NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht. |§j|J
IMo. 77.
Zaterdag 26 September 1914.
43e jaargang
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
PAK ME MEE.
IN HET KAMP VAN 0LDËINBI10ËK.
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondageblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever O. J. SLOTHOUWER
Bureau: Langestraat 17. Telephoonn. 69.
ADVER1ENTIËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere reg9l meer 7'/. Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
OORLOG.
Dit nummer bevat uitsluitend foto's
betrekking hebbende op den Europeeschen
oorlog, door onze Correspondenten geno
men, als:
Uit Frankrijk: Een reusachtige Turco,
gewond van het front teruggekeerd, wan
delende in de straten van ParijsFransche
infanterie, vurende op terugtrekkende
Duitschers; De uitwerking van het zwaar
geschut van het FraDsche leger. Uit
EngelandEen verpleegster van het Engel-
sche Roode Kruis, gekleed om te paard
de gewonden op het slagveld te bereiken
Een Kameel corps uit Britsch lndië, dat
zich aangeboden heeft om aan de zijde
van Engeland te strijden. Uit België:
De Kommandant van Dinant, „Oberst-
Leutnant" Beeger, rijdt door de ruïnen
van de geheel verwoeste stad Dinant; De
geheel verwoeste kerk te Visé; Huizen
in de hoofdstraat te Dendermonde, door
de Duitschers vernield. UitDuitschland
De Keizer van Duitschland in gezelschap
van zijn Adjudant Graaf von Moltke.
Een terugblik op de Fransch-Duitsche
oorlog van 1870-'71: Graaf Von Moltke;
Generaal BazaineGeneraal Troc.huLand
lieden bieden op het slagveld bij Wörth
de gewonden lafenis aan; De brug bij
Sedan op 1 September 1870; Charge der
Fransche kurassiers bij Wörth.
Mr. M. W. F. Treub, Minister van
Landbouw, Handel en Nijverheid.
Uit Nederland: De Staf Ie Divisie.
Opening der Staten-Generaal, met
drie foto's.
Spoorwegongeluk in Bangil (Nederl.-
Indië.
De geabonneerde
wonende
wenscht zich te abonneeren op het
weekblad „PAK ME MEE", tegen den
prijs van 3cents thuis bezorgd.
't Is een heel eind ver. De trein
bracht ons, vanwege de erbarmelijke
ïOp-Hoog-Bevel-dienstregeling van de
S.S. en de N. C. S.« niet verd.r dan tot
Harderwijk een boemeltrein tot
Elburg zou daar pas om vijf uur na
middag zijn de rest van den weg
moesten wij fietsen.
We beklagen ons daarover niet. Het
regende en stormde, maar wij hadden
den wind in den rug en onze cape
beschermde ons galapak, waarmee wij
voor den Regeeringscommissaris ver
schijnen moesten, vrij voldoende.
De weg van Harderwijk naar het
kamp is lang.
O, als u den naasten weg wist,
spaarde u de helft uit, zei het obertje
van Ittman in Nunspeet, waar we koffie
dronken. Doch beschermend en ge
wichtig voegde hij er bij«Houd
maar liever den straatweg!
Dat deden we en 't verdroot ons niet.
Ze zijn verrukkelijk van statige
pracht, rijk en voornaam als Gothiscbe
kerkgewelven, deze onafzienbare lanen
tusschen de oude elkaar heel hoog in
de bladerarmen ontmoetende kastaoje-
boomen. De stormwind over de Zuider
zee aangejaagd vulde de trotsche lanen
met frissche geurende aroma, die 't een
verrukking was diep in de Iongen te
ademen. De donkere luchten, die geen
zonnestraal door lieten, bielden de
alleeën in een voorname, bijna plech
tige soberheid van oud-bruin, herfst
kleur.
Toen volgde, achter het station El-
burg, waar de Oldenbroeksche hoog
vlakte aan den gezichteinder, plots als
iets vreemds, een heiionering aan een
ver bergland, rees, de heide, de
bloeiende beide, een fijn geweven oud
Perzisch tapijt, vol flonkering van
paarsch en purper en stil groen.
Doch de bescherming der wind van
gende boomen was hier uit. Weeiloos
waren we thans overgeleverd aan den
wreeden regenstorm.
