NIEUWE
IÉT Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
DE SCHOONE BATAAFSCHE
Woensdag 24 Februari 1915.
44e jaargang
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
DE OORLOG.
3>
J*0. 16.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door bet geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER
Bureau: Langestraat 77. Telephoonn. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 1—6 regels 0.50; iedere regel meer 7'/, Cent.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Wilhelmina van Nassaue.
Wilmina tan Nassaue ben ik, van
Duitschen bloed.
Het Vaderland getrouwe blijf ik tot
in den doed.
Princesse van Oianje ben ik gansch
onverveerd.
's Lands wetten en gebruiken heb ik
altijd geëerd.
De oorlog is ontketend, de volkron
zijn in strijd,
De broedermin vei getend;alom beerscbt
baat en nijd.
Verwoest, vernield de steden verminkt,
gedood, verjaagd,
Gevangen of vertreden, de rnensch als
weggevaagd.
Ik wil geen strijd, slechts vrede'k
denk slechts aan 's lands belang.
De volkrenkiijg, de wreede, maakt mij
bot harte bang.
Niet beef 'k voor eigen leven, doch
voor het Vaderland,
Mijn leven wil ik geven, dat stel ik
ik in Gods band.
Oos Vaderland, bet kleine, bet is van
ons alleen.
Wat ons ook kan verdeelen. daarin
zijn allen één.
Waarin wjj ook verschillen, rang,
stand,geslacht, geloof,
Hierin kan niets ons schelden, bier blijft
de zelfzucht doof.
Wij Jeven hier tevreden in 't lieve
Nederland.
Een ieder mag 't betreden, maar
wapens uit de band.
Komt men gastvrijheid vragen, wij
weigeren ze niet.
Maar wie ze af wil dwingen, komt
niet in ons gebied.
Des riep ik u te wapen tot dekking
onzer grens,
Eo niet om ijdlen krijgsroem; daaraan
denkt bier geen menscb
Wèl om den strijd te keeren van bof
en vrouw en kind,
Riep ik u van uw ai beid te zamen,
eensgezind.
Van 't noorden tot het zuiden, van
't oosten tot de kust,
Werkt gij daarom thans samen tot
beil van onze rust,
Mocht tóch een vijand komen, dan vindt
hij klaar ons staan
Wij zullen hem bestrijden, vereend
om onze vaan.
Wij bidden 's hemels zegen en strijden
slechts voor recht.
Wij worstelen voor vrijheid, wij zijn
van niemand knecht.
Wij zullen ons verweren, hardnekkig,
koppig, stug,
Gedachtig onzen volksaard; wij krom
men niet den rug.
Maar zou het noodig blijken, als 't gaat
om Hollands naam,
Dan willen wij niet wijken, dan vallen
wij te zaam.
Wilmina van Nassaue ben ik van
Hollandscb bloed:
Het Vaderland getrouwe blijft ik tot
in den dood.
Allen Weerbaar.
De strijd nan de Yser.
Een correspondent van de Tijd be
richt uit Zeeuwsch-Vlaanderen
De betrekkelijke rust, welke sinds
eenige dagen aan bet Yserfront is
ingetieden, zal wel veroorzaakt zijn
doorhet vreeselijk slechte weer.Sneeuw,
hagel en regenstormen wisselen
elkaar af, maken den toestand in de
loopgraven schier ondraaglijk en wegen
en terreinen onbegaanbaar. Tocb houdt
men den strijd in den omtrek van
Nieuwpoort nog wat gaande, door nu
en dan een onverhoedscben aanval te
doen. Ook bij Dixmuiden wordt nog
steeds hevig gestreden en van een
rustige bezetting van dit stadje door
de Duitschers is geen sprake meer.
De geallieerden hebben het plaatsje
voortdurend onder artillerie-vuur, en
de Duitschers kunnen er zich slechts
handhaven, door tot in het stadje hun
loopgraven te leggen.
Merkwaardig blijft de stoutmoedig
heid der Engelsche vliegers, die on
danks storm, regen of hagel bun koene
tochten voortzetten. Dinsdagnamiddag
verscheen tot tweemaal toe weer zoo'n
waaghals boven Zeebrugge, terwijl
de Duitschers bem uit tientallen vuur
monden beschoten. De vliegmachine
was als een kleine stip duidelijk tegen
de grauwe wolken afgeteekend en
rond er om heen zag men voortdurend
lichtilikkeringen van de ontploffende
shrapnells, die een rond rookkringetje
achterlieten. De vlieger werd echter
niet getroffen, tot groot genoegen van
de honderden BelgeD, die op of nabij
de grenzen het schouwspel stonden
gade te slaan.
Langs de geheele Hollandsche grens
zijn de Duitschers weer meer troepen
aan het samentrekken en in Maldeg-
hem kwamen bijna 2000 cavaleristen
aan, terwijl ook weer kanonnen werden
aangevoerd bij de vele, die reeds staan
opgesteld.
