NIEUW
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht. |B
feuilleton.
Nu. 54.
Woensdag 5 Juli 191(5.
45e jaargang
De Firma A. LEWENSTEIN
UTRECHT, CHOORSTRAAT 14.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG:
Uitsluitend voor de abonnè's
op dit blad.
Kaart van EUROPA.
VADERLAND.
Aangezien ons gebleken is dat er onder onzen
naam zeer ondeugdelijke Naaimachines verkocht
worden, zoo berichten wij dat op al onze Naai
machines nevenstaand handelsmerk moet voor
komen. Men late zich onder welk voorwendsel
ook geen nagemaakte Lewcnslcin' machine aan
praten. Yoor Amersfoort en Omstreken eenigste
Agent W. KOMMER, Krommestraat 24, Amersfoort.
Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 1.
Franco per post door het geheele Rijk 1.15.
Afzonderlijke Nummers 5 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER
Bureau: Langestraat 77. Telephoonn. 60.
AD VER! ENTIËN:
Van 16 regels 0.60; iedere regel meer 10 Cent.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Tegen inwisseling van de BON,
voorkomende op de derde pagina van
dit nummer, kan men aan ons Bureau,
tegen betaling van dertig cents be
komen een tot den laatsten tijd bij
gewerkte
Deze Kaart, in acht kleuren gedrukt,
heeft eene afmeting van 92 X 79 c.M.
De gevechtsliniën zijn op de kaart
aangegeven.
Bij toezending van 45 cents wordt
deze Kaart franco per post toegezonden.
Voor niet abonnè's is de prijs een
gulden.
Nooit sterker dan in onzen tijd zijn
vaderlandsche neigingen op den voor
grond getreden. De roepstem tot
verdediging van het vaderland heeft
meer millioenen mannen onder de
wapenen gebracht dan in vroegere
tijdperken tienduizendtallen; de ver
plichting om van het land de eer,
de veiligheid, het voortbestaan zelfs,
hooger te stellen dan het eigen leven
en alles wat het inhoudt, doet vol
harden in een worsteling van den
reusachtigsten omvang en waarvan
het einde, als het nog wat lang zich
doet wachten, niet anders kan zijn
dan noodlotig voor allen, die er in
zijn betrokken.
Er is alle reden om de vraag te
stellen of de goede weg is aange
wezen door den menschelijken geest
in die richting te sturen.
Van de woorden „vaderland" en
„moedertaal" gaat een bijzondere
bekoring uit; zij vertegenwoordigen
het hoogste begrip eener innige saam-
hoorigheid.Endeze is geenszins denk
beeldig; zij komt krachtig uit, wan
neer iets gemeenschappelijks ons
aandoet.
Tegenover dit alles zwijgt de critiek
niet. Zij tracht langs de paden der
redeneering te komen niet slechts
tot de waardebepaling, maar ook tot
de kennis van den oorsprong van het
gevoel, dat vaderlandsliefde heet. Het
zelfde wordt nog steeds en werd reeds
eenwenlang beproefd ten aanzien van
godsdienst en van zedelijkheid, zoowel
in hun verband en wederkeerige
inwerking als ten aanzien van hun
geestelijken bestaansgrond.
Maar al werd in een of ander
philosofisch stelsel over deze dingen
het laatste woord gezegd, tot groote
voldoening van wie het uitsprak,
nog zeer vele latere zullen volgen,
vermoedelijk wel tot het oneindige,
althans zoolang er zijn, die niet be
rusten in de uitspraken van een
ander. Zelfs, al geven deze niets dan
negatieve uitkomsten, zooals de
wellicht met eigen inzichten het
meest ingenomen denkers ons als de
vondst van hun machtig intellect
komen aanbieden; al beweren zij en
houden zij voor bewezen, dat soort
gelijke voorstellingen niets anders
kunnen zijn dan de rudimentaire
overblijfselen van een gedachteleven,
aan hetwelk het tegenwoordig geslacht,
tenminste het cultureel ontwikkelde
gedeelte er van, is ontgroeid, het
»al dus sprak de meester, amenzal
niet het slotwoord zijn.
Aan geestelijke goederen heeft
men, laten wij het met een woord
beeld zeggen, weinig houvast; zij,
wier geloof alleen aan hetgeen zij
zien en betasten kunnen, zich hecht,
weten eigenlijk niet goed, wat zij er
aan hebben." Voor dooven bestaat
nu eenmaal geen muziek en voor
blinden geen kleurschakeering.
