NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
Zaterdag 6 Maart 1015.
44e jaargang
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
Bevordering
Nationale Industrie.
DE SCHOONE BATAAFSCHE
r\o. 10.
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door bet geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever O. J. SLOTHOUWER
Bureau: Langestraat 77. Telephoonn. 09.
ADVER1 ENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer 7'/, Cent.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
De boop, dat er veel bewijzen van
instemming zouden komen met het
ingezonden artikel, dat laatsonderge-
teekende plaatste in de Haagscbe bladen
van 9 Januari j.l. en dat enkele andere
bladen zoo beleefd zijn geweest over
te nemen, waarvoor bij dezen onzen
bartelijken dank, is wel verwezenlijkt.
Bijna duizend schriftelijke bewijzen
van instemming mochten wij ont
vangen.
Wij mogen dus veronderstellen, dat
het denkbeeld bij een groot deel
onzer landgenooten in goede aarde
is gevallen.
Moge de Nederlandsche Botid tot
bevordering van de Nationale Industrie
met dezelfde ingenomenheid worden
begroet, dan twijfelen wij niet of die
Bond zal een zegen worden voor ons
land.
Ziehier in korte trekken, hoe wij
ons voorstellen, dat deze Bond zal
werken.
De leden verbinden zich om bij
voorkeur Nederlandsche waren te koo-
pen en geene buitenlandsche, tenzij
de buitenlandsche beter ofgoedkooper
mochten zijn, en hunne waren bij
voorkeur te koopen bij leveranciers,
die de bevordering van Nationale In
dustrie voorstaan. De Bond geeft een
blad uit, waarin Nederlandsche waren
worden aangekondigd en waarin zoo
veel mogelijk zal worden gewaakt tegen
misbruik van vertrouwen in handels
zaken.
De leden betalen eene jaarlijkscbe
contributie en ontvangen bet bonds
blad.
De winkeliers, leden van den Bond,
moeten vóór aan bun winkel een
plaatje bevestigen, waarop «Bevor
dering van de Nederlandsche Nijver
heid*, en de leden-particulieren kunnen
desverkiezende ook een plaatje aan
bun huis bevestigen legen betaling
der kosten daarvan.
De fabrikanten treden als leden-be
gunstigers of als leden-donateurs tot
den Bond toe. Het bedrag, door ben
jaailijks te betalen, zoude men afhan
kelijk kunnen stellen van het aantal
werklieden, aan hun fabriek verbon
den.
De Bond beeft een centraal bestuur
en afdeelingsbesturen. Aan den Bond
kan verbonden worden een Bureau
van onderzoek, hetwelk inlichtingen
verstrekt voor nieuw op te richten
zaken. Een Bureau van onderzoek,
niet gebaseerd op eigen belang, doch
alleen en bij uitsluiting het algemeen
Nederlandsch belang beoogende. Dit
Bureau van onderzoek, geraadpleegd
bij de oprichting van nieuwe fabrie
ken of handelszaken, moet voorlich
ting geven en, in geval de zaak ver
trouwen verdient, behulpzaam zijn in
het verkrijgen van zooveel mogelijk
sympathie.
Natuurlijk is het niet doenlijk, dat
het bureau van alle bandels- en fa
briekszaken op de hoogte is, doch
samengesteld uit bekwame zakenman
nen ingenieurs en accountants, zoude
men zich door speciale vakmannen
en in de eerste plaats door de belang
hebbenden kunnen doen voorlichten.
Hiermede hebben wij in korte trek
ken het doel en de werking aange
geven van den Bond, dien wij zouden
wenscben op te richten. Wij achten
bet oogenblik thans gunstig om een
beroep te doen op de vaderlandsliefde
onzer landgenooten
Nederland beeft een groot deel van
zijn geld ter beschikking van de Ame-
rikaanscbe nijverheid gesteld.
Nederland ondersteunt thans den
Amerikaanschen en den Canadeeschen
landbouw door reusachtige bedragen
te beleggen in pandbrieven.
Dat geld is niet verloren, maar de
industrie, de landbouw in Nederland
en de Nederlandsche koloniën zouden
met die gelden kunnen worden be
voordeeld.
Het kapitaal van de Koninklijke
Nederlandsche Maatschappij tot exploi
tatie van petroleumbronnen in Neder-
landscb-lndië is voor een gioot deel
in buitenlandsche handen en vele on
dernemingen in onze zoo enorm rijke
koloniën worden met Engelsch en
Duitsch geld geëxploiteerd.
De Rotterdamscbe Tramwegmaat
schappij is eene Belgische onderne
ming.
Is het noodig, heeft het eenig nut
buitenlandsche brandkasten en zeker-
heidssloten te koopen, terwijl de Neder
landsche een graad van volmaaktheid
hebben bereikt, die zeker niet over
troffen wordt in het buitenland.
Orize drukpersen komen bijna zon
der uitzondering uit het buitenland.
