NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. No. 55. Zaterdag 8 Juli 1916. 45e jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG! DE OORLOG. BINNENLAND. Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 1. Franco per post door het geheele Rijk f 1.15. Afzonderlijke Nummers 5 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever O. J. SLOTHOUWER Burean: Langestraat 77. Telephoonn. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.60j iedere reg9l meer 10 Cent. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Uitsluitend voor de abonné's op dit blad. Tegen inwisseling van de BON, voorkomende op de derde pagina van dit nummer, kan men aan ons Bureau, tegen betaling van dertig cents be komen een tot deip laatsten tijd bij gewerkte Kaart van EU ROPA, Deze Kaart, in acht kleuren gedrukt, heeft eene afmeting van 92 X 79 c.M. De gevecbtsliniën zijn op de kaart aangegeven. Bij toezending van 45 cents wordt deze Kaart franco per post toegezonden. Voor niet abonné's is de prijs een gulden. Mijnen visschen in de Noordzee. De correspondent in Engeland van de «New York Tribunen, Gordon Bruce, geeft in zijn blad eene beschrijving van het mijnenvisschen in de Noord zee, aan welk bedrijf hij eene week lang heeft deelgenomen. «Wat mij het meest trof, waren de dapperheid en het optimisme der mann in. Het woord «vreest komt in hun woordenboek niet voor. En toch waren er daar vier officieren bijeen, wier schip onder hunne voeten was weggezonken. Dat schijnt er zoo bij te hooren. Het is merkwaardig hoevele hon derden schepen en duizenden mannen voortdurend bezig zijn met het binnen halen van dezen moorddadigen oogst Zij noemen het «visschen». Den volgenden ochtend ging ik dus mee «visschen*. Het weer was bij zonder gunstig en het leek wel, dat wij een goede vangst zouden hebben. »Nou,« zeide de schipper, «we zijn aan den slag. De Duitschers leggen hier en daar en daar (hij wees mij de plaatsen op de kaart aan) in stilte mijnen. Ze maken de ankerlijnen zoo lang, dat de mijn juist even onder water is bij laag getjj, zoodat een schip nooit kans krijgt om ze te zien. Duivelsch werk, hè?« Wij voeren langzaam voort, steeds op denzelfden afstand blijvend van het andere schip. Er was echter niets anders dan eene verbinding tus- schen beide vaartuigen te zien dan bet in zee loopend eindje van den kabel, die het vangapparaat draagt. Laat in den namiddag hadden wij voor 't eerst beet. De kabel ging plotse ling strak staan, waaruit bleek, dat bjj op een bindernis was gestooten. Door bet geheele schip voer een zeer lichte schok. Iedereen aan boord ging over de verschansing leunen en keek met aandacht in het water. «Dat zal er een zijn!* zeide de kapitein, toen de kabel weer verslapte. En het was er inderdaad «een*. De mijn kwam aan de oppervlakte drijven. De stalen kabel waarmede zjj gemeerd was en die 2'/» c.M. dik is, was als met een schaar doorgesneden. Zooals zij daar in zee lui lag te rollen, leek zij op een groote schildpad met stekels op den rug. «Nu begint de aardigheid van de zaakt, zeide de kapitein. De boot manoeuvreerde totdat de mijn op ongeveer 50 M. afstand aan stuur boord lag. Vier man kwamen bij de verschansing staan ieder met een Winchester-geweer, dat zij gelijktijdig afvuurden. De mannen bogen vol spanning over de verschansing om de uitwerking van hun schot te zien. De kogels hadden de luchtkamer doorboord eu het leelijke ding zonk langzaam, als onwillig uit het gezicht. Den volgenden ochtend vingen wij er weer een. Zoodra de kreet van den uitkijk bad weerklonken, dat de mijn aan de oppervlakte was gekomen, zond de kapitein naar beneden om twee geweren te halen. Toen die boven gebracht waren haalde de kapitein verscheidene doozen patronen met looden kogels te voorschijn. »Het kan een poosje duren*, zeide