NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad lÉf voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. No. 38. Woensdag 10 Mei 1310. 45e jaargang De Firma A. LEWENSTEIN UTRECHT, CHOORSTRAAT 14. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. BINNENLAND. WAAIS«B9VIH«. Aangezien ons gebleken is dat er onder onzen naam zeer ondeugdelijke Naaimachines verkocht worden, zoo berichten wij dat op al onze Naai machines nevenstaand handelsmerk moet voor komen. Men late zich onder welk voorwendsel ook geen nagemaakte Lewenstein' machine aan praten. Voor Amersfoort en Omstreken eenigste Agent W. KOMMER, Krommestraat 24, Amersfoort. Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden niter lijk Dinsdag en Vriidag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER Bureau: Langestraat 11. Telephoonn. 69. ADVERT ENTIÜN: Van 16 regels f 0.50; iedere regsl meer 7% Cent. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. IKW «■SlÏBfeiSJSJS Hel besef van machteloosheid is niet het minst kwellende van hetgeen ons drukt in deze benauwende dagen. Wij voelen ons er door naar be neden gehouden als volk. Allerlei be perkingen moeten wij ons laten wel gevallen, die ons niet zouden opgelegd worden, indien wij macht tot verzet tegen den dwang bezaten; verschil lend onrecht ondergaan wij onder protest, zonder van die pogingen tot herstel en tot bet verkrijgen van waarborg tegen herhaling de ge- wenschte gevolgen te zien. Wij, als natie een der kleinen, mogen zonder zelfverheffing zeggen, dat de plichten eener meewarige onzijdigheid niet zijn verzaakt, en terwijl ons dan, van beide kanten van de scheidingshnie der strijdenden, fraaie woorden worden toegevoegd vanwege onze oprechte houding, en onze hulpverleening bin nen eigen grenzen zoowel als op groote afstanden, naar alle zijden, zonder aanzien van nationaliteit, zouden wij ook mogen verwachten, dat met onze rechtmatige belangen wat meer rekening werd gehouden. Helaas, het recht schijnt zich gesteld te hebben aan den kant, waar de hardste slagen gegeven wordentusschen hamer en aambeeld te zitten is niet de aan genaamste plaats, waar het goed is lang te toeven. Het is niet enkel het gemeenschap pelijk gevoel van de noodzakelijkheid van lijdzaam dulden, dat ons nu eens droevig stemt, dan weer wrevelig maakt. Wij hebben ook nog te wor stelen met een persoonlijk gevoel van onmacht. Wat kan, in 's hemelsnaam, in dezen tijd van wereldberoering, de enkeling doen? Wat vermogen zelfs velen te zamen, vereenigd in een ernstig streven naar een goed doel! Daar zijn nog in dezen tijd, na zooveel bittere ervaring, nog groepen van menschen, die zich verbeelden, dat zij wel spaken kunnen steken in de wie len van den woest voortrijdenden strijdwagen der historie, een hoog moedswaan, die nog nawerkt als een vervlogen roes. Maar afgescheiden van die collectieve zelfoverschatting, vin den we overal, zoowel in de rijen der lijdende toeschouwers ah in die van de hardnekkig medestrijdenden, dat er niemand, neen, niemand is. behalve dan enkele buiten aller bereik staande zeer machtigen, die iets doen kan om den stortvloed, die alle welvaart te vernietigen en alle idealisme met zijn golven te overstelpen dreigt, tegen te houden. Dat is wel een gedachte, die ons, kleinen, heel stil moet maken, hoe sterk de neiging tot stemverheffing ook zijn moge. De gebeurtenissen spelen zich af, rondom ons. te onzen koste, tot ons grievend verdriet, en wij staan daar, hulpeloos, hoogstens in staat een penningske te storten in den vergaarbak der gaven, die aangewend zullen worden om een gering deel van het opgestapeld leed te verzachten. Wacht even, dat is dan toch iets. Als het niet gedaan werd, als niet die vele millioenen druppels van hemelsch medelijden zich vereenigden, ook tot een stroom, maar die niet v irnietigend zich uitstort over de arme menschheid, een die statig vloeit en de oevers verfrischt, leven doet opbloeien waar de doodsbrand pas gewoed heeft, als dat werk, voor een groot deel