NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. ||H Nederland en de Oorlog. FEUILLETON. No. 33. Zaterdag 24 April 1915. 44e jaargang VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. DE OORLOG. RAADSSTUKKEN. DE SCHOONE BATAAFSCHE Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER BureauLangestraat 77. Telephoonn. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer TA Cent. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. „In goede handen". Bij gelegenheid van den eersten dag van de negende maand van den oorlog, heeft de «Frankfurter Zeitung« uiting gegeven aan haar verwachting op de overwinning en daarbij gezegd: «De wereld zal zien, dat wij geen misbruik zullen maken van onze over winning en dat de zaak van mensche- lijkbeid, waarheid en gerechtigheid in goede handen zal zijn«. Havas merkt naar aanleiding daar van op: Indien men deze verklaring wil gelooven, zou men moeten ver geten, dat Duitscbland de maat van zijn gerechtigheid heeft aangegeven, toen het de onzijdigheid van België schond het heeft het bewijs van zijn menschelijkheid gegeven, toen het non-combattanten vermoordde, alle oorlogswetten overtrad, alsmede de Conventies van Genève en 's-Graven- hage: het heeft zijn waarheidszin doen kennen, door onophoudelijk te liegen en te trachten, op anderen de ver antwoordelijkheid te schuiven van een oorlog, dien het vooraf had beraamd en waarbij het onderteekende ver dragen als een vod papier behandelde. De geheele wereld, welke het uit- noodigt, vertrouwen in Duitschland te stellen, weet thans, dat het Ger manisme beteekent misbruik van macht tegen recht en dat voor het Germanisme het doel de middelen heiligt De Engelsche verliezen bg Neuve Chapelle. Een bericht van veldmaarschalk French van den 5den April zegt, dat de Britsche verliezen bij Neuve Cha pelle als volgt waren: 190 officieren en 2337 man gedood, 359 officieren en 8173 man gewond, 23 officieren en 1728 man vermist. De verkregen resultaten waren echter zoo groot en zoo verreikend, dat de offers niet als ernstig beschouwd kunnen worden. Verscheidene duizenden gedoode vij anden werden op bet slagveld geteld, 12.000 gewonden per trein vervoerd. Alle Britsche verliezen werden bin nen weinige dagen aangevuld. Lichting 1916. In de Memorie van Antwoord deelt de Rege6ring o.a. nog mede, dat aan leiding tot de indiening van dit wetsontwerp werd gevonden in de om standigheid, dat eerlang alle bij de onbereden korpsen ingedeelde militie- plichtigen der lichting 1915 zullen zijn ingelijfd van de lichting 1914 be hoeft nog slechts een kleine groep eerstdaags te worden ingelijfd en dat om desvereischt zoo vroeg mogelijk de lichting 1916 voor inlijving gereed te hebben, met het oog op de volgens de wet te verrichten werkzaamheden, latere indiening niet raadzaam voor kwam. Omtrent den vermoedelijken loop van de inlijving der lichting 1916 kun nen op dit oogenblik nog bezwaarlijk met stelligheid mededeelingen worden gedaan. Deze hangt geheel af van bet verloop der gebeurtenissen. Indien de oorlog blijft voortwoeden zal die in lijving zoo spoedig doenlijk behooren te geschieden of de lichting in haar geheel dan wel bij ploegen zal worden ingelijfd, kan eerst later worden be slist bestaat er echter gegrond uitzicht op het sluiten van den vrede, dan zal de inlijving zoo laat doenlijk plaats hebben en in verschillende ploegen. Het bezwaar, als zouden de dienst plichtigen der lichting 1916 nog te jong zijn om in dienst le treden, wordt door de Regeering niet gedeeld, aan gezien zelfs, als de inlijving zoo vroeg mogelijk geschiedt, deze slechts vijf maanden voorafgaat aan het tijdstip, waarop in normale omstandigheden de eerste ploeg dier lichting onder de wapenen zou komen. Omtrent den duur van het eerste verblijf onder de wapenen der lichting 1916 kan eerst een beslissing worden genomen wanneer tot demobilisatie kan worden overgegaan. Wanneer de om standigheden dit niet mogelijk maken, zal het streven op den voorgrond staan den normalen termijn niet te over schrijden Zeer waarschijnlijk zal het daartoe noodig blijken later ook voor de lichting 1917 uitzonderingsmaat regelen te nemen. Middenstandsverloven. Namens «de Hanze«, Bond van R.