hij, «maar wij zullen na een poosje wel een van de horens raken*. Het duurde ook een poosje pre cies dertig minuten. Op tachtig meter afstand zijn de vijf kleine horentjes, de «trekkers* of «zuigers* zooals ze genoemd worden, niet een gemakkelijk te raken doelwit. Maar ten slotte raakte een van de kogels er toch toevallig een. Er volgde een ontploffing, die ons de tanden deed klapperen en een dikke zwarte wolk kronkelde op in de stille lucht terwijl een glanzende waterzuil door de wolk been een twintig meter boog opschoot. Het was een merk waardig gezicht*. De toekomst den natiën. In de «Daily News» zegt een mede werker, die zich A. G. G. noemt, het volgende over de toekomst der natiës: «De primitieve mensch streed voort durend met al zijne medemenschen; toen ontstond de stam en in die, waartoe hij behoorde, was hij vreed zaam. Marr de eene stam voerde oorlog met de andere en uit dien strijd ontstonden de natiën, waarininwendige vrede beerschte, maar die met aDdere natiën streden. Zoo zijn die kringen waarbinnen vrede heerscht, steeds wijder, geworden. Zal er een grens bereikt worden aan dit ontstaan der maatschappij uithetbarbarisme?Moeten wij trachten die grens te vinden. Indien wij gevoelen, dat deze uit breiding van den kring, waarin vrede heerscht, over de geheele aarde, bet ware ideaal der gemeenschap is waarop de historische tendensen duidelijk schijnen te wijzen, dan zal die over tuiging ons als een kompaszijn, waarop wij in de onstuimig bewogen wateren der levenszee den rechten koers kun nen houden. De meesten van ons zijn het er, naar ik veronderstel, over eens, dat wij zulk een oorlog niet weer zouden willen zien. Als w\j het vérmogen hadden dat wij gelukkigerwijze niet hebben om over twintig, dertig, veertig jaren na beden weder zulk een storm als deze de wereld te zien teisteren, om dan telkens en telkens weer door een anderen, steeds heviger naarmate de mensch zijn bestuur over de natuurkrachten ziet vermeerderen, gevolgd to worden als wij dat konden zien, dan geloof ik dat wij verheugd zouden zijn omdat wij maar zoo kort op deze waanzinnige aarde zijn en dat wij het lot onzer kinderen en kleinkinderen zoudeD bejammeren, wien zulk eene ontzettende erfenis ten deel zal vallen. Maar als wij, in de toekomst blik kend, zouden kunnen zien dat de menschheid een grondslag voor ver zoening had kunnen vinden, die haar zekerheid en vrede kan verschaften en dat zij in plaats van hare krachten in te spannen voor vernietigiogsdoel einden, die voor wederzijsch hulpbe. toon aanwenden zal, dan geloof ik dat de ellende van dezen tijd niet vergeefs is geweest en dat de wereld eene schooDeenbegeerenswaardigetoekomst tegemoet gaat.» Dure groenten? Naar aanleiding van tal van klachten van huisvrouwen in deu lande, dat er niettegenstaande de door den Minister van Landbouw vastgestelde maximum prijzen voor jonge groenten, waarvan de uitvoer nu immers verboden is, nl. bloemkool, bosjes peen, peulen, doperwten en vroege aardappelen veel te hooge prijzen gevraagd worden door groentenhandelaren, houders van groentenwinkels, die echter tevens per groentenwagen de waar aan buis bezorgen, merkt men ons van alles zins bevoegde zijde op, dat aan die klachten zeer spoedig een einde zou komeo, indien ae koopsters flinkweg weigerden aan die exhorbitanteeischen van de bovenbedoelde categorie van groentenhandelaren te voldoen. Te veel toch blijkt uit het oog te worden verloren dat de vastgestelde maximumprijzen weliswaar gelden voor de groentenventers langs de straat, die er geen winkel op na houden, doch dat evenzeer aan die prijzen gehouden zijn de winkeliers in groen ten, in wier winkels de groenten wor den afgehaald, dus wat men noemt over de toonbank verkocht worden. Nu wordt van Regeeringswege wel de billijkheid erkend, dat door de