Hier al dadelijk rees de vraag bij
ons o( het overbrengen naar deze hoogo
heidevlakte van de uit België gevluchte
oorlogsslachtoffers een gelukkige ge
dachte van de Nederlandscbe Regeering
is geweest. We stellen ons voor dat wij
en onze gezinnen aldus zouden worden
geconcentreerd en dit tegen den kouden
winter, die in dezen herfstdag reeds
zijn nadering verkondigde.
Geconcentreerd, het woord wilde
onze gedachten niet meer uit. Concen
tratiekampen, Zuid Afrika, we combi
neerden deze woorden met den naam
van den regeeringscommissie, Dr. Hen
drik Muller, oud gezant van den Oranje
Vrijstaat, met zijn Zuid Afrikaansche
oorlogservaring, die dit kamp heeft
ingericht eu leiden zal.
Doch we hadden voorloopig voor
meersentimenteele overdenkingen niet
de gelegenheid. Op den weg, die aan
den voet der heuvelhelling tot in het
kamp voert, trad ons een stevige
huzaar, in een langen schoudermantel
kleumend tegemoet en commandeerde:
halt. Vroeg naar een blauwe kaart.
Wijl we geen blauwe kaart konden
toonen, moesten we naar de wacht,
naar den wachtmeester. In een houten
huisje, vol tabaksrook, waar de ser
geant met een dozijn manschappen
den tijd verdreef met pijpjes rooken
en oude illustraties bekijken, moesteD
we toen op een houten bank neer
zitten, tot een soldaat, van de hoogte
getelefoneerd, ons balen kwam om
ons naar docter Muller te brengen.
Dat duurde een half uur.
Met sigaretten en het laatste oor
logsnieuws, maakten we 't ons ge-
noegelijk onder de vriendelijke vroolijke
jongens, het wachten was Diet al te
onaangenaam.
We hoorden dat niemand 't kamp
binnen mocht, zonder verlofkaart.
Daar werd de eerste dagen maar in
en uitgeloopen door nieuwsgierigen en
de Belgische vluchtelingen zijn er niet
om bekeken te worden, niet waar?
De soldaat kwam en bracht ons
naar boveD, naar den doctor.
We gingeo het kleine dorp van
groote keeten, met draadversperring
afgesloten, en op alle zijwegen be
waakt door huzaren te voet, langs, en
klommen, vele schildwachten voorbij,
den beuvel op, waar in een lange rij
de gebouwen staan van bet militaire
kamp, door den oud-directeur G. J. de
Jongb, als genie-officier ontworpen en
uitgevoerd.
Daar vóór ons links, daar is 't
bureau van den Regeeringscommissaris,
meer hier naar toe da's de officieren-
cantine en daar recht voor ons, da's
het hospitaal, daar zult u den dokter
wel vinden.
Is dr. Muller zóó vaak in 't hos
pitaal vroeg ik.
Ja natuurlijk, als ie hier is, baast
altijd, antwoordde de soldaat wat ver
baasd.
Van den hoogen heuvelrand was
rondom in dezen jammerlijk droeven
regendag toch het uitzicht van een
ontroerende schoonheid. De felle wind
wapperde het lichtgrijze nevelgordijn
met rukken vaneen en dan lag hei
rijke land In al zijn bekoiende afwis
seling voor .ons operiOverijselenkel
laag groen met de hooge torens van
Zwolle en Kampen, de verre heuvel
achtige Veluwe, de Zuiderzee met een
vlokkig wit van kuivende golven, de
hei, prachtig maar eenzaam, van een
beklemmende eindelooze eenzaamheid.
Géén land om te wonen voor lieden,
die met droeve herinneringen verlaten
zijn, zeker niet voor oorlogsbannelin
gen met nog van ontzetting en leed
geschokte zenuwen, wier heilmiddel
afleiding en drukke bezigheid moei
zijn.
Is de doctor binnen? vroeg de
soldaat aan den ziekensergeant in den
corridor.
Jawel, maar dokier heeft't juist
beel druk ziekenbezoek, antwoordde
hij.
Toen bleek 't een vergissing. Ik had
niet naar den docter moeten vragen,
maar naar den hoogsten autoriteit,
wiens doctoraat niemendal is bij zijn
anderen titel: Regeeringscommissaris.