In het vorige artikel werd gewezen
op de Nederlandsche lucifers, die zeker
wel met die uit het buitenland kun
nen wedijveren.
Vraagt in eeri winkel naar zeep en
tien tegen een, dat men u buiten
landsche zeep verkoopt, wanneer ge
niet uw verlangen naar Nederlandsch
fabrikaat te kennen geeft. Tocb kun
nen onze Nederlandsche zeepfabrikan
ten zonder eenigen twijfel met die
van buiten 's lands wedijveren.
Nederland heeft een der grootste
gloeilampfabrieken ler wereld. Waar
om moeten de lamphouders voor de
gloeilampen uit het buitenland wor
den betrokken?
Zaagt ge ooit een speld van Neder
landsch maaksel of een naald uit een
Nederlandsche fabriek afkomstig?
Ze zijn er niet, ze worden in Neder
land niet gemaakt, en veel meer arti
kelen nog zouden zeer goed in Neder
land kunnen worden vervaardigd en
zelfs in Nederland ruim voldoenden
afzet vinden, mits maar gebroken
worde met het vooroordeel, om de
voorkeur te geven aan van buiten 's
lands ingevoerde goederen.
De heer Bouvy te Dordrecht schrijft
in het Algemeen Nederlandsch Adver
tentieblad o.m.«In dezen tijd is het
«ongetwijfeld geboden, het geld niet
snaar het buitenland te zenden als
amen het hier zelf kan behouden.
«Onze eigen nijverheid heeft steeds
«groote energie noodig gehad, om
ategen liet buitenland te kunnen con-
«curreeren. Zij heeft steeds den steun
«ontbeerd van baar landgenooten. Zij
«heeft moeten vechten tegen het voor
soordeel, dat wat in Nederland ge-
smaakt werd minderwaardig was. Het
I «zijn juist de fabrikanten geweest
i «die enz.
«Doch nu die nijverheid is aange-
«wezen op baar eigen land, nu haar
«werklieden werk noodig hebben en
«anders komen ten laste der liefda-
sdigheid, nu is bet o i. ieders plicht,
«alvorens zijne bestellingen te doen,
«zich te vergewissen, of hij werk
«krijgt uit eigen nijverheid. Krachtige
«ontwikkeling onzer Nijverheid zal
«daarvan het gevolg zijn.*
De Nederlandsche Nijverheid ver
keert in een redelijk bloeienden toe
stand, maar die toestand zoude veel
beter kunnen zijn, zoo de zucht naar
buitenlandsche artikelen niet b\j velen
op den voorgrond trad. Hierin ver
betering te brengen is bet doel, dat
wij beoogen met de oprichting van
den Bond tot bevordering der Natio
nale Nijverheid en van veel hulp zal
ons daarbij zijn de opneming in ons
tijdschrift van wat er in Nederland
vervaardigd wordt.
Laat ons hopen, dat die lijst door
onzen Bond grooter moge worden en
dat bet niet lang meer zal duren, dat
alle benoodigdheden voor ons leger en
onze vloot in ons land zullen kunnen
worden vervaardigd. Wij verwijzen
bier naar een zeer belangrijk artikel
van een oud-zeeofficier in het Januari
nummer van het maandblad der ver-
eeniging «Onze Vloot*, hetwelk ein
digt met de woorden: «Kan onze
«industrie zicb eenmaal geheel inrichten
aop 't bijzonder werk, dat een zee-
smacht eisebt, kan onze vloot een-
smaal geheel beslaan door wat de
«eigen industrie, die zij geroepen is
«te beschermen, voor haar arbeidt,
ïeerst dan zal ons land in eendrachtig
«samenwerken in waarheid onafhan-
«kelijk zijn.*
Een ieder, wien het belang van zijn
land ter harte gaat, zal dien Bond
steuneniedereen, niet alleen de in
gezetenen van ons land, maar vooral
ook de rechtspersonen en dan in de
allereerste plaats de Staat der Neder
landen, de provinciën, de gemeenten,
de groote stoomvaart- en spoorweg
maatschappijen enz. enz. Dat allen
doordrongen mogen zijn van het denk
beeld, dat door de Nederlandsche
nijverheid te bevorderen zij bun eigen
belang dienen, en daarom in al die
gevallen, waarin de Nederlandsche
Nijverheid wedijveren kan met de
buitenlandsche, de voorkeur geven
aan goederen van eigen bodem.
By God what a country, to make
every inch of it to an example of
commonwealth, zeide een Amerikaan,
van ons land sprekende.
