NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. No. 55. Zaterdag 10 Juli 1915. 44e jaargang. mmm woensdag en zaterdag. DE OORLOG. De oorlog móést komen. Nederland en de Oorlog. FEUILLETON. PRINSES THEUDESINDE. r Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER Bureau: Lauge.traat 17. Telephooun. 00. ADVERT ENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer 7'/t Cent. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Meer Duitsche troepen in het westen dan ooit. De oorlogscorrespondent van de Daily Mail zegt, dat het machtsver toon der Duitschers op het westelijk front thans grooter is dan ooit. Nieuwe troepen, nieuwe munitie, nieuwe strijd middelen zijn aangekomen en wat de Duitschers tot stand brengen, zegt de correspondent met onverholen eerbied, is eenvoudig kolossaal. Er bestaat geen ander woord voor. Maar bijna overal geschiedt dit door chemische en mechanische middelen. De Duit schers gelooven, dat zij met schei kunde kunnen overwinnen. In een der laatste aanvallen kwam uit een der sappen een bek van een straalpijp te voorschijn, die plotseling een bran dende vloeistof in de Engelsche loop graven spoot. Nieuwe gassen worden naar den tegenstander toegedreven, en instede van te verminderen, ver meerderen de granaten van de zware artillerie en van de houwitsers elke maand. Allerlei plaatsen achter de linies der verbondenen worden thans beschoten, waar voor dien tijd nooit een granaat viel; ook de vliegtuigen leggen steeds meer bedrijvigheid aan den dag. Het lijkt zelfs, of de man schappen met scheikundige middelen tot meer bandelen worden aangezet. Waarom juist in dezen tijd de Duitscheis zulk een macht vertoonen, is gemakkelijk te begrijpen. Zij maken zich den oorlog zooveel mogelijk ten nutte en zullen eiken duimbreed gronds, waar maar koren of ander gewas kan groeien, verdedigen. Uit 't bezette gebied balen zij wat er uit te halen valt en nu de oogsttijd aan breekt, willen zij dien oogst voor eigen gebruik houden. Ook geldelijk leven zij op kosten van de overwon nenen. Het boete-systeem is thaüs zoover uitgebreid, dat bijv. in Ménin (Meenen) boeten van een paar francs worden opgelegd aan iemand, die minder eerbiedig een Duitsch soldaat heeft aangekeken. Geen Duitsch goud naar Nederland. Woensdagmorgen ging mej. M. A., een der deftigste ingezetenen van Esschen, naar het bureau der Duit sche grenspost om haar dagelijksche pas, voor overschrijding der grens, naar Nederland. Deze dame die dage lijks een pas kon verkrijgen voor Rozendaal, werd thans ten bureele der Duitsche grenspost gefouilleerd, waarna voor een waarde van 50.000 mark (f 30 000) aan goud en bank papier bij haar gevonden werden. Daar het vervoer van goudgeld over de grens streng verboden is, werd de dame per automobiel naar de gevangenis te Antwerpen overge bracht. In deze zaak moet verraad in bet spel zijn. Duistere wolken aan den horizon. Van 1913 af wordt de toestand slechter, in plaats van te verbeteren. Met 't oog op de hernieuwing der handelsverdragen, die in 1917 moest plaats hebben, kondigde Rusland her roeping van de aan Duitscbland door graaf Witte toegestane voordeelen aan. De Duitschers zouden hun granen niet langer vrij kunnen invoeren en dank zij hun uitvoerpremies het Russische graan op de eigen markt verdringen. Deze stand van zaken was als een van de voornaamste oorzaken van den bloei van den landbouw in Oost- Duitsch- land beschouwd. Men werd nu niet alleen bedreigd door een achteruitgang van den land bouw, doeb men moest daarvan een algeheeleu ondergaDg vreezen, indien de Russische regeering haar besluit handhaafdeomdeemigratie van 250.000 Poolsche arbeiders te verhinderen, die elk jaar de akkers van de Duitsche agrariërs gingen bewerken om tegen den winter in hun land terug te keeren. Hun wegblijven zou de doodsteek zijn voor den Duitschen landbouw. Geen landbouwproductie meer geen voor ziening van het land met levensmid delen uit eigen middelen; men zou geheel afhankelijk worden van deD invoer, d.w.z. van het buitenland, zon der, zooals de Engelschen, over de zee te beschikken. Men zag ook met ontzetting de aanstaande uitputting van