HIE UWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. No. 91. Zaterdag 11 November 1916. 45e jaargang VERSCHIJNT WOENSDAG M ZATERDAG! VOLKSHEIL. BINNENLAND. SCHETSEN HIT DE RECHTSZAAL.' f foortsche ourant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 1. Franco per post door het geheele Rijk 1.15. Afzonderlijke Nummers 5 Cent. ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vriidag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER Bureau: Langestraat 77. Telephoonn. 69. ADVER1ENTIËN: Van 16 regels 0.60; iedere regel meer 10 Cent. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. De geschiedenis vermeldt namen van vorsten, wier streven geweest is, het geluk van hun onderdanen te bevorderen. Zij vormen niet de meerderheid dergenen,die heerschappij hebben gevoerd op dezen aardbol. Somtijds worden zij door de tijd- genooten die zich geroepen achtten de herinnering van hun persoonlijk heid in geschrifte neder te leggen, beschouwd als een soort van edel moedig gezinde, maar onpractische droomers, die een of ander mooi denkbeeld in toepassing poogden te brengen, zonder met de werkelijkheid rekening te houden. Later kwam deze met baar eiscben voor den dag, om te laten zieD, dat met een menigte, bestaande uit zelfzuchtige, beersch- zuchtige, elkander vijandig bejegenende wezens, het begeerde niet te bereiken viel. Toch bleef het beeld van den welwillenden oppergebieder in de volksziel aanwezig, en wat van zijn werk niet was ingestort tengevolge van de ondergraving door het egoïsme, deel uitmaken van het geestelijk en stoffelijk bezit der natie. Laten wij er bijvoegen, dat reeds de opheffing van een zwaardrukkend juk, door een tyranniek heer- scher opgelegd, dikwijls een ver ademing bracht, die den opvolger den weg tot het hart des volks opende. Niet altijd kwam de aldus opgewekte verwachting in vervulling. Gaan wij meer in bijzonderheden de tij dier gekroonde volksvveldoeners na, dan zien wij niet op den voor grond staan de veroveraars van grond gebied, de overwinnaars op bet slag veld, de in schitterenden stoet ver meesterde steden binnentrekkenden tusschen de in siddering bun lot ver beidende overwonnelingen. Dezulken zijn met ontzag gehuldigd, hun wer den standbeelden opgericht, werd niet zelden goddelijke eer bewezen, maar weldoeners van hun volk durfde zelfs de meest slaafsche vleierij hen niet noemen. Het waren de vredelievenden. die het oorlogsgeweld ver verwijderd wisten te houden, zonder bij aanval te versagenhet waren de milden, die niet schroomden schatten te be steden aan de leniging van ellende en de vooruitzienden, die wisten te bepalen, wat gedaan moest worden om welvaart te bevorderen, om den arbeid vruchtdragend te maken, om handelsbetrekkingen uit te breiden, om het geestelijk peil te verhoogen door bevordering van ouderwjjs, be gunstiging van wetenschap en kunst. Bij de nieuwere staatsvormen is, naar men algemeen aanneemt, de uit werking van het recbtstreeksch in grijpen van den vorst verminderd. Hij is niet meer de alles beheerschende, wiens uitspraak beslist en wiens wil doordrijft; die raad inwint voor zoover hij goedvindt en dien volgt naar wel gevallen. Er is zelfs een beschouwing, die van hem iets ongeveer onpersoon lijks rnaakt, onder den naam van sde Kroon®, als zoodanig al weinig meer dan »een ornament®. De gebeurte nissen van den laatsten tijd hebben evenwel geleerd, dat deze opvatting niet wolkomen juist® mag heeten; dat van den invloed van het Hoofd van den Staat zeer veel afhangt, dat bet volksheil in niet geringe mate bij bet opperst gezag