dat der kleinen, niet werd verricht, hoeveel erger zou nog de ellende zijn Kunnen wij de in ontembare grimmigheid, op leven en dood worstelende reuzen niet terughouden van de voortzetting van een strijd, die ook ons erf aanraakt, wij, kleinen, spoeden ons toch naar het oord der aangerichte verwoestingen en vinden daar herstellingswerk. Wij, kleinen, wij vormen, wij hebben althans tot roeping te vormen, de stille kracht, die voortar beidt, voor zoover noodig in het openbaar, maar meer nog in het verborgen. Want bet is niet alleen de bovenbouw van het maatschappelijk huis, die allerzwaarst wordt getroffen. Tot de diepst liggende fundeeringen dringt de verwoesting doornooit heeft een wereldgebeurte nis, van hoe grooten omvang ook, zoo sterk de grondslagen aangetast, waarop het gemeenschapscontract steunt. Dat is geen plaatselijke beschadiging, het is een algeheele ondermvjniDg, en liet oogenblik zal komen, het is wellicht reeds zeer nabij, dat wij met ontzetting zullen zien hoeveel er is verwoest. Tegenover die moreele wereldramp, het teloor gaan van vertrouwen, het wegzinken van den bodem der waar heid, het verduisteren van de begrippen van gerechtigheid, wat kunnen wij, kleinen, stellen? Groot is dikwijls de macht van den enkeling, al behoort hij tot de kleinen, op het gebied van het kwaad. De hand van een kind kan de vonk loslaten, die een bevigen brand doet oplaaien. Het wapen van een vóór zijn daad on bekenden moordenaar kan een eind maken aan een menschenbestaan van onschatbare waarde. Op het daartegen over liggend terrein gaat het minder hevig toe. Daar worden geen woud reuzen geveld, maar zaden gespreid, enkele korrels soms, ook niet zelden handenvol. Daar is het, dat de wellicht langzame, maar daarom niet minder zekere werkingen plaats vinden, waartoe allen, zonder eenige uitsluitinggeroepen zijn. Ook de kleinsten. Men zaait niet altijd aan zijn voeten, heeft een hedendaagsch Fransch schrij ver gezegd. De met mildheid strooiende hand spreidt vaak in de verle, waar het oog niet volgen kan en niettemin de zegen niet uitblijft. Het is een dwaling, en een oorzaak van zwakheid, te meenen, dat de klei nen geen toegang hebben tot akker of tot bouwterrein, vanwege de ge ringheid van hetgeen zij kunnen aan bieden. Er is verschil, er is ook ver scheidenheid van gaven; de taxatie is niet aan ons. Wat schijnbaar geringe waarde heeft, kan, met verstand en met toewijding aangewend, verrassende vruchten geven. De bezitter van slechts één talent begrave het niet in den grond, doch make het rentegevend, opdat bij niet beschaamd worde bij de afrekening. Niemand van ons behoeft er zich een verwijt van te maken, dat hij den wereldvrede niet vermag te vestigen. De organisaties, die voor dat doel gevormd zijn of worden, zullen mis schien iets kunnen bijdragen om het binnen afzienbaren tijd wat naderbij te brengenolke groote ramp ver hoogt den ijver en versterkt de vin dingrijkheid in bet aanwenden van verweermiddelen. Maar laten wij al vast beginnen met vrede te maken in de kleine hut, door ons bewoondbinnen den kleinen kring, waar onze invloed iets kan uitwerkenin de kleine ruimte, waar naar onze stem geluis terd wordt. Al die kringen, hoe ge ring ook van middellijn, kunnen zoo veelvuldig worden, dat zij wel over elkaar heen moeten vallen en zoo geen ruimte meer overlaten voor iets anders. Het werk van vredesapostelen, die ijverig in de weer zijn met ver gaderingen en adressen eu protesten, men gelieve hier niet te lezen, dat wij dat alles minachten! blijft waardeloos, als zij thuis de geneigdheid aan den dag leggen om over nietig heden te twisten en niet beteid zich betoonen om ernstige geschillen langs den weg van vriendelijk overleg tot een oplossing te brengen. Missen wij niet het recht van klagen over rechts krenking zoolang wij zelf het niet met de meeste nauwgezetheid eer biedigen en toepassen? Is er oprecht heid te herkennen in onze veront waardiging over verkrachting der waarheid, zoolang de leugen nog als een kruk