En het is waar. Nederland is van
nature een rijk land; rijk door zijn
prachtige havens, rijk door zijn zoo
bij uitstek bevaarbare rivieren, door
zijn talrijke vaarten en kanalen, rijk
door zijn vruchtbaren bodem, rijk door
den grooten voorraad brandstollen,
die de bodem oplevert, want behalve
steenkolen is de onnoemelijk groote
voorraad turf, zoo bij uitstek geschikt
tot het drijven van fabrieken door de
turfvergassing, een rijkdom, dien onze
bodem oplevert, welken men in hon
derden millioenen moet schatten. Hon
derd vijftig duizend Hectaren laagveen
en dertig duizend Hectaren hoogveen
Op grond van het hiei bovenstaan de
koesteren wij de hoop, dat binnen
korten tijd tot stand zal komende
Bond tot bevordering van Nationale
nijverheid, dat die Bond zal bloeien
en door hem de Nederlandsche nijver
heid.
Nog eens, bevorder de Nederland
sche nijverheid in die gevallen, waarin
zij aan gezonde concurrentie het hoofd
kao bieden. Het is ons aller belang,
dat de Nederlandsche Staat tot grooter
Historisch romantisch verhaat.
5)
Eu Claudia, toen zij daar nu plotseling tegenover Petilius
stond en zijn vurige bewonderende blikken op zich gericht zag,
begon een gevoel te krijgen, alsof zij iets gedaan had waarvan
zij zich te voren niet genoeg rekenschap had gegeven. Een ang
stig gevoel bekroop haar voor een oogenblik. Plotseling rees de
vraag bij haar op, of zij niet een dwaasheid beging met hier op
Petilius' verlangen te komen.
Maar die opwelling duurde niet lang; zij had een te open
karakter en was te rein van gedachten om lang te behoeven te
peinzen over de vraag of iets dat zij deed al of niet betamelijk
was en met een heldere, vaste stem terwijl een lieflijke glimlach
om haar lippen speelde, vroeg zij
„Wel, houd ik niet trouw de belofte u gegeven?"
Haar kalme, vriendelijke vraag had een bedarenden invloed
op Petilius en toen hij antwoordde en opnieuw woorden van dank
sprak, klonken die heel wat rustiger dan die welke hij had geuit
in de eerste ontroering bij haar aankomst.
En zij hadden hun gesprek van den vorigen dag weder op
gevat, hadden weder verwijld in Rome, in de omgeving van
Petro on Lucretia, en die herinnering aangevuld met de weder-
zijdsche vraag wat zij wel gedacht hadden, toen zij elkander daar
plotseling op de heide ontmoetten.
En hun gesprek werd levendiger, vertrouwelijker. De bekoring
van gisteren kwam weer over beidenzij genoten zoo in elkanders
bijzijn. Zonder dat zij recht wisten, hoe zij er toe gekomen waren,
hadden zij plaats genomen op den hoogen kant van den weg,
welke zich vlak tegenover don Donarsteen bevond. Zij zaten aan
den voet van een denneboom op zacht mos tussohen fijne dennen-
naaldjes.
De den wierp zijn breede schaduw voor hen uit, muggen
gonsden om hen heen en het vroolijk getjilp van vinken en
koolmeezen klonk van alle zijden. Hoe liefelijk, hoe heerlijk was
het daar. En terwijl Petilius' stem haar als muziek in de ooren
klonk, terwijl hij haar toefluisterde, dat hij nooit een meisje ont
moet had, dat met haar te vergelijken was, terwijl zijn blikken
haar zeiden hoe hij haar bewonderde, en zijn lippen de hare
drukten, kwam er aan al dat geluk voor Claudia een einde doordat
eensklaps de gedachte aan Brinio bij haar oprees. Zij werd bleek
en een angstige uitdrukking kwam in haar oogen.
„Wat is er?" vroeg Petilius die dit opmerkte, verschrikt.
Claudia gaf geen antwoord.
„Wat is er?" vroeg Petilius nogmaals.
„Ik denk daar," begon Claudia, maar zij hield even op in
twijfel of zij het hem wel zou zeggen.
„Wat dacht gij
„Dat ik eigenlijk niet naast u behoor te zitten."
„Waarom niet?" vervolgde Petilius.
„Eigenlijk," antwoordde Claudia, „eigenlijk is er een persoon,
die misschien recht zou hebben het mij kwalijk te nemen."
Petilius keek haar een oogenblik ernstig, vragend aan.
„Vóór ik naar Rome vertrok, was er op onze hoeve een jonk
man, die zeermet mij ingenomen was," zei Claudia
aarzelend. „Zijn moeder een statige, rijke vrouw, vroeg aan mijn
oudsten broeder, mijn vader is dood, mijn hand voor haar zoon.
Mijn broeder zei niet „neen"hij toonde zich met dat aanzoek
zeer vereerd. Hij wilde mij niet dwÏDgen, maar hij twijfelde
niet, of ook ik zou eenmaal genegenheid voor den knappen jonk
man gaan koesteren. Die jonkman was een Kaninefaat. Zijn
moeder vertrok met de gedachte, dat ook ik in het huwelijk zou
toestemmen. Ik had niet „ja", maar ook geen „neen" gezegd.
Toen ik uit Rome terugkwam, vertelde mijn broeder mij dat de