Diplomatieke fouten.
Omstreeks 14 dagen geleden zond
de Amerikaanscbe gezant in Den Haag
dr. Van Dijke naar de Daily Mail
bericht die ook bij Luxemburg ge
accrediteerd is, een olïicieele mede-
deeling aan den minister-president
van 't groothertogdom Luxemburg.
Zijn brief droeg het zegel en het stem
pel der Vereenigde Staten en werd
over Brussel verzonden. In weerwil
van zijn officieel kaïakter werd het
schrijven door de Duilsche militaire
overheid aangehouden en aan dr. Van
Dijke teruggezonden met de bruuske
vermelding, dat verzegelde en geslo
ten mededeelingen aan de Luxem-
burgsche regeering niet toegelaten
werden. Dr. Van Dijke wilde het niet
tot een formeel protest uit Washing
ton laten komen, maar onderwierp de
zaak aan het oordeel van den Duit
schen gezant in Den Haag, den heer
Von Müller, die zijn verontwaardiging
over het gedrag der militaire auto
riteiten uitsprak en naar Berlijn tele
grafeerde, aldaar dr. Van Dijke's pro
test meedeelde en zekerheid verlangde,
dat iets dergelijks niet weer zou ge
beuren.
De Duitsche regeering zond baar
eigen gezant niet eens een beleefd
antwoord. Toen seinde dr. Van Dijke
naar Washington waarop de Ameri
kaanscbe protestnota volgde. Men ver
neemt, dat de brief aan den minister
president van Luxemburg betrekking
had op Duitsche verbeurdverklaring
van voedingsmiddelen, waardoor de
Luxemburgsche bevolking binnen wei
nig weken in hongersnood zal ver-
keeren.
Een andere diplomatieke onbeleefd
heid was, volgens hetzelfde blad, de
onheusche bejegening, die de Ameri-
kaansche gezant te Berlijn, de heer
Gerard, Dinsdagavond in een Berlijn-
schen schouwburg moest ondervinden.
De Duitsche pers moest er op hoog
bevel over zwijgen, totdat de officieuse
Lokal Anzeiger met de vermaning op
de proppen kwam, dat de Duitschers
wat meer zelfbeheersching moeten
toonen. Het blad legt er vooral de
nadruk op, dat er geen reden bestaat
om aan te nemen, dat de gezant anti-
Duitsch gezind is. Al spreekt een per
soon Eogelsch daarom is hg nog niet
altijd een Engelschman. Al te patri-
otisch gezinde Duitschers werken niet
ten voordeele van het vaderland. Zij
brengen het integendeel schade toe.
De Duitsche militairen vroeger en nu.
De Deensche schrijver Karl Larsen
geeft in Poliliken de volgende schil
dering van de indrukken, die hij bij
zijn verblijf te Berlijn heeft opgedaan
»Tot de Beilijnsche families, bij de
restaurants in de stad, bij de straten
bebooren in den tegenwoordigen tijd
nu eenmaal officieren en soldaten.
Velen hunner zijn uit den oorlog thuis
gekomen als gezonde lieden, die een
kort verlof hebben gekregen, of als
gewonden, die herstellende zijn.
Dat zich die herstellenden erg bur
gerlijk gedragen, als zij op een stok
geleund daar rondwandelen, kan geen
verwondering wekkenmaar interes
sant is het op te merken, hoe zelfs
de jongste en gezondste militairen de
opgeblazenheid hebben afgelegd, die
men voor den oorlog bij menigeen
van ben moest opmerken. De officie
ren zijn, als men het zoo zeggen mag,
ook geestelijk xfeldgrau" geworden,
zij verdwijnen onder de overige be
volking. De oorlog heeft dezen stand
van zijn klassenwaan en zelfverhef
fing volkomen genezen en het zal een
groot geluk zijn voor de Duitsche
maatschappij, als tiet ook zoo blijft,
als eenmaal de oorlogskleedij is afge
legd en de parade-uniform weer wordt
aangetrokken.
Opmerkelijk is ook de als vanzelf
sprekende bescheidenheid der IJzeren-
Kruismannen, gewone soldaten, onder
officieren of officieren. Men ziet en
hoort ze in particuliere gesprekken of
op publieke plaatsen aan familieloden
en vrienden vertellen, zonder ook maar
het geringste spoor van grootspraak
of praalbanserij.
Men krijgt den levendigen indruk,
dat de ernst, dien ze hebben leeren
kennen, al te groot was, dan dat die
weer uit hun geest zou kunnen ver
dwijnen. Zij hebben leeren inzien, hoe
klein wij menschen toch zijn, hoe
weinig gewicht zelfs de grootste per
soonlijke verdienste in de weegschaal
legt in verhouding tot de ongehoorde
taak, die aan allen is opgelegd, en
hoe het onvermijdelijk is, nog weer
eens te beginnen, het nog weer eens
te wagen, nog weer eens de verant
woordelijkheid, het risico op zich te
nemen en tegenover leven en dood
te staani.