de Duitsche en Luxemburgscbe ijzermijnen. In 1940 zou, naar het heette, het Luxem burgscbe mineraal geheel zijn uitgeput. En in 1950 zou er geen Duitsch ijzer erts meer zijn, terwijl het bekken van Briey, kort na 1880 ontdekt, de Fran- scbe metaalnijverheid een schitterend verschiet opent. Als de Franschen de uitwisseling van hun ijzer tegen Duitsche steen kool moeielijkheden in den weg bleven leggen, wat zou dan weldra de toestand van da Rijnsche, Westfaalsche en Silezische industrie zjjn Millioenen menscben op straat, een industriëele catastrofe zonder weerga, ziedaar de nachtmerrie, waarmede de mach tigste natie ter wereld geplaagd begon te worden te midden van haar wel vaart en in een tijd van haar grootste kracht. Landstormwet. In haar memorie van antwoord op bet afdeelingsverslag der Tweede Kamer nopens het wetsontwerp tot nadere uitbreiding van den Landstorm, verdedigt de regeering uitvoerig de beoogde versterking onzer weermacht, betoogende dat hoe meer wjj in staat zullen zijn een ieder te doordringen van bet besef, dat Nederland voort gaat zijn krachten te versterken, des te grooter de kans is dat het doel: de handhaving eener strikte onzijdig heid, zal worden bereikt. Dat door die versterking steun zou worden verleend aan een eventueel drijven naar deelneming aan een vol- kerenkrijg, is een denkbeeldig gevaar. Eenige onverantwoordelijke dagblad schrijvers maken het volk niet. Uns volk verlangt den vrede te bewaren. Het koestert, als geheel genomen, een vriendschappelijke gezindheid jegens elk der oorlogvoerenden. Uitvoerig zet de regeering nader hare bedoeling uiteen. De mannen, die zullen worden opgeroepen de wapenen te dragen, zullen ongeveer 4 maanden worden opgeleid,om daarna plaats te nemen in de gemobiliseerde onderdeelen, waarna een gelijk of ongeveer gelijk aantal landweerman nen met verlof zal worden gezonden. Naarmate dus in den loop der maanden jonge landstormmanneo bij bet leger worden ingedeeld, zullen oudere landweermannen de gelederen verlaten. Ter tegemoetkoming aan geuit ver langen heeft de regeering haar wets voorstel aldus gewijzigd, dat thans wordt voorgesteld de bevoegdheid tot oproeping te beperken tot hen, die niet voor 1916 het 30e in plaats van het 40e levensjaar zullen hebben vol- biacht. Ook dan zal er waarschijnlijk een marge overblijven van mannen, die niet opgeroepen zullen worden, omdat dan reeds alle landweerman nen door landstormmannen zullen zijn vervangen. Wel wenscht de Regeering de man nen tusschen 30 en 40 jaar te doen inschrijven met het oog op onverhoopt later noodige oproeping, waarvoor echter bij de wet toeslemming zal moeten woiden verleend. Vrijwillige landstorm, hoewel van groote waarde, is onvoldoend geoefend voor legerreserve, waarvoor de land storm is aangewezeo. Bij tijdige totstandkoming der wet zal inlijving van eenige ploegen land- stormplicbtigen voorafgaan aan inlij ving der militielichting 1916, welke, mocbi nog dit jaar tot demobilisatie kunnen worden overgegaan, alsdan op normale wijze zal kunnen worden ingelijfd. De regeering wenscht geen ver andering ten aanzien van de vrijstelling van geestelijken enz. In den loop hater verdediging be toogt de Regeering nader bet karakter van noodwet van het ontwerp, dat alleen zal gelden voor de tegenwoor dige buitengewone omstandigheden. Kolen, cokes en briketten. De Minister van Landbouw over weegt om op steenkolen, cokes en briketten, welke hier te lande buiten overleg met bet Kolenbureau van het Kon. Nationaal Steuncomité worden ingevoerd, krachtens de Levensmid delenwet beslag te doen leggen, ten einde ontwrichting van de contracten, die door bemiddeling van het Kolen- bureau zijn gesloten, in bet algemeen belaug van de Nederl. kolenverbruikers legen te gaan. Vanwege de Nijveiheidscommissie van 't ïKoninkl. Nationaal Steun comité 1914a wordt medegedeeld: Het is gebleken, dat velen in den lande in de meenitig verkeeren, dat zij reservekolen kunnen koopen voor minderen prijs dan de Onderlinge Kolenreserve-Nlij. ze hun zal aanbieden. Deze meening berust op een misver stand. Ongetwijfeld zal de Onderlinge Kolen- reserve-Maatscbappij veel