Misschien heeft de dichter gelijk, als
hij spreekt van «ieder aangeboren»,
indien tenminste niet op het eerste
woord de meeste nadruk wordt gelegd.
Jeugdomgeving verklaart een deel van
den groei der genegenheid maar vaak
is deze nogal veranderd en lost zij
zich op in een reeks van afwisselende
tafereelen. De menschheid van
heden is niet zoo plaatsvast, dat
de plek, waar de wieg stond, een
buitengewone gehechtheid recht
vaardigt; verre en nintmermeer her
stelde verwijdering van die plek maakt
geen deuk in het levensgeluk, en de
aandoening, die men soms kan onder?
gaan bij het weerzien na lange schei
ding, is niet zelden een vluchtig gevoel,
gewekt door de herinnering aan voor
altijd voorbije vreugde, die gevolgd
werd door dagen van zware beproeving.
Ook het omgekeerde kan waar zijn
en geeft dan toch soortgelijke indruk
ken, als moeielijke jeugddagen op
doemen uit een verder helder gekleurd
leveustafereel.
Zullen wij zeggen, dat deze over
wegingen niet gelden voor scheiding
van het vaderland? Er bestaat eenige
reden voor, inzonderheid wanneer het
in den vreemde niet naar wensch gaat.
Maar ook het tegendeel doet zich voor,
en wanneer dan de gehechtheid aan
het vaderland wat slapper wordt,
eindelijk zich oplost als lijmstof in
de vochtigheid, laat men dan niet
meenen met een zeldzaam voorkomend
verschijnsel te doen te hebben. En
toch, het nationaliteitsbesef blijft
bestaan, openbaart zich bij elke
gelegenheid al hoort men zelden zijn
eigen taal meer, al mochten met het
verleden alle hechtselen zijn verbroken,
misschien juist daarom blijft de
vaderlandsliefde voortleven, als de niet
doorieder verstane levenspoëzie naast
het proza des dagelijkschen bestaans.
Het wordt een onweerstaanbare
drang, een tot daden opstuwende
kracht, op het oogenblik, dat het
vaderland, al werd het sinds vele
jaren verlaten, in gevaar verkeert.
Is dat gevoel, sluimerend meestal,
tot geweldige oplaaiirg komende
somtijds, iets onberedeneerds?
Juist door over deze vraag te rede
kavelen, bewijst men haar onzin. Het
bestaan van een der meest werkelijke
realiteiten te willen loochenen, gaat
niet, en daarom tast men haar be
staansrecht aan. Al luidde het vonnis
zoo afwijzend mogelijk, de tot ver
dwijning veroordeelde gaat voort
durend in hooger beroep zij wil niet
weg en gaat niet weg; al zou men
haar met gendarmes uitwerpen zij is
en blijft.
Maar nu is het zoo uiterst nood
lottig, dat die heerlijke, onuitroeibare
eigenschap, waardoor menschelijke
wezens van overeenkomstige geaard
heid en samenwoning in een historisch
geworden verbinding zich thuis ge
voelen, zoo schandelijk wordt uitge
buit.
Stel u voor een familie, wier leden
in de tegenwoordig wel wat zeldzaam
geworden aartsvaderlijkeverhoudingen
hun levensloop volbrengen, en juist
daardoor gebracht zijn tot wan
trouwen, tot haat zelfs jegens de bui
ten haar staanden.
Dat kan niet.
De betrekkingen, uit maatschappe
lijke noodzakkelijkheid geboren, ver
bieden zulks; bovendien zijn er sym
pathieën, die er zich beslist tegen
verzetten zouden. De tot het uiterste
gedreven famieliegenegenheden maak
ten dan den gemeenschapszin vol
komen dood.
Diezelfde relatiën, die door de aan
dikking van een heilzaam en karak
tersterkend vaderlandsch gevoel tot
nationalisme en chauvinisme in gevaar
worden gebracht, kunnen toch even
min gemist worden voor het maat
schappelijk behoud van allen, en de
menschen, die het thans nog in hun
macht hebben met de suggestie van
het gevaar, 't welk het volksbestaan
zou dreigen de woeste instincten te
voorschijn te roepen en in werking
te houden, moeten toch ook wel
beseffen, dat de steunsels van het
maatschappelijk gebouw bij nog langer
voortduren van de worsteling ineen
gaan zakken. Het monster van den
hongersnood gluurt overal orn den
hoek, gereed om binnen te dringen
van het economisch vliegwiel, dat
van de groote machine den gang
regelt, wordt spaak na spaak stuk
geslagen, zoolang, tot het geheel
gaat weigeren en de gelijkmatige
gang dan wel moet overgaan in een
kortstondig hollen naar het einde.
