NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. HET BABYLON HOTEL fto. 6. Woensdag 20 Januari 1915. 44e jaargang VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. DE OORLOG. Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER Bureau: Langestraat 77. Telephoonn. 09. ADVER1ENT1ËN: Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer 7'/* Cent. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. 18 Januari 187118 Januari 1915. Maandag j.l. was het de dag, waarop voor 44 jaar in de Spiegelzaal te Ver sailles hel Duitsche rijk in zijn tegen- genwoordige gestalte geboren werd en koning Wilhelm van Pruisen tot Duilsch keizer werd uitgeroepen. Wij allen hebben de ontroering gevoeld, die het grootsche geeft, bij het aanschouwen van de plaat, die dezen geboortestond verzinnelijkte voor onze oogen. Het Fransche leger was verslagen, er bleef althans weinig van over; Napoleon 111 was geen keizer van Frankrijk meer; de hoofdstad van Frankrijk, het hart der wereld, werd door de zegevierende Duitsche legers belegerd. Bismarck had zijn doel bereikt. Toen na de plechtigheid het koraal «Dankt, dankt, nu allen God<r gezon gen werd, viel het op, hoe Bismarck uit volle borst meezong. Een Beiersche jager maakte er een naast hem staan- den landgenoot opmerkzaam op en deze antwoordde: Nou, als die eenmaal begint te zingen, dan is er- zeker gauw vrede I Inderdaad was de vrede de facto niet ver af meer op dat oogenblik. Frankrijk was toen eigenlijk al ver slagen en al had men moeten stil houden, dat de plechtigheid zou plaats hebben in het oude slot van den Zonnekoning, uit vrees, dat bet Parij- sche garnizoen door een uitval roet in het eten zou gooien (inderdaad had den volgenden dag een groote uitval plaats), het lot van de Fransche hoofdstad was toen eigenlijk al bezegeld. Hoe geheel anders staan de Duitsche legers er op 18 Januari 1915 voor. Het Fiansche leger is niet alleen niet ver slagen, bet heeft deu opmaisch der Duitscliers naar Parijs weten te stuiten, hun aan de Marne een nederlaag toe gebracht en sedert houdt het al maan denlang den vijand in bedwang over het geheele front van Zwitserland tot de Noordzee. Parijs wordt zelfs niet bedreigd, tenzij door aanvallen uit de lucht en in plaats van het «Dankt, dankt nu allen God U te doen opstijgen, vraagt de Duitsche keizer, kleinzoon van den grooten Wilheltir; hem op zijn aanstaanden verjaardag in den gebede te gedenken. Een spoedige vrede? Er is weinig kans op voor het oogenblik, al is het mogelijk, dat de gebeurtenissen een snellen loop zullen nemen, als er een maal aan de een of andere zijde een inzinking aan den dag komt. Eeuwen lang zelfshebbendedorpen van Midden- Italië op den uitgeholdon kalksteen bodem gestaan, tot opeens de druk te zwaar werd en een inzinking plaats had, die een heele provincie verwoestte. Zoo zal het misschien ook gaan met het boog opgezette gebouw der mili taire machtsontplooiing. Men doet het wel in de verschillende hoofdsteden voorkomen of men er eigenlijk in heel normale omsiandigbeden leefr, of rnen van aanvoer van builen heel niet af hankelijk is enz., doch indien dat zoo ware, waarom heeft men dan toch jarenlang ingevoerd wat mennielnoodig had Jarenlang liebben de ministers van financiën met geplooide voorhoofden hun begrootingen zitten besnoeien om ze sluitend te makenwie gelooft het dus, als zij beweren, dat de landen tegen alle buitengewone financieele lasten van de oorlogen zfjn opgewassen? En zoo kan men de eene grootspraak na de andere ontleden, om tot de con clusie te komen, dat de instorting niet