Ik stelde den soldaat voor, zelf den
Regeeringscommissaris op te zoeken
en wel tot mijn verwondering vond
bij dat beel best.
Hij liet mij liever alleen de kastan
jes uit bet vuur halen
Voorloopig bleek de Regeerings
commissaris bet veel te druk te heb
ben. veel te druk, veel te druk. We
voelden ons dan, in 's hemels naam,
op eigen onderzoek aangewezen 6d
dat vonden we, eerlijk gezegd, best.
Rustig zijn we het kamp binnenge
wandeld en hebben daar een paar
uren gevraagd en gekeken en het
barakkendorp, zooals bet daar met
zijn thans 1150 menscheo leefde, gaf
onzen eersten indruk seen concen
tratiekamp* gelijk.
Wij hebben met velen van de Bel
gische bannelingen gesproken.
Hun verhalen van Duitsche gruwe
len in Visé en Luik behoeven wij
niet over te vertellen. Het «Nieuws
blad* beeft er dagen lang vol van
gestaan. Al deze verhalen zijn eender.
Maar wat kracht en kleur gaf aan
deze verhalen, ze voor den luisteraar
toch weer tot iets nieuws en gewel
digs maakte, het was de baat, de
felle nooit te dooven haat, over te
brengen op de kinderen die mee
luisterden en het meegeleefd hadden,
en door die weer, op hun kinderen
ettelijke generaties nog, de baat tegen
de Duitschers, die uit de stemmen
gromde, uit de oogen gloeide.
De ziel van het wreed mishandelde
volk, lééfde in elk van die verhalen.
En overigens was onze iodruk van
dit concentratiekamp één van doffe
verveling.
Groepe mannen in hun grove lin
nen kielen luierden achter de barak
ken in lusteloos gesprek. De vrouwen
hadden T iets bedrijviger met hun
kleine huishoudelijke plichten, maar
't zijn voor al deze menscben toch
doellooze dagen, waarin de onder
nomen werkzaamheden: heideontgin-
ning (óók als 't felle winter wordt?)
en timmerwerk aan de barakken, dat
toch ovor enkele weken wel gereed
komt, geen vastheid brengen.
Ontevreden zijn deze bannelingen
niet. Integendeel. Zij putten zich uit
in beleefdheidsfrazen en verzekerin
gen van dankbaarheid voor de harte
lijke ontvangst, de goede verzorging,
de puike voeding en de verslaggever
had niet den indruk, dat zij dit deden
uit voorzichtigheid tegenover den
vreemdeling, die misschien wel van
bet gouvernement was.
Eén jonge man klaagde over de
kou. Hij liep te rillen in zijn linnen
kiel, waarover hij van morgen een
colbert gekregen had, onvoldoende
evtnwel, want hij kwam wel uit Luik,
maar jaren achtereen, tot kort voor
den oorlog, had hij in Toulouse ge
woond, een zomerland, een oord waar
't altijd warm is, waar de zon eeuwig
schijnt en ook in de nachten en in
den wintertijd zijn koesterende warmte
volop achterlaat En dan deze guurte
De barakken, zeven zijn het er, en
zij dragen mooie vrouwennamen
Wilhelmina, Emma, Juliana, Johanna
enz., staan bijna alle in de laagte,
waar 't op onzen bezoekdag nat en
modderig over de tusschenpaden was.
Een paar staan er omhoog. Mannen
en vrouwen zijn er afzonderlijk ge
huisvest, alleen voor de getrouwde
paren, die er niet veel zijn, is een
eigen woongelegenheid ingericht. Hoe
veel mannen, vrouwen en kinderen
er waren wist men ons op 't bureau
niet to vertellen. Men heeft het er
zoo ontzaglijk druk, dat er nog geen
tijd was voor een burgerlijken stand
De maaltijden worden gezamenlijk
gebruikt in groote loodsen, arsenaal
en bergplaats van de troepen. In de
soldatenkeuken boven wordt het voed
sel bereid door ballingen, onder toe
zicht van een militairen kok. Het is
goed en er is volop, daarover is de
tevredenheid zeer algemeen.
