THERMOGENE
implex
J
MODES.
Fransche ffiodelhoeden en
Engelsche Chpelleriehoeden.
Bet Mantel-Iaiazijii „BE STER"
BEVESTIW-COSTUUMS.
Ia alle prijzen ei degelijke stoffen.
WATTEN
D. KAMPERMAN,
M Al SON SIMONS,
Langestraat 25 Amersfoort,
Zooeven ontvangen een ruime keuze
P. LOMMEN.
KERKBOEKEN,
STICHTELIJKE LECTUUR
Ingezonden.
KENNISGEVING
Adverteniiën.
J. A. GOVERS,
Schoenen naar maat.
SLOTHOUWERS BOEKHANDEL.
CYCLOÏDE.
AMERSFOORT.
bericht de ontvangst der nieuwste
Uitsluitend NEUDE 10,
dagen van September telegrafisch tij
ding kreeg van de afzending aan baar
adres van 80.000 eieren en dat tele
gram luidde: 80.000 Russen naar
Engeland gezonden, snapte wel de
geadresseerde de juiste beleekenis van
het telegram, maar de beambte van
den telegraafdienst begreep het anders
en deze verspreidde het bericht, dat
80.000 Russische soldalen op weg
Daar Engeland waren.
De vrouw van John. D. Rockefeller
overleden.
Mevrouw Rockefeller, de vrouw van
hel hoofd van de Standard Oil Com
pany in Amerika, den rijksten man
van de wereld, was een dochter van
den heer Spelman een koopman in
Cleveland. Zij bereikte den ouderdom
van 75 jaar en overleed na een lang
durige ziekte. Zij huwde met Rocke
feller in 1864.
Eenvoudig in haar leven, gaf zij
niets om weelde en de hooge positie,
die zij in de wereld had kunnen inne
men. Zij was zeer huiselijk en wijdde
zich geheel aan haar echtgenoot en
haar vier kinderen, drie dochters en
een zoon. Ofschoon de heer Rocke
feller een dozijn woonhuizen bezit,
beschouwde zij steeds dat te Cleveland
als haar tehuis en daar leefde zij zoo
eenvoudig mogelijk, omdat zij weinig
waarde aan geld hechtte. Evenals
haar man en baar kinderen had zij
een afkeer van het leven in 't open
baar en zij vertelde, dat er van haar
in 50 jaar geen foto was genomen.
Haar voornaamste genoegen was
uit rijden te gaan en zelf te mennen.
Zij ging naar geen schouwburgen en
weigerde in een auto te rijden. Zij
hield niet van kaarten of andere
spelen. Zij beweerde, dat de plaats
van den vrouw is in den buiselijken
kring. Zelden werd zij met haar man
in 't openbaar gezien en weinigen
kenden haar.
Evenals alle Rockefellers behoorde
zij tot de Vrije Kerk. De Baptisten
gemeente zal bij haar godsdienstoefe
ningen de moederlijke verschijning
missen, wier donker oog en fijn ge-
teekende wenkbrauwen haar veel jon
ger deden schijnen dan zij was
Aan de Nederlandsche Vrouwen
Kleine dropp'len warer, kleine korr'len zand,
Vormen zaam de trotache zee en het schoone land.
Kleine liefdedaden, woordjes teer en zacht,
Hebben vaak in 't kleinste huis, 't grootst geluk
(gebracht.
Nog maar enkele weken en de
velden tusschen Den Haag en Haar
lem prijken weder in oogverblinden
den kleurenpracht.
Het bezoek wordt vermoed dit jaar
weinig te zijn. want de vreemdeling
is in oorlog en van onze landgenoo-
ten zijn er velen in militairen dienst
of door financieele zorgen niet ge
stemd tot een uitstapje.
Is 't thans niet aan de Nederland
sche vrouwen de rollen om te keeren
en te zorgen, dat de bloemen hen
bereiken, die er 't meest beboefte aan
zullen gevoelen, n.l. de arme gewon
den en zieken van alle oorlogvoerende
naties?