zoover meer af kan wezen. Reeds gaan er geruchten maar we hechten er niet zooveel waarde aan dat Oostenrijk den vrede zou willen sluiten tegen afstand van Galicië en Duitscbland tegen hel herstel van den «status quo ante«, dat wil zeggen her stel van den toestand, zooals die vóór den oorlog was. Kon alle hoogmoed opzij gezet worden, wie weet, of dat werkelijk geen goede grondslag voor den vrede zou kunnen zijn. Thans echter zal het moeielijk zijn een grondslag vuor den vrede te vinden, een vrede, die, naar men zegt, ook door Rusland wel wordt begeerd. De bodem scheurt, het groote ge bouw kraakt in zijn voegen, maar de inzinking, die bet einde noodzake lijkerwijze brengen zal, schijnt nog niet ver genoeg voortgeschreden. De uitputting der volken, de men- schenmoord, duurt voort. Duitschlands laatste krachtsinspan ning. Al meermalen is betoogd, dat zoo wel van Fransche als van Duitsche zijde het oog gevestigd wordt gehou den op 't deel van bet front ten oosten en ten westen van Verdun als een geschikte plaats om door te bre ken, als het mogelijk is. Het heet nu, dat Duitscbland nabij Spincourt en Briey gn verder in en om Metz 120.000 man versche troepen bijeen heeft ge trokken. Spincourt ligt bijna 50kilo meter ten noord-westen van Metz en Briey, ongeveer halverwege tusschen beide plaatsen. Voorts wordt verzekerd, dat in Duitschland alle reserves, die nog niet onder de wapenen zijn, worden opge roepen tegen het voorjaar om dan een flinken slag te slaan, zoowel tegen den vijand in het westen als tegen de Russen en zelfs tegen de Serviërs en tegen den Engelschen, die tegen de Turken staan. Duitschland zou de leiding van den gebeelen veldtocht in de hand willen nemen. Naar ons uit Frankfort aan de Main wordt bericht, zijn honderden grondwerkers en spoorwegarbeiders naar België en Noord-Frankrijk ge zonden. De toestand in Oostenrijk. Telegrammen van de Oostenrijkscb- Italiaansche grens melden, dat de binnenlandsche toestand van Oosten rijk van dag tot dag ernstiger wordt ten gevolge van het ontbreken van brood en meel. Voor de levensmid delen moeten de prijzen betaald wor den als tijdens een hongersnood. De ontevredenheid is algemeen. In alle groote centra hebben manifestaties plaats, die in enkele groote steden in een oproer overgingen, waarbij barri cades opgeworpen werden. In gevech ten tusschen politie en oproerlingen werden verscheidene personen gewond en hadden tal van arrestaties plaats. De Belgische neutraliteit. Een aanzienlijke Belg, baron Ker- vyn de Lettenhove, maakt in de «New York Herald" een persoonlijke her innering openbaar, ter weerlegging van hetgeen door Duitschland is aan gevoerd om de schending van de Belgische neutraliteit te vergoêlijken. «Men herinnert zich, aldus schrijft hij welk een drukte er in Berlijn gemaakt weid over de ontdekking in de archieven van het ministerie van buitenlandscbe zaken te Brussel van een zoogenaamd document, betrekking hebbende op een onderhoud, eenige jaren geleden gevoerd tusschen den Engelschen militairen attaché en gene raal Ducarne, toentertijd chef van den gencralen staf van het Belgische leger. Bij dit onderhoud zou de mogelijkheid zijn besproken van een gewapend tus- schenbeiden treden van Groot-Brittan- nië dat onze neutraliteit waarborgde, voor het geval die neutraliteit zou worden geschonden. «Niets is meer correct en voor de band liggend dan een rechtmatig on derzoek van een dergelijke mogelijk heid. 