Wij vroegen aan een ouden Waal,
een fraaie bruine kop in een rand
van spierwilhaar, die er in zijn grof
linnen pak als dwaas verkleed uitzag,
een man, die in een goedzittend
modecostuum behoorde, hoe bij zijn
dag doorbracht.
Wat rondloopen, wat lezen, wat
praten, goed eten en veel, heel veel
slapen, zei hij, we hebben wel wal
geestelijke rust noodig, wij ouderen.
Zéér prees hij de drie geestelijken,
die uit België zijn meegekomen en
die in bet geestelijk leven van deze
bevolking krachtig trachten te voor
zien. In 't bijzonder de pastoor, pastoor
Drees van Mouland, die door de
Duitschers gefusileerd is, zooals in
Maastricht door ooggetuigen voorzeker
werd verteld, is daarin de groote en
goede kracht. Hij woont in een onder
officiershuisje, waar met krijt »Curé«
op de deur geschreven staat en zijn
geestelijke plichten oefent hij uit in
't fouragemagazijn. Daar staat sEglise
Ecole* op de deur. Er is n.l. óók
school. Een onderwijzer uit Visé, rar,
Baltus, houdt er de kinderen bezig,
zorgt dat zij door deze leege gevan
genschap niet al te zeer achter raken.
Ook anderen trachten zich nuttig te
maken, vooral de vrouwen, die waarlijk
met liefde en zorg het huishouden
drijven. En een jonge vrouw, die in
Luik een welbeklante modezaak bad,
houdt toezicht op het vermaken van de
vrouwenkleeren. Zij doet bet innig
ambitieus. Maar er is geen coupe
in te krijgen Met wat garen en draad
en een schaar alléén is op allerlei ge
accidenteerde lichaamsvlakten geen
goede coupe te maken. Ab, welk een
coupeVoyez C'est horrible, n'est-
ce-pas? Haar gevoelig coupeusehart
souffreert er smartelijk onder.
Enkelen van de meest ontwikkelden,
met den onderwijzer Baltus als hun
leider, hebben plannen om de avonden
wat gezellig te maken. Zij denken aan
muziek, voordracht, tooneelspel. L'es-
prit van hun ras verloochent zich niet.
Pastoor Drees, hartelijke, levendige
Vlaming, steunt dat plan. De beide
andere geestelijken zijri meer geleerden,
één is professor in het Bisschoppelijk
Seminarium van St. Truyen geweest.
Hij beeft een herinnering aan de
Duitschers, waarom wel even onder
de mannen gelachen wordt, als zij 't
onder elkaar ophalen: Hij moest uit
alle putten in het dorp het water
proeven om te toonen dat de putten
niet vergiftigd waren.
Pensez done, zóóveel water.
als 't nu nog bier was.
Er is wel verzet noodig. De avonden
zijn al lang en worden langer met
eiken dag.
De soldaat, die ons naar den dokter
gebracht had, vertelde er ons al van:
«De avonden zijn lang en eigenlijk ook
wat bedenkelijk. Er zijn veel jonge
mannen en meisjes de hei is donkel
en wij met ons honderd tw mug huza
ren hebben al aan de bewaking van
de grens genoeg."
Hoewel er vao ordeverstoring geen
sprake is.
Er is anders daar boven een
goede militaire provoost en als er één
dwars wil, wat een enkele maal ge
beurd is, brengt een dag op water en
brood daar hem wel tot rede.
Nog een vergrijp wordt zoo gestraft.
Onverbiddelijk: Rooken in de barak
ken, want u begrijpt, met bet brand
gevaar, dat zou ontzettende gevolgen
kunnen hebben
De bewaking we bemerken het
op onze wandeling telkens, is solide.
Als de bannelingen naar boven gaan
naar het magazijn, naar den dokter,
naar de keuken, moeten zij een briefje
toonen van den acuré" of één der
ambtenaren, om naar de badgelegen
heid buiten te komeneen blauwe
kaart.
Onze aangenaamste indruk is in
het hospitaal geweest.
Dat is geheel in gebruik voor de
zieken onder de Belgen en de dokter
houdt er spreekuur om alle klachten
aan te hooren en te verhelpen, wat
hij, bijgestaan door een sergeant
ziekenoppasser, bewonderenswaardig
opgewekt en welwillend doet.