goedkooper kolen kunnen koopen dan eenig ander op zichzelf. Dit blijkt uit volkomen ongemoti veerd hooge prijzen, die bij voorbaat voor Engelsche en Duitsche kolen worden betaald, waarbij de afnemers er zich geen rekenschap van geven, dat dit een vermindering zal veroor zaken in de aflevering van kolen, Historisch romantisch verhaal. En Dodo praatte, deelde complimentjes uit, roemde het land schap, bewonderde het lieve meisje naast zich, ging met haar zoo nu en dan op een der banken zitten waar zij een schoon uitzicht hadden. Dodo vergat zijn ontevredenheid en zelfs de prinses was een oogenblik uit zijn gedachten. Plotseling werd hij echter aan haar herinnerd daar hij, toen zij op een bank zaten die uitzicht gaf op den weg naar het kasteel, drie dames te paard naar het slot zagen rijden. Zij moesten hen bijna rakelings voorbij gaan. Weldra herkende Dodo in do voorste, die een lang roomkleurig kleed droeg, Theudesinde. Ook deze had Dodo en Hiltrude weldra op de bank bemerkt. Zij zei iets tegen Zwanehilde en Adallinde die achter haar reden en toen in vollen galop met een kort koel knikje vloog Theudesinde mot haar juffers het tweetal op de bank voorbij. Hiltrude bloosde, Dodo glimlachte in stilte. „Do prinses schijnt boos op mij te zijn," zei hij. „Op een of andere manier ben ik haar onaangenaam, dat heb ik gisteren aan haar koele houding reeds bemerkt." „Oh, trek u dat niet aan," zei Hiltrude, troostend, „zij heeft niets tegen u, maar zij denkt als zij u ziet aan hem wiens komst gij eigenlijk aankondigt." „Zoo zal het wel wezen," hernam Dodo in gedachten plotseling opstaande. Al het lieflijke van het zitje op de bank en het gezelschap van Hiltrude was voor hem door de verschijning van Theudesinde weggevaagd. De prinses had met dien eigenaardigen oogopslag naar hem gekeken, die hem reeds zoo bijzonder had getroffen. Steeds op hetzelfde oogenblik ontmoetten haar blik en de zijne elkander. Zij scheen zich steeds bewust dat hij naar haar zag. Snel sloeg Dodo den weg naar het kasteel in. Zijn haast was zoo groot, dat hij bijna onbeleefd werd tegenover Hiltrude, die werkelijk moeite had hem bij te houden. Een licht rood in haar gelaat en een spijtige blik in haar oogen schenen aan te duiden, dat zij die haast zeer onaangenaam vond. Was zij niet zulk een zacht zinnig, lief meisje geweest, dan zou haar wel een scherpe uit drukking ontsnapt zijn. Voordat Dodo het zelf recht wist, stond hij in de groote zaal van het slot. De koning en de abt liepen rustig, de handen op den rug, op en neder en waren druk in gesprek. Toen Dodo het groote kleed wegschoof dat den ingang vormde, hoorde hij Radboud nog zeggen: „Ja, dat is wel waar, die geestelijken zijn Angolsaksers, maar wat geeft mij dat, nauwe lijks zijn zij in mijn land, of zij stellen zich onder bescherming van den koning, of liever van den hofmeier der Franken en zoo doende werken zij toch onder diens invloed en ik duld geen Frankische inmenging." „U vergeet, als ik zoo vrij mag zijn dit op te merken, dat zij dit doen uit vrees dat de Friezen anders hun kapellen zullen verwoesten," antwoordde de abt. „Daar is ook weer iets van aan," gaf Radboud toe. „Ha, onze opperstalmeester, goed geslapen den eersten nacht op ons slot." „Ja, dank u hertog," antwoordde Dodo, lachend. „De abt is ook nogal tevreden over zijn nachtrust," zei Radboud. „Hij heeft wel niet de roode bedtent gehad, of het vlie gennet van gouddraad, die hij zegt dat te Metz of Soissons geen zeldzaamheden zijn, maar op frisch, fijn linnen zijn wij in Fries land trotsch en dat kan nergens beter wezen. Geslachten door worden zelfs bij eenvoudige Friezen pronkbedden in hooge oere gehouden. Dat berenvel, dat voor uw legerstede lag, is de huid van een beer dien ik met eigen hand in het Kreilerwoud had geveld. Het was de grootste beer, dien ik ooit gezien heb en ik besloot van zijn vel een kleed te doen maken." „Zoowel de zachtheid als de grootte van dat berenvel had reeds mijn aandacht getrokken," hernam Dodo„had ik geweten dat het een van uw jagerstropeeën was, dan had ik het met nog

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1915 | | pagina 1