houders van winkels, die de groenten bij de klanten aan huis bezorgen, een zeer matige verhooging van den prijs voor die moeite wordt in rekening gebracht, bijv. 1 a l'/i cent hooger dan de maximumprijzen, doch nooit mag daarvan het misbruik gemaakt worden, waarover ontelbare klachten het Departement van Landbouw be reiken, nl. dat men bijv. voor een bloemkool 20 cent en meer vraagt, terwijl de maximumprijs voor le soort' 12 ets. bedraagt. Meestal krijgen de huismoeders, die bij haar winkelhoudenden leverancier, als zij van een wagen koopen, tegen die prijzen begrijpelijkerwijze opkomen, dan te hoorendat di. maximumprij zen, waarop de dames wijzen, Diet gelden voor hem, leverancier, doch slechts voor de straatventersdat zy betrekking hebben op inférieure waar, •doch niet op de eerste kwaliteiten groenten. Daarom worde er nog eens met nadruk de aandacht op gevestigd dat men beter doet zich de moeite te getroosten zelf de groenten in te slaan of dit door de dienstbode te laten doen in den winkel van zijn gewonen leverancier, dan zich het benoodigde aan te schaften aan diens groentekar, waarmede hij aan huis komt en dus y^or de keuze te worden gesteld om ut de bovenbedoelde veel te hooge prijzen te betalen óf aan een weige- 42 Naar het Duitsch van' Estella Schönberg. Eerst dezen morgen had Virginie haar vader verteld, wat zij had gedaan: dat zij Oscar geschreven had en hem gebeden, haar heur woord terug te geven. Rustig had zij het hem gezegd en rustig hoorde zij hem ook aan, toen de overste in zijn ontzetting en woede, woorden sprak, zooals zij ze nog nooit van hem had gehoord. „Ik zou hem meer moeten liefhebben, om zijn vrouw te kunnen worden," zeide zij. „Ik heb het hem nu geschreven en hij zal er zich in moeten schikken." Nog aangegrepen door het heftige onderhoud met haar vader zat Virginie in haar kamer. Zij dacht aan Oscar. Gisteren moest hij haar brief hebben ontvangen en morgen zou hij terug komen. Of hij dan nog zou verlangen, dat zij mondeling zou herhalen, wat zij in den brief had gezegd of hij haar zou schrijven, of zou zwijgen zijn eenige antwoord zijn? Maar hoe zwaar en treurig haar hart was, haar besluit stond vast, zij moest handelen zooals zij deed, zij mocht zijn vrouw niet worden met het beeld van een ander in het hart. En hoewel zij zichzelve voorhield, dat zij moedig was en niet vreesde voor de toekomst, werd zij toch door een siddering overvallen, toen zij in de gang een bekende stem hoorde, die naar haar vroeg. Onwillekeurig strekte zij afwerend de handen uit met bleeke wangen en half geopende lippen stond zij op, toen hij de kamer intrad. „Virginie!" riep hij uit met van toorn en smart bevende stem, „zóo toon je dus, dat je me haat?" Haar armen vielen neer, zij sloot de oogen. „Het is geen haat, Oscar," zeide zij, „alleen zelf verwijt en angst, dat je nie niet zult vergeven." „Wat moet ik vergeven?" riep hij hartstochtelijk uit, „den brief, dien je mij geschreven hebt? Neem die woorden terug, Vriginie en ik vergeef je alles." Zij schudde het hoofd. „Den brief moest ik schrijven, Oscar, en er staat geen woord in, dat ik anders zou willen zeggen." „Je waart valsch!" bracht hij uit, „je hebt me bedrogen, toen je voor weinige weken je hand in de mijne legde!" Bijna deemoedig antwoordde zij „lk heb mijzelve bedrogen, en dat draag ik als een zware schuld. Ik dacht, dat het voldoende was, je liefde aan te nemen, en ik vroeg mij niet af, of ik ze voldoende kon beantwoorden." „Dat heb je mij in je brief ook gezegd," viel hij haar haastig in de rede, „maar dat is dwaas! Ik weet, dat je liefde niet zoo hoog reikt als de mijne dat is ook iets onmogelijks maar ik heb je lief, Virginie, zooals je bent, en zooals ik je steeds ge kend! heb." {Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1916 | | pagina 1