Het zijn niet de echte vaderland-
lievenden, die met alle denkbare
middelen de volharding in den strijd
als eenige uitkomst verkondigen, het
doen voorkomen alsof slechts de ver
plettering van den tegenstander
's lands ondergang kan verhinderen.
Zijzelf weten ook wel, dat het niet
zoo is. Eerzucht en de vrees voor
een mislukking van hetgeen zij hun
internationale politiek noemen belet
ten het te erkenen en de volken
hebben nog niet het middel gevonden
om hun eigen lot in handen te nemen.
Dit te kunnen, daartoe moet de
welbegrepen vaderlandsliefde hen
nopen. Laten wij niet meer dan noodig
is praten over het ontstaan en het
bestaansrecht dezer liefde, maar wèl
trachten haar te ontdoen van on
zuivere bijmengselen.
Het samenwonen in een grooten
staat biedt het twijfelachtig voordeel
aan, dat het sterke machtsontwik
keling maakt waardoor geleidelijk
heerschzuchtige neigingen gewekt en
gevoed worden. In een klein volk, zijn
onafhankelijkheid op prijs stellend,
zich bovendien verheugend in een tact-
eenheid, die de gedachtenwisseling
gemakkelijk maakt, vindt de liefde
41 Naar het Duitsch van Estella Schönberg.
„Neen," antwoordde Anna zacht, „ik geloof niet
dat het noodig zal wezen, dat hij voor mij dikwijls
moet komen, maar ik vind het vriendelijk
van u, Karei, dat ge hem erom hebt gevraagd."
Bij de laatste woorden sloot zij de oogen, alsof
zij weer ging slapen.
Mevrouw Walburg had de laatste dagen in
drukke bezigheden doorgebracht. Bij het naderen
van Oscars thuiskomst en van den vroolijken tijd,
die allen wachtte, wilde zij het huis een prettig,
vriendelijk aanzien geven.
Ja, het kon niet anders, de toekomst van het
jonge paar zou gelukkig wezenhet eene hart
bood het andere alles, wat het maar kon wenschen
of verlangen en alle omstandigheden waren van
dien aard, dat elkeen moest toegeven, dat het
noodlot zelf die twee menschen bij elkaar had ge
voegd
Niettemin vloog de gedachte aan Herman som
wijlen nog door haar geest, maar steeds zag zij
hem rustig en bedaard. Zij vertrouwde er stellig
op, dat zijn genegenheid niet zoo diep geweest
was, om nog langen tijd sporen in zijn hart na
te laten. Het kon niet anders, ook Herman, welke
haar na Oscar het liefste op de wereld was, moest
nog eens innig gelukkig worden!
Over dit alles dacht zij na, terwijl zij juist bezig
was, eenige sierlijke kleinigheden in zijn kamer
in orde te brengen. In haar ijver had zij niet
gehoord, dat voor eenige seconden voetstappen
weerklonken op de trap en verrast keek zij op,
toen plotseling de deur geopend werd.
„Oscar!" riep zij verheugd den binnentredende
tegemoet, „dat noem ik onverwachtHeb je ons
gefopt toen je schreef, dat de zaken je niet voor
morgen vrij lieten?"
„Neen, mama," zei hij, zijn moeder vluchtig
kussende, „maar ik moest afreizen."
„Ja, ja Virginie!" sprak zij plagend.
„Virginie!" riep hij uit, „wat weet ge van haar?"
„Sedert eenige dagen heb ik haar niet gezien,
Oscar," antwoordde zijn moeder op verschrikten toon.
„Wat is er gebeurd, je ziet er zoo ontsteld uit!"
„Misschien is er niets gebeurd," zei hij verstrooid,
„zij schreef mij alleen maar verlang niet, dat ik
daarover spreek. Ik moet het allereerst naar haar toe."
„Maar, kind, zeg mij toch, wat je dan vreest!"
riep de verschrikte vrouw, terwijl zij haar zoon
tegenhield.
Hij maakte zich van haar los en sprak heftig:
„Neen, mama, eerst moet ik licht hebben!" En
met deze woorden stormde hij de trap af, zonder
nog een blik op zijn moeder te werpen.
(Wordt vervolgd.)