Materieel is en wordt er van beide
zijden goed voor hen gezorgd, doch
de troosteres aller zieken en gewon
den, de vriendelijke zonnestraal, de
bloem, vermocht hen niet te bereiken.
Zou bet niet eene schoone, der
Nederlandsche vrouwen waardige, taak
zijn te zorgen dat onze nationale
bloemen thans daar komen, waar
geleden wordt, om hen die lijden te
vei kwikken en een zonnesli aaltje te
brengen in hun zoo somber bestaan
Het schoone ware dan tqvens te
paren aan bet nuttige, want ook de
bloemenhandel zal zeker gaarne vei-
goeding ontvangen voor de afgesne
den bloemen, waar de orders voor de
bollen, in deze droeve tijden, uitblijven.
Geen bloem leent zich ook zoo bij
uitstek tot het genoemde doel als de
byacynth en de tulp, daar zij, afge
sneden, bij eenige verzorging ruim
14 dagen goed blijven en zich uit
muntend laten verpakken, terwijl de
verschillende Regeeringen ongetwijfeld
gaarne tot snelle doorzending zullen
willen medewerken.
Spoed is echter gewenscht of liever
gezegd beslist noodzakelijk, want
eventueels voorbereidende maatrege
len zullen veel tijd vereischen en
over een maand staat alles in bloei!
Gaarne stel ik mijn kantoor Pape
straat 22, Den Haag (telefoon 2300.
na 7 uur Scheveningen 1714) beschik
baar als ïbemiddelings bureaus teu-
einde het werk te vergemakkelijken
en te bespoedigen, doch verder laat
ik de verwezenlijking van mijn idéé
over aan: de Nederlandsche vrouwen
G. M. DEHLINGER.
Den Haag, 16 Maart 19.5.
straal bekend onder Sectie E. No. 5150.
Amersfoort, 13 Maart 1915.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
De Burgemeester,
VAN RANDW1JCK.
De Secretaris,
A. R. VEENSTRA.
RECLAME.
Hinderwet.
Burgemeester en Wethouders van
Amersfoort brengen ter openbare ken
nis, dat bij hun besluit van 9 Maart
1915 aan W. te Kloese alhier en
zijne rechtverkrijgenden vergunning
is verleend tol het oprichten van eene
steenhouwerij in bet perceel alhier
gelegen aan het St. Janskerkhof, kada
Bekroningen.
Breda 1876.
Utrecht 1»OI.
VOORHEEN W. UTENS,
LaDgestraat 119.
Eerste klasse Reparatie-Inrichting.
Specialiteit in Rijlaarzen.
IJV/tiKin
De nieuwste en beste vermenigvuldiger van
hand- en machineschrift. Afdrukken van
het origineel niet te onderscheiden.
Voorhanden In
Tal van gunstige getuigschriften liggen
ter Inzage.
Bestrijdt met goed gevolg Rhumatiek, Bron
chitis, Keelpijn, Lendenpijn, Pijn in de
zijde, Stijven nek en alle aandoeningen
door koude veroorzaakt.
In doozen van 75 ets. en in doozen van
40 ets. bij alle apothekers en drogisten.
Wat is het Cycloïde-Rijwiel?
Een duidelijk antwoord vindt men in
onze Rijwiel-Prijscourant seizoen 1915, die zoo
juist van de pers is gekomen.
Gratis en franco op aanvraag te verkrijgen.
AMSTERDAM, Overtoom 271.
"^7"©xteg,e2a.Txrooxd.ig,er
GEEN FILIALEN TE UTRECHT,
zal tot nadere aankondiging Zondags van 10—4 uur
geopend zijn.
Aanbevelend,
Uitgebreide keuze in
op verschillende wijze fraai gebonden, en
in prachtbandjes,
geschikt voor geschenken bij het afleggen der geloofsbelijdenis.
Voorhanden in
SLOTHOUWER'S BOEKHANDEL.
geheel naakt. Ik zou wel eens willen weten wat hij hier zoekt
en waarheen hij zich begeeft." Coelius wierp nog een zijdeling-
schen blik naar den Germaan en iets in diens houding sterkte
hem in de overtuiging dat de Germaan (hij zag hem aan voor
een Uzipeet) in het geheel geen aandacht aan hem schonk.