't Was trouwens ook Diets nieuws. Dat kan ik op groDd van mijn eigen persoonlijke herinneringen ver- I zekeren. In 1870'71 was mijn vader Belgisch minister van binnenlandsche zaken. Van hem weet ik, ik heb die bijzonderheden ook vermeld in de levensbeschrijving, welke ik van hem heb gegeven dat op het oogenblik, dat de Fransch-Duitsche oorlog uit brak, Engeland, hoewel het van de oorlogvoerende partijen forraeele be loften had ontvangen, toch, in overleg met de Belgische regeering, alle mo- gelijke e maatregelen had genomen om onmiddellijk tusschenbeide te komen, bij een onverhoopte schending van de gewaarborgde neutraliteit. Alles was voorzienvoorschotten in geld, ontscheping van troepen te Antwer pen de sterkte van de te zenden landingstroepen, enz. Tegen welken staat waren doze voorzorgsmaatregelen genomen Voor namelijk tegen Frankrijk, van welken kant toen het ernstigste gevaar dreigde. Maar voor onze buren in 't zuiden en westen zegt de inzender waren de tractaten geen «vodjes papiera, en geen enkel dreigement bereikte ons van hun kant. Zal men, zoo vraagt hij verder redeneerende zooals nu do rijkskanselier en de Duitsche bla den doen, gaan zeggen, dat België, omdat het er op bedacht was zijn grenzen te doen eerbiedigen, toen was verkocht aan Duitscbland oi aan Engeland? Dit heeft toch ondertus- schen de heer von Betbman Hollweg maar gedaan, toen bij, staande op het spreekgestoelte, bet bewuste «docu ment* heen en weer zwaaide, uitroe pende: «Ziet hier het bewijs van het Belgische verraad Er was in 't geheel geen bewijs. De gebeurtenissen hebben enkel ge toond, dat hetgeen men alleen maar als mogelijkheid voorzien bad, dezen keer maar al te zeer waar was." Een onttroonde prins. Ten gevolge van den oorlog is er ook een prins in ballingschap geraakt, zegt de «Vorwarts* die in meer dan één land groote populariteit had en daar, al was 't maar voor korten tijd, zijn scepter zwaaide. Prins Carnaval, die dit vooijaarop non-activiteit wordt gezet en zijn bellenstok en narrenkap heeft moeten opbergen. De oorlogs furie heeft hem, die zelf wel eens graag klappen uitdeelt, een pats ge geven, waarvan hij de eerste maanden wel niet zal bekomen zijn. De dartele prins is internationaal, maar dit jaar is er voor hem in de oorlogvoerende door E. Bennett 56) (uit het Engelsch.) „En, zeg eens," vervolgde de hoofdambtenaar, „al is do zaak ook niet-officieel, 't zou misschien toch wel goed zijn als je je officieelc overjas aantrok. Begrepen „Zeker," zei Hazell, „ik zou dat in elk geval hebben gedaan." „En nu, mr. Hazell," zei Racksole, „zou u me 't genoegen willen doen met me te lunchen Als u 't doet, zou ik wel graag in die restauratie willen lunchen waar u gewoon is te komen." Zoo gebeurde 't, dat Theodore Racksole en George Hazell, ambtenaar van onderzoek bij den rivierdienst, te zamen een lunch gebruikten, van koude schapenbout en koffie, in een heel een voudige restauratie ergens in 't hartje van Londen. De millionair was al spoedig tot de ontdekking gekomen, dat hij de hand had gelegd op een schrander, scherpzinnig man. „Heeft u van middag den tijd aan u?" vroeg hij, nadat ze een poos te zamen hadden zitten praten. „Zeker," zei Hazell, „ik kan zoolang een van mijn mannen 't werk laten doen en dan ben ik volkomen tot uw beschikking." „Nu," zei Racksole, „ik zou willen dat u straks met me meeging naar 't Babylon-Hotel, we kunnen dan 't heele zaakje uitvoerig bepraten. En kunnen we eens op uw boot gaan Ik zou met uw bemanning wel kennis willen maken." „Dat is best," antwoordde Hazell. „Mijn twee mannen zijn de luiste, onverschilligste kerels die maar ergens te vinden zouden zijn. Ze eten te veel en ze hebben altijd een onleschbaren zin in