-K. Vereenigingen van den Handel- drijvenden en Industrieelen Midden stand, in het bisdom Haarlem, lellende 67 afdeelingen met ruim 5500 leden, is tot den Minister van oorlog het verzoek gericht om aan de onder de wapenen zijnde militairen, beboorende tot den handeldrijvenden industrieelen middenstand, gedurende het voorjaar een met de belangen van hun vak overeenkomend aantal werkdagen extra-verlof te willen verleenen. Tot ondersteuning van dit verzoek wordt aangevoerd, dat een groot aan tal middenstandsbedrij ven, waarvan de hoofden onder de wapenen zijn, bijna of in het geheel geen winst meer opleveren dat voor een groot aantal van die bedrijven het vooijaar de drukste tijd is; en dat wanneer de onder de wapenen zijnde hoofden van de bedoelde bedrijven niet in de ge legenheid zouden worden gesteld ge- duiende eenigen tijd hun bedrijven te leiden, vermoedelijk menige zaak geheel en al zou vetloopen. Voor de werkloozen. Men schrijft aan de Stand.-. Gelukkig, het aantal werkloozen door den oorlog, is niet meer zoo groot als bijv. in de eerste vier maan den van den oorlog. Toch is dit aantal, ook nu nog enorm en moet nog worden gevreesd voor uitbreiding, wanneer ondernemingen niet kunnen voortgaan door gebrek aan grondstoffen, die niet of niet in voldoende mate worden aangevoerd. Behalve de fmancieele gevolgen dezer werkloosheid, zijn er nog moreele, die zich doen gelden gedurende den langen duur. Die langdurige onvrijwillige weikloosbeid moet wel schadelijk wer ken op het moreel der getroffenen, en 't mag daarom worden geloofd, dat verschillende vereenigingen zich beijveren die gevolgen zooveel moge lijk te bestrijden. Onze Chrisfelijke vereenigingen heb ben een vruchtbare taak door geeste lijk en stoffelijk voor de werkloozen werkzaam le zijn, en onder de andere vereenigingen, die aanhoudend werken, de getroffenen gedurende hun werk loosheid aangenaam en veeltijds nut tig bezig te houden, behoort de Na tionale Vereeniging tegen de Werk loosheid. Te Amsterdam, Alkmaar, Arnhem, Dordrecht, 's-Gravenbage, Haarlem, Hilversum, Leiden, Rotterdam, Schie dam, Utrecht, Vlaardingen en Zaandam zijn commissiën ontstaan tot ont spanning en ontwikkeling der werk loozen, en 't is die vereeniging gelukt voor dit werk subsidie van de Regee ring te krijgen. Reeds betichtten de bladen, dat tot directeur van den Werkloosheidsraad is benoemd de heer Gerritsz, bestuurs lid dier vereeniging, en kan geiust worden vastgesteld, dat die Raad door het initiatief der Vereeniging tegen de Werkloosheid is ontstaan. Haar verband met de Nederland- sche arbeidsbeurzen duidt genoegzaam aan, in welke richting die vereeniging wil werkzaam zijn ten bate der be strijding van de werkloosheid, nl. door samentrekking van voor die taak aan gewezen krachten. Ambtenaren. Bij Koninklijk besluit van 16 Febru ari 1915, No. 29 is aan den heer R. Zijlstra. vroeger directeur der bedrij ven alhier, een pensioen toegekend van f2099— 's jaars, waarvan ten laste dezer gemeente komt f1132 per jaar. Naar bleek, is dit het pensioen dat den heer Zijlsta is toegekend als ge wezen directeur der Gasfabriekenzijn verzoek om ook gepensionneerd te mogen worden als Directeur der Water leiding is afgewezen. Volgens de wet op de pensionnee- ring van de Gemeenteambtenaren komt voor pensioen niet in aanmerking een dienstprestatie van minder dan 10 jaar en zoolang heeft de heer Zijlstra de betrekking van Directeur der water leiding niet bekleed. Naar de meening van ons College vloeit uit dezen toestand iets onbil lijks voor den ambtenaar voort, dat zich niet alleen nu voordoet, maar zich mogelijk een enkele maal zal herhalen. Het wil ons dan ook voor komen, dat in dit en dergelijke ge vallen de billijkheid met zich kan brengen dat bet wettelijk pensioen wordt aangevuld met een toeslag ver band houdende met het salaris, waar over geen pensioen wordt toegekend. De hoer Zijlstra genoot als direc teur der beide bedrijven eene bezol diging, vastgesteld op f 4700.Ware dit bedrag tot grondslag