achter onzen stoel staat om er op te gaan leunen in oogenbltkken van moreele zwakheid? Tegenover de voortdurende ver schrikkingen van het wereldgebeuren, waarin de zich groot wanenden met forscb gebaar op den voorgrond tre den, plaatsen wij, kleinen, den ge- stadigen arbeid van den kleinen op bouw, ieder voor zich en zooveel mogelijk in samenwerkingmetanderen. Het is zeer wel denkbaar, dat nog velerlei teleurstelling ons deel zal worden, dat de druk nog zal toenemen en onze volharding op zware proef zal stellen. Zelfs is de vrees niet bui tengesloten, dat wij het in 't eind moeten opgeven. Maar dat laatste is wel heel onwaarschijnlijk. Na verblijden koint lijden. Door den opperbevelhebber is be paald 1. dat alle militairen die zich zonder verlof van hun standplaats hebben verwijderd met de Paaschdagen boven de reeds opgelegde straffen, als politie kamer en provoost, een week moeten straf-exerseeren d.i. 7 dagen lang, eiken dag van 5'/»6 nam. gewapend een terrein in verschillende richtingen doorloopen, afgewisseld door loop passen 2. dat de gestraften, indien de perio dieke verloven weer doorgaan, daar van verstoken zullen zijn tot een door den opperbevelhebber nader te be palen tijdstip 3. dat zij, die van 6—24 uur ge mankeerd hebben, een maand ver stoken zijn van alle gunsten als op Zondag van 7lO'/i uur verlof avond permissie enz.; 25 Naar het Duitsch van Estella Schünberg. Daar haar familie eenigzins op de hoogte was gebracht., vertelde zij de predikantsvrouw, van wien het schrijven kwam en las haar zelfs, een weinig blozend, sommige gedeelten er uit voor. „Ach!" riep deze uit, „gij allen, die als vlinders over de aarde zweeft, hoe weinig denkt ge toch, hoe rijk het leven u heeft gezegend en hoe bitter het ontberen voor sommige anderen is, te meer, als men vroeger de goede zijde ervan heeft gekend!" De lachende uitdrukking op Virginie's gezicht ver dween. „Ja, ja, Sofie, ge kunt gelijk hebben," zeide zij haastig, „dat men zelden dankbaar genoeg is voor zijn lot, „m tar denkt ge ook niet, dat men naast al het goede, dat men geniet, toch nog zijn wenschen heeft?" „Zijn wenschen? Wat blijft u te wenschen over, Virginie?" zei Sofie met eenig verwijt in haar stem. „Zie, zoo blind ben ik niet ingenomen met rijkdom en bezit, dat ik die als het hoogste beschouw. Eén ding ontbeert men nog meer dan al het andere. Dat weet ik en dat zeg ik u, nu we op dit uur alleen zijn." „Nu?" vroeg Virginie in spanning. „Ja," sprak de predikantsvrouw, „het woord liefde klinkt erg romantisch en ge zult er om lachen, het uit mijn mond te hoorenMaar zooals ik nu ben, zoo mager en verouderd, was ik niet altijd en daarom heb ik ook nooit kunnen vergeten, wat mij heeft ontbroken, hoe ik er steeds naar heb verlangd, iemand te hooren zeggen dat het leven zonder mij hem niets waard was, dat ik voor hem het beste op de wereld was!" „Maar," begon Virginie verlegen. „Ik weet, kind, wat je wilt zeggen, dat ik een getrouwde vrouw ben; en in zekeren zin heb je gelijk. Ik wil ook mijn man niet aanklagenwat de menschen goed noemen, dat is hij. Maar vraag nu eens, of het hem heel ongelukkig zoa maken, als ik ziek werd en stierf Een paar dagen lang zou hij misschien zijn pijp niet rooken, eenige maanden tamelijk bedroefd zijn, daarna weer zijn oude gewoonten opnemen, eten en drinken als vroeger en daarop, zoo spoedig zulks ging, zijn kinderen een andere moeder geven, zoo rustig en kalm, als men een nieuw meubel koopt!" „Maar, Sofie, die voorstellingen zijn verschrikkelijk riep Virginie ontsteld. „Nietwaar?" antwoordde Sofie. „Maar zoo denkt men en zoo leeft men, als men het schoonste op aarde nooit heeft leeren kennen. Goed is het mis schien niet, maar elk meisje, waarom een man aan zoek doet, zou ik willen toeroepenlaat u niet met koele toegenegenheid afschepen, want die houdt het leven niet warm, maar eisch, dat hij u liefheeft, ver lang mijnentwege zooveel liefde, dat het tot het

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1916 | | pagina 1