„Ik zou toch niet buitengewoon verbaasd zijn," mompelde
Coelius, „als ik dien knaap bij den Donarsteen weder ontmoette."
Intuesohen was hij doorgereden en kwam nabij den Donarsteen.
Hij stapte van zijn paard, nam dit bij den teugel en bracht het
tusschen de struiken. Daarop plaatste hij zich bij den steen met
de bedoeling scherp uit te kijken naar den Uzipcet.
Binnen eenige oogenblikken zag hij het hoofd van dezen hoven
de struiken verschijnen. Hij bemerkte dat de Uzipeet een blik
op den Donarsteen wierp alsof hij zeggen wilde, „ha, wij zijn
terecht", en daarop weder in het struikgewas verdween.
„Nu is het tijd," bromde Coelius, „die knaap voert wat in
het schild en als hij den Romein geen last wil veroorzaken,
dien ik hem tijdelijk onschadelijk te maken. Hij keek rond
peinzende over een middel om den kerel te overmeesteren.
Plotseling bedacht hij dat zijn paard een halster met lang uit
einde onder het hoofdstel had zitten en hij ging naar het dier
om den halster af te doen. Toen hjj den halster had, liep hjj in
gebogen houding door het geboomte, liet zich voorover vallen
en kroop op handen en voeten verder.
Nauwelijks was hij een weinig van den steen verwijderd, of
hij zag den Uzipeet tusschen de struiken zitten. Coelius ging
zachtjes vooruit tot hij juist achter hem was en toen plotseling
zich oprichtende, spreidde hij zijn armen uit en wierp zich op
den Uzipeet. Deze, blijkbaar hevig verschrikt over dezen onver-
wachten aanval, trachtte te vergeefs zich uit de krachtige armen
van Coelius los te maken. Met een snellen ruk wierp Coelius
hem achterover en zette hem de knie op de borst. Hij wond
het halstertouw, dat hij om zijn middel had, los en sloeg het
vlug om de armen van den Uzipeet. Met een snellen ruk trok
hij den strik, welken hij gelegd had aan en de Uzipeet slaakte
een kreet van pijn.
Coelius trok nu het touw door en sloeg het uiteinde om de
beenen van den Uzipeet. Hier werd ook een knoop gelegd en
daar lag nu de gevreesde knaap geheel weerloos. Coelius stond
op en keek den verbluften Uzipeet opmerkzaam aan. Deze sloeg
van den grond angstige, verbaasde oogen naar hem op. Er was
iets in den Uzipeet, dat hij niet begreep. Diens gelaat had niet
die zware haarbegroeiing, welke bij de woeste Overrijnsche stam
men algemeen aangetroffen werd. Hij had een vrij frissche ge
laatskleur en de wilde onordelijke manier waarop hij zijn hoofd
haar droeg, deed alleen vermoeden dat hij tot de Overrijnsche
volken wilde gerekend worden. Wel was hij slechts met een
paar dierenhuiden bedekt, maar zijn vel had toch niet die bruin
achtig vale tint, welke steeds bij de wilde stammen werd op
gemerkt. Coelius begreep niet recht hoe hij het had, maar hij
begon te twijfelen, of de man die daar gebonden lag, wel tot
een der Overrijnsche volken behoorde. Hij wilde den knaap juist
eens aanspreken, ten einde hem tot een verklaring te dwingen,
toen hij in de verte een helm zag glinsteren. Het was de helm
van een krijgsman te paard, die juist den top van een heuvel
bereikt had en van daar den geheelen omtrek overzag, maar
ook zelf op grooten afstand opgemerkt kon worden. „Petilius"
mompelde Coelius. „Ik dien bij den Donarsteen te zijn voor dat
hij daar aankomt." „Straks zullen wij met elkander spreken,"
snauwde hij den Uzipeet toe en te gelijk het touw grijpende,
trok hij terwijl hij zich een weg door de struiken baande den
woesten knaap zonder veel omslag achter zich over den grond
voort.
(Wordt vervolgd.)