Belgische vluchtelingen.
Het Parijsche Journal verneemt
van het Belgische ministerie van bin-
nenlandsche zaken te Havre, dat naar
schatting ongeveer 200.000 Belgische
vluchtelingen zich in Frankrijk,300.000
in Nederland en 750.000 in Engeland
bevinden. In den laatsten tijd zijn er
velen naar België teruggekeerd.
Historisch romantisch verhaal.
I
En toen er een paar jaar later sprake was dat Brigantieus naar'
Britannic zou gaan om daar den oorlog mede te maken, had dit
bericht haar genoegen gedaan. Kort vóór zijn vertrek had hij haar
ergens opgewacht. Hij zou en moest haar alleen spreken. Heftige
woorden voegde hij haar toe. Hij zeide ten slotte dat hij naar
Britannië ging om zich te onderscheiden. Dat hij, als hij terug
kwam aan zijn oom verlof zou vragen met haar to mogen trouwen.
Zij had hem immers altijd beloofd zijn vrouw te zullen worden.
„Dat is lang geleden," had zij koel geantwoord.
„Ja maar, gij moet toch uw belofte houden," riep hij. „Gij
hebt het beloofd en gij moet mijn vrouw worden."
„Als ik wil toch zeker" hernam zij trotsch.
Toen had hij haar een wijle boos, ja dreigend aangestaard.
„Hoor Claudia," zei hij. „Ik heb gezworen dat gij mijn vrouw
zult worden en dat zal en moet geschieden."
„En ik wil niet, verstaat gij," had zij toen vertoornd uit
geroepen. Een oogenblik scheen het of hij in dolle drift op
haar toe zou vliegen. Hij bedwong zich echter, misschien her
innerde hij zich plotseling een vorig geval van drift, dat haar
een bad in den Rijn bezorgd had. Toen zij zich echter omwendde
en naar de hoeve terugging, nam zij zich ernstig voor, zoo het
eenigszins mogelijk was, Brigantieus niet meer te ontmoeten vóór
zijn vertrek naar Britannië. Toen hij een paar dagen vóór dat
vertrek naar Novesium was gegaan om eenige zaken voor zijn
uitrusting aan te boopen, ging zij naar de hoeve van haar moei
aan de Nabalia. Zij had voor dien tijd een gesprek met haar
broeder Claudius gehad en hem gezegd dat zij niets meer van
Brigantieus wilde weten. Dat zij er niet aan dacht ooit zijn
vrouw te worden. Dat zij daarom naar haar moei ging en niet
zou terugkeeren vóór Brigantieus was vertrokken. Civilis, die
reeds lang opgemerkt had dat de jongelieden niet meer op den
vriendschappelijken voet van vroeger met elkander stonden en
die volstrekt niet van Brigantieus en zeer veel van haar hield,
was met haar besluit zeer ingenomen.
„Zeer goed, Claudia," had hij gezegd. „Ik heb altijd gevreesd
dat gij met dien driftkop zoudt huwen. Ik zou je beklaagd heb
ben, maar de liefde is blind. Laat hem gerust loopen. Wees
Nuis.
maar niet bang dat gij ongehuwd zult blijven; er zijn nog man
nen genoeg die het zich een eer zullen rekenen de hand van
Civilis' zuster te verwerven."
Claudia vertrok naar de hoeve aan de Nabalia.
Brigantieus kwam van Novesium terug en miste haar. Niemand
wist evenwel waar zij heen was gegaan, dan haar oom. Deze
antwoordde op een vraag van Brigantieus alleen koeltjes:
„Zij schijnt niet erg op je gesteld te zijn. Ten minste zij
wenscht geen afscheid van je te nemen bij je vertrek naar Bri
tannië. Zij heeft gezegd terug te zullen komen als gij vertrokken
zijt."
Brigantieus was bleek geworden, maar had niets geantwoord.
Een paar dagen daarna vertrok hij naar het Huis te Britten
waar hij ingescheept zou worden naar Britannië.
En kort daarna was Brinio gekomen. Zij herinnerde zich nog
goed den dag dat zij hem het eerst gezien had. Haar broeder
Claudius bracht hem mede. Hij had hem ontmoet te Lugdunum.
Claudius kende den jongen Kaninefaat reeds van diens geboorte
af. Hij was namelijk jarenlang bevriend geweest met Brinio's
vader en had dikwijls op diens hoeve vertoefd. Claudia had hem
evenwel nog nooit gezien. En daar stond hij thans voor haar.
Leiden.
Wordt vervolgd.)