verkoelen en Theodore Racksole
recht in 't gelaat ziende, met de ernstige uitdrukking van
iemand die zich verongelijkt voelt. "Ja, een particuliere detective.
't Is een kleinigheid, dat weet ik wel en ik veronderstel dat u,
als eigenaar van de inrichting, beweren zal dat u omtrent
dergelijke dingen doen kan wat u wilmaar ik ben hier even
aangeloopen om u te zeggen dat ik me daarover beklaag,
't Is een kwestie vaD principe, waarom ik bij u kom. Ik ben
er nu niet bepaald boos om, maar 't is mijn principe me over
dergelijke dingen te beklagen."
"M'n waarde mr. Levi," zei Racksole, »ik verzeker u dat
ik, als ik de Gouden Zaal verhuur aan een particulier voor
een particuliere party, 't nooit in mijn hoofd zou krijgen te
doen wat u veronderstelt."
"Waarachtig?" vroeg de heer Sampson Levi, van zijn ge
wone spreekwijze gebruik makende.
"Waarachtig," zei Racksole glimlachend.
"Er was een kerel op mijn bal aanwezig, dien ik niet had
gevraagd. Ik kan verwonderlijk goed gezichten onthouden,
dus ik merkte hem dadelijk op. Verscheidene kennissen hebben
me later gevraagd wat hij daar toch uitvoerde. Er is me door
iemand verteld, dat hij een van uw kellners was, maar dat
geloofde ik niet. Ik ben volstrekt niet bekend met het Babyion
Hotel; ik kom er nooit, maar ik geloof niet dat u een van
uw eigen kellners zoudt zenden om 't oog te houden op mijn
gasten tenzij u hem zond als kellner, natuurlijk, maar deze
man bediende in 't geheel niet, alleen nam hij behoorlijk deel
aan 't drinkeD."
"Misschien kan ik het raadsel eenigszins ophelderen," zei
Racksole. "Ik moet u zeggen, dat ik er al van wist, dat iemand
uw bal ongenoodigd had bijgewoond."
"Hoe was u dat te weten gekomen?"
«Door een louter toeval, mr. Levi. Die bezoeker was een