steun behoort te vinden, fn deze tijden van verwarring, nu de verantwoordelijkheden zoo moeielijk zijn vast te stellen en hot zeer bezwaar lijk is de schuld te bepalen van de hoofdfiguren in de allergeweldigste wereldtragédie, rust het oog toch op die grooten der aarde, die door de keuze van de personen in hun naaste omgeving, die tevens hun raadslieden zijn, de richting aangeven, in welke het volksgeluk voor het tegenwoordige beschermd, voor de toekomst opge bouwd behoort te worden. Of zou dal alles van ondergeschikte beteekenis zijn? Zou de hoogste zede- wet der Regeerders eenvoudig terzijde geschoven, alleendegrootheidsbegeerte der leiders hut richtsnoer hunner hande lingen zijn? Het is ih onze dagen, in de gruwelijke eerste jaren van hetgeen eenmaal in de historie gebrandmerkt zal staan als de periode van de hevigste inzinking, dat de uitdrukking »men- schenmateriaalc is gevonden, als de ergerlijkste loochening van alle men- schenwaarde; gebezigd door de tot waanzin gedreven niachtsdespoton, bij wie het nooit schijnt op te komen, dat zij spreken van, dat zij hun succes- becijferingen opmaken met het boven alles te eerbiedigen menschelijk wezen, van hen slechts verschillende door den bedriegelijken glans van bet oogenblik. De staatsmacht, dat is hun macht, en het volksgeluk is daarbij slechts in zoover betrokken als het dienstbaar gemaakt zou kunnen worden aan de vergrooting en versterking van deze. Het zou een duur gekochte, maar niettemin hoog te waardeeren vrucht van de hedendaagscbe beroeringen kunnen worden, als de volken meer zichzelf konden worden, meer inzicht kregen van de wijze, waarop zij hun geluk tot bet werk hunner eigen banden konden maken. Thans laten zij zich opjagen tot de ergste dolzinnigheden. Alle natiën, in den strijd betrokken, snakken naar vrede, maar daar is er nog geen, die haar regeering, toch een zeer kleine groep tegenover de millioenen, die door den krijg lijden, weet over te halen daartoe een stap te doen. De suggestie van uovervallen te zijn door den erfvijand," oefent nog onverminderd haar bedrieglijke uitwerking uit of, misschien juister gezegd, is nog altijd het middel, aan gewend om het stijgend verzet tegen de krankzinnige zelfvernieling te be dwingen. Er zal een tijd komen, dat men zich verbazen zal over een zoover ge voerde onderworpenheid, wanneer de overtuiging algemeen geworden en in daden omgezet is, dat staats macht en volksgeluk geenszins onaf scheidelijk verbonden zijn. Wat dan den grondslag zal vormen van het maatschappelijk en van het politiek leven, namelijk dezelfde drang naar vriendschappelijke eu allen ten goede komende samenwerking, die in het dagelijksch leven het volksheil be vordert, het zal het leideud beginsel moeten zijn ook io de onderlinge be trekkingen der volksgroepen, die in onderscheiden staatsverband hebben samen te leven. Uiterst moeielijk zal bet zijn den zwaar doorgroefden bodem van Europa opnieuw te gaan bewerken voor het leggen van de eerste fundeeringen van de beschaving der naaste toe komst. Maar er moet toch een begin mee gemaakt worden, en hoe langer men daarmee wacht, des te haider is de taak. De lieden, in wier handen het geluk der volken rust, zij gaan voort met de bazuinen van den baat aan te blazen, en de volgelingen vinden nog niet de machtsmiddelen, noodig om aan dat noodlottig en ach zoo treurig eentonig geluid het zwijgen op te leggen. Nog altijd is de duivel meester, en volgt bet lijd zaam menscbenmateriaal zijn helsche aanvoering. Gaat bet op die wijze voort tot algeheele uitputting, wie zal dan het