NIEUWE lÈf Nieuws- en Advertentieblad NÉ£ voor de Provincie Utrecht. |g| No. 94. Zaterdag 24 November 1917. 46e jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG: EEN MOET BEVELEN. Gemeenteraad. Plaatselijk Nieuws. SCHETSEN HIT DE RECHTSZAAL Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden li Franco per post door het geheele Rijk 1.15. Afzonderlijke Nummer» 5 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER Bureau: LangeBtraat 17. Telepboonn. 69. 1DVERTENTIËN: Van 16 regels 0.90; iedere regel meer 15 Cent. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Met twee kapiteins gaat het schip naar den kelder, zegt een vader- landsch spreekwoordéén moet be velen. Aan boord kan het zeker niet anders. Als het schip erg groot is, en er doen zich moeilijke omstandigheden voor, dan raadpleegt wellicht de commandant zijn officieren. Maar hij alleen blijft de verantwoordelijke man. Is een eska der aan het manoeuvreeren, of heeft het kans in een strijd gewikkeld te worden, dan belegt de bevelhebber «cheepsraad. Maar als het font loopt, kan hij zich niet beroepen op het advies van de meerderheid van de eerst- ondergeschikten. Hij is het die be slissen moet, en al de gevolgen komen voor zijn rekening. En waar het op handelen aankomt, daar is een krachtig en duidelijk bevel het best. Voor het front der troepen zal de officier niet zeggenWillen de heeren de vriendelijkheid hebben, eventjes de geweren te laden, en als zij daarmede klaar zijn, ze maar meteen afschieten ook? Na is er in de militaire wereld en op den wijden plas veel dat in onze gewone burgermaatschappij niet te pas komt. Het bruuske kort-af is daar niet noodig, en het bevel draagt een ander karakter. Maar wat wij gaarne wat meer in onze samenleving zagen doordringen, dat is de gewoonte van gehoorzamen, de stiptheid in de uit voering. Een der middelen, misschien wel het krachtigste om dat te ver krijgen, is het bevel te zuiveren van alle smetten van tyrannie, zelfzucht en ijdelheid. Waar het slechts mogelijk is, laat het daar zijn eene leiding, niets anders. Ieder die aan het hoofd eener zaak staat, moet beginnen met zich in te denken in de omstandigheden, in den gedachtenkring dergenen, die zijn mede werkers zijn. Laat het niet mogelijk wezen met hen een bespreking te houden, men behoort toch aan hun gevoel van zelfstandigheid zooveel ruimte te laten als het gemeenschap pelijk belang gedoogt en met hun persoonlijke eigenschappen overeen komt. Om iemand zijn taak te doen liefkrijgen, kan men niet beter doen dan bij hem het besef te wekken, dat het werkelijk «zijn» taak is, dat hii voor de volvoering zelf verant woordelijk is, dat men vertrouwen heeft in de wijze, waarop hij die zal ver vullen. Is hij dan werkelijk een ver standig man, dan zal hij ook zelf wel inzien, dat er een grens is aan zijn initiatief, dat hij het met de leiding, dat is met den wil van den man die boven hem gesteld is, in verband moet brengen, en het aanknoopingspunt is dan niet moeilijk te vinden. Wie te bevelen heeft, moet aan hooge eischen voldoen. Kan het zijn, dan behoort hij ook in kennis en in bekwaamheid de meerdere van allen te zijn, doch dat is niet altijd mogelijk, en ook niet de allereerste noodzakelijk heid. Het komt zeer dikwijls voor, dat iemand, die een tweede of derde rol vervult, meer weet of meer kan dan zijn chef, omdat eerstgenoemde betere opleiding gehad heeft of meer gelegen heid om zich op de hoogte te stellen van de nieuwere wetenschap. Is echter de wederzijdsche verhouding goed, dan hindert dat volstrekt niet. Maar in één opzicht mag de leider voor niemand onderdoen, hij moet de eerste zijn in karakter en in humaniteit. Hij moet weten, dat hij niet het bevel voert voor zich zeiven maar voor de zaak, welke hij dient; hij moet zijn leiding, zijn lastgeving niet slechts dragelijk, hij behoort haar geliefd te maken. Als van een chef wordt gezegd «het is een last onder hem te dienen", dan beteekent zulks niet, dat hij iemand is zonder wil, die maar alles overlaat aaD het goedvinden der zijnen, of die niets aan durft zonder met hen ge sproken te hebben. Ontzag en onder danigheid zijn zeer goed vereenigbaar met achting en vriendschap. «Een humaan chef" is niet de zoetsappige ziel, die bang is het „als jeblieft" achterwege te laten; maar het is de man, die wezenlijk respect heeft voor de zijnen. En toonen dezen, die achting te verdienen, dan zal ook de drang naar meer zelfstandigheid niet dien afstuitenden vorm aannemen, die ons weieens doet vragen of de menschen heelemaal geen begrip meer hebben van de eischen eener eerlijke samenwerking. Niet minder dan drie zittingen beeft de Gemeenteraad noodig gehad om het voorstel van Burgemeester en Wet houders tot vaststelling van nieuwe tarieven van gas en electriciteit (zie ons nummer van Woensdag) en de gemeentebegrooting dienst 1918 te behandelen. Dat voor al het gesprokene zelfs een geheele courant niet genoeg ruimte biedt, zal men wel willen aannemen. Het meerendeel onzer lezers stelt, naar wij weten, trouwens geen belang in die eindeloos gerekte debatten en voor degeen die er wel van houdt verwijzen wij naar het officieele verslag. Wij geven hier dus allereerst een opgaaf van de ingekomen stukken: Afschrift van het besluit van Ge deputeerde Staten van Utrecht d.d. 29 October 1917 tot verdaging hunner beslissing op het Raadsbesluit d.d. 5 October 1917 tot aankoop van gronden teneinde de beschikking te verkrijgen over terreinen benoodigd voor lichame lijke opvoeding bij de te stichten Hoogere Burgerschool. Voor kennis geving aangenomen. Brief d.d. 14 November 1917 No. 345 van den Vice-President van den Raad van State, Voorzitter der Af- deeling voor de geschillen van bestuur, houdende eene oproeping om op Woens dag. den 21 November 1917, in de vergadering dier Afdeeling te ver schijnen. waarin verslag zal worden uitgebracht inzake hel beroep tegen het besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 30 Juli 1917, waarbij goedkeuring is onthouden aan het Raadsbesluit van 26 Juni 1917, No. 342 tot het aangaan van eene tijdelijkegeld- leening van ten hoogste f500 000