genomen voor de berekening van zjjn pensioen, dan zoude dit hebben bedragen f2349 alzoo f250— hooger dan thans is vastgesteld. Volgens den bovenontwikkelden ge- dachtengang zou dus een toeslag moe ten worden verleend van f250 WTij zouden U dan ook reeds vroe ger een voorstel tot het verleenen van dezen bijslag zuiver op billijkheids overwegingen-hebben gedaan, ware het niet, dat ons College, zooals in de voor vorige zitting is gebleken, de meening was toegedaan, dat wette lijke bezwaren het verleenen daarvan tegenstaan. Maar nu Uwe vergadering bleek eene andere meening te zijn toegedaan, achten wij het ons een plicht, U thans voor te stellen, aan den heer R. Zijlstra een jaarlijksche Historisch romantisch verhaal. 19) BRINIO EN CLAUDIA. De maaltijd was somber geweest. Er was weinig gesproken. Gelukkig dat er niet veel gelegenheid was geweest voor ver trouwelijke mededeeliDgen. Daar Sorana allen, die tot de hoeve behoorden, zoowel hoorigen als lijfeigenen een plaats aan den disch verschafte, was er voor een vertrouwelijk gesprek natuur lijk nimmer gelegenheid. Zoo ooit dan was Claudia thans dank baar voor deze gewoonte. Toen de maaltijd afgeloopen was en de aanzittenden zich verwijderden, liep Brinio achter Claudia en juist achter hem volgde Coelius. Claudia wilde naar haar ver trekje gaan, toen Brinio haar even terughield en Coelius hoorde hem zeggen: „Claudia, ik zou je gaarne eens alleen spreken. Zoudt gij hedenavond tegen het opkomen van de maan niet bij den olm willen komen." Claudia schrikte, maar zij maakte een beweging alsof zij zeggen wilde, nu ja, het moet toch eenmaal tot een verklaring komen, en na een oogenblik antwoordde zij „Ik zal er zijn Brinio." De maan kwam dien avond zeer Iaat op, dat wist Coelius. Hij twijfelde niet of alles zou op de hoeve reeds in rust wezen als de samenkomst plaats moest hebben. Blijkbaar had hij zich niet vergist, want na den avondmaaltijd gingen allen naar hun verschillende vertrekken om zich ter rust te begeven en Brinio en Claudia namen evenals Coelius met een gewoon „goeden nacht" afscheid van Sorana, alsof zij geen afspraak gemaakt hadden. De kamer van Claudia lag aan het einde van een lange gang, halverwege waarvan het kleine vertrek was waar Coelius den nacht zou doorbrengen. Claudia wenschte haar bloedverwant voor dit vertrekje gekomen „goeden nacht" en liep door naar haar eigen kamer. Daar gekomen, plaatste* zij zich voor het venster met het plan te wachten tot de zilveren stralen van de maan het erf, waarop zij juist het gezicht had, zouden verlichten. Zij wist niet of zij lang zou moeten wachten, maar daarover be kommerde zij zich minder. Zij vond het wel prettig eens rustig alleen te kunnen zitten en eens te kunnen overdenken, wat in de laatste dagen gebeurd was. Zoo zat zij daar geruimen tijd. Haar laatste ontmoeting met Petilius, haar gekeuvel met Sorana, haar gesprek met Brinio en zijn blijkbare ontstemming, gingen haar door het hoofd en steeds werd haar stemming ernstiger, droeviger. Eindelijk, daar zag zij dat een zilveren glans den top van den olm verlichtte. De maan was opgekomen. Claudia rees op, streek hare kleederen glad en verliet de kamer. Het was doodstil op de hoeve. Alles sliep. Zij liep naar de groote buiten deur en schoof den zwaren grendel weg. Het ding maakte ge lukkig niet veel geluid. Had zij achter zich gezien, dan zou zij Coelius opgemerkt hebben, die juist den hoek van de gang omsloeg. Coelius had haar hooren vertrekken en hij had zich stellig voorgenomen haar te volgen. Hij wilde niet voor spion spelen, maar hij wilde over haar waken. Hij begreep zeer goed dat dit onderhoud er niet een zou wezen van twee gelieven, die in hun samenkomst bij mane schijn liever niet bespied worden. Hij vermoedde, dat Claudia misschien moeilijke oogenblikken zou beleven en hij had zich voorgenomen tegenwoordig te zijn om haar te steunen en op een moeilijk oogenblik te helpen. Zacht schreed hij achter haar voort en toen zij bij den olm gekomèn was, verdween hij tusschen het geboomte. Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1915 | | pagina 1