streven naar volksgeluk in nieuwe banen leiden? In zwarten nacht schuilt het uit spansel. Elke ster blijft verborgen achter het wolkengordijn. Maar wij staren naar het Oosten, waar hel toch eenmaal moot dagen. Was soil das bedeuten? Tegen de oostgrens van Drente hebben de Duitschers sedert een paar weken loopgraven gemaakt, de grens wacht uitgebreid en machine-geweren opgesteld de monding gericht naar ons land. Een en ander is nu al door zóóveel personen in oostelijk Drente opge merkt, dat er, zoo zegt de corres pondent die ons dit meldt, niet aan te twijfelen valt. (Nws.) De zomertijd I Naar aanleiding van een enquête door de Kamer van Koophandel te Haarlem gehouden, besloot de Kamer om zich uit te spreken vóór weder invoering van den zomertijd in 1917: al of niet verlengd met October. Algemeen was men ingenomen met de vervroeging van den dag gedurende den zomer al was in eenige bedrijven, die in verband staan met landbouw en veehouderij,zooals melkinrichtingen, eenige belemmering ondervonden, De commissie van verkeer uit de Kamer meende echter dat het vee wel aan de vervroeging van den tijd zou te wennen zijn wanneer geleidelijk eenige dagen de melktijd gewijzigd werd. Belasting betalen aan huis! Het gemeentebestuur van Bussum overweogt het invoeren van een rege ling. waarbij de plaatselijke belasting in wekelijksche termijn aan huis zal worden geïnd. De ingezetenen kunnen vóór 30 November zich voor deze wijze van belastingbetalen aanmelden. Uit de sigarenindustrie. In de sigarenindustrie in de om geving van Eindhoven dreigt een ern stige crisis, tengevolge van de aan houdende inkrimping van bet afzet gebied. Als oorzaken gelden de ver hoogde sigarenprijzen, de enorme vrachtprijzen voor export, en het verbod tot invoer in Duitschland. Binnen zeer korten tijd zullen meer fabrieken een gedeelte van hun werk lieden moeten ontslaan wegens gebrek aan werk. »Tijd« Dure baring I Als een bewijs welke enorme prijzen er voor haring met consent betaald worden diene, dat in Vlaardingen de volle baring met consent verkocht werd voor f 185 per kantje. De prijs vóór den oorlog per zelfde hoeveelheid was f15 a f 16. i «Nobele collega". nVadersmart". »Ik loop zoover met je mee," zei Hendrik, en hij wachtte, totdat collega eindelijk gereed zou zijn. Dat duurde j een poosje, want André de Vries was iemand, die groote zorg besteedde aan al wat met z'n uiterlijk verband hield. Hij was juist bezig zijn handen te wasschen, en daarvoor bracht hij altijd een apart stukje geurige zeep mee naar kantoor, in een waterdicht, keu rig doosje verpakt. Hij had zijn kan toorjas uitgetrokken en vertoonde nn de mouwen van zijn elegant overhemd, Z'n ringen had-ie op de tafel neer gelegd en Hendrik keek niet zonder knaging van afgunst naar de massief gouden voorwerpen, waarvan één 'n zegel met wapen droeg. Na 't handen wasschen kwam toilet-spiegeltje en kam te voorschijn. De blonde knevel werd verzorgd. Daarna schuierde André zijn jasje en zijn fantasie-vest zeer langdurig en behoedzaam. Blies een paar denkbeeldige stofjes van zijn hoed. Stak een cigarette aan. Voelde met zijn pedantesk-afgepaste gebaren of_ z'n schrijftafel wel deugdelijk gesloten was; controleerde den inhoud van zijn portemonnaie. Hendrik boorde het rinkelen van riksen en guldens; zag 't netjes samenvouwen van zilverbons en een blauw papiertjeAndré moest op z'n minst een dikke twintig gulden op zak hebben en dat terwijl de kalender reeds den 21en van de maand aanwees I Hendrik dacht met weemoed aan de zestien centen, waarmee hij, kwam er geen redding, geen