bier, maar ze kennen de Theems uitstekend en ze weten precies hun werk en ze zullen alles doen wat redelijkerwijs van hen ver langd wordt als ze er maar voor worden betaald en ze zich niet te veel behoeven te schamen." Dien avond, even nadat 't donker was geworden, stapte Theo dore Racksole met zijn nieuwen vriend George Hazell in een van de zwart geschilderde Customsbooten, waarvan de bemanning uit twee personen bestond, 't Was een bewolkte, drukkend warme avond. Tusschen eenige voor anker liggende groote stoomschepen door gleed de kleine boot de rivier op. Ten westen vertoonde zich de Tower Bridge, met haar reusachtigen boog de rivier overspannende, aan den oostkant teekende een geheel woud van stoompijpen en masten zich in schemerachtige lijnen af tegen de sombere lucht. Nu en dan snorde een sleepboot, eenige vracht schuiten achter zich aan trekkende, met veel geraas en onder het geflikker van gekleurde signalen voorbij. Dan weer kwam een groote, electrisch verlichte passagiersboot aanstoomen, zich gereed makende voor anker te gaan, om de paar duizend vermoeide reizigers die aan boord waren te ontschepen. Over alles scheen een waas van somberheid en geheimzinnigheid te hangen, zoodat Racksole ternauwernood gelooven kon dat hij zich in Londen bevond in Londen, de meest prozaïsche stad van de wereld. Terwijl de kleine boot zich een weg baande in de schaduw van reusachtige zeeschepen en onder donkere kluizen door, kreeg hij een zonderlinge gewaarwording, alsof in die schijnbare woestenij van water op dat duistere uur van tienen de meest verschrikke lijke, ongehoorde dingen zouden kunnen gebeuren, 't Kwam hem ongeloofelijk voor, dat slechts op een mijl of twee afstand men- schen in theaters naar grappen zaten te luisteren en dat andere menschen aan Canon-Street-station, weinige Meters van hen af, kalm plaats namen in den trein, om te worden vervoerd naar de verschillende rustige buitenwijken, waarvan hij de namen lang zamerhand leerde. Hij had de eigenaardige gewaarwording van zich in een andere wereld te bevinden, die ons soms overvalt in een omgeving, sterk verschillend van wat ons gewoonlijk omringt. De meest eenvoudige geluiden die zijn oor opving, veranderden in zijn verbeelding tot iots geheimzinnigs, iets vol onheilspellende beteekenis. Hij wierp een blik over den kant van den boot in het bruine water en vroeg zich af welke vrecselijke geheimen misschien in de diepte ervan lagen verscholen. Toen stak hij zijn hand in den zak en raakte 't handvat aan van zijn revolver en die welbekende gewaarwording gaf hem meerdere kalmte. De bootslui hadden instructies gekregen om langzaam aan in de richting van den Tower te roeien. Het juiste doel van den tocht was aan beide mannen niet van te voren meegedeeld, maar nu ze veilig en wel op weg waren, oordeelde Hazell 't gewenscht hen eenigszins op de hoogte te stellen. „We zijn aan 't uitkijken naar een stoombarkas, die eenigszins verdacht lijkt," zei hij. „Mijn vriend hier zou die boot graag eens zien en voordat we daarin geslaagd zijn, kunnen we niets bepaalds uitvoeren." „Hoe ziet die boot er zoowat uit, mijnheer?" vroeg de eene roeier, een dikhoofdig man, die tot alle werkelijke krachtsinspan ning absoluut niet in staat scheen. „Ik weet het niet," antwoordde Racksole, „maar zoover ik er over oordeelen kan, was de boot ongeveer een zestig voet lang en zwart geverfd. Me dunkt dat ik ze wel herkennen zal als ik ze zie." „'t Beteekent niet veel om er op af te gaan," riep de andere

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1915 | | pagina 1