uitkomst, nog tien lange dagen moest rondzwem men "Nou," zei André eindelijk, z'n handschoenen loBjes opnemend, "ik ben klaar. Ga je mee, amice?" En hij wierp lichtelijk-verwonderd, ietwat wantrouwend oogje op'collega. Hendrik zag er schamel uit in z'n afgedragen confectie-pakje met een aan den onderkant der pijpen gera- felden pantalon en een smoezelig gummi-boordje. De hakken van zijn laarzen w.aren scheefgeloopen. En in een der glazen van z'n lorgnet was een barstje. Elegante collega monsterde hem van 't hoofd tot de voeten en scheen het vooruitzicht van in zijn gezelschap over straat te loopen wei- nig aanlokkelijk te vinden. Bovendien |was 't de eerste maal, dat Hendiik 'zich bij hem aansloot. André de Vries poseerde zoo'n beetje voor jongmensch van voornamen huize. Hij had een 1 vriend met adelijk praedicaat, die hem nu en dan van kantoor kwam halen. De knecht had grooten eerbied voor den jonkheer, die hem nu en dan een sigaar of ook wel een dubbeltje gaf. En 't gebeurde zeer dikwijls, dat meneer André luide zoodat collega Hendrik en de typiste het jongste klerkje 't goed konden verstaan de orders gaf: "Zeg, Jan, als jonkheer van Dalen straks komt, verzoek meneer dan om maar even te wachten, hèLaat meneer in de spreekkamer, als die niet bezet is." «Zeker, meneer I" zei de knecht nederig, militair saluut makend. En op 't kantoor leefde dan groot respect op voor employé, die zoo fami liaar met jonkkeeren omging. Men deed z'n best om daar niets van te laten merken; men was jaloersch op voornamer collega, maar niemand durfde op tegen koel hooghartigen, zich steeds op een afstand houdenden André. Er was iets bedremmeld-schuws, iets angstigs in de wijze waarop dien mid dag Hendrik naast hem voortliep. André blies voortdurend wolkjes uit zijn cigarette en wachtte af. Hij hield z'n rotting onder den arm geklemd en wandelde met z'n gewone, gelijk matige pasjes. »Hadt je me iets te zeggen?" vroeg hij eindelijk, de positie wat vervelend vindend. Hendrik bleef nog zwijgen. Maar 't kwam eruit. «Ja, eerlijk gezegd wel. Heb je een oogenhlikje tijd?" «Nou," zei meneer André, z'n gouden horloge te voorschijn halend «niet heel lang. Mijn vriend van Dalen Je weet wel, hè, jonkheer Alexander van Dalen Zou mij precies halfzes wachten, 't Is nu al tien minuten over vijven... Enfin wat is er? Wat heb je op 't hartWillen wij hier even Zij stonden voor een tamelijk klein café. Meneer André hekeek de gelegen heid met wat viezig gezicht't Was hem een offer, hier in te gaan. Maar «Hier kom je zeker wel eens?" vroeg hij, collega uit de hoogte aan ziend. »Ja een enkele maal," antwoordde Hendrik «je begrijpt, ik kan maar zelden" André ging hem voor. Liep naar een hoekje achter in de zaal. Sloeg met zijn zakdoek stof van een stoel, blies op het vlak van de tafel; ging eindelijk zitten. Tikte den kelner. Vroeg wat Hendrik zou gebruiken. Bestelde. Bekeek het glas, dat men hem bracht, zeer langdurig en met viezig, wantrouwend gelaat, voordat hij er toe kwam een slokje te nemen. Zag om zich heen, in 't lokaal, alsof hij in een boevenkelder was aange land. Eookte geweldig om zich te be schermen tegen de muffe burgermau3 atmosfeer. Keek telkens op zijn hor loge. "Nou," amice, zei hij ongeduldig, »je weet, ik ben zeer gepresseerd" «Kun je me voor een paar weken aan tien pop helpen kwam er einde lijk bij Hendrik uit. Zijn wangen gloeiden en zijn handen beefden. 't Was voor 't eerst in zijn leven, dat hij trachtte een leening te sluiten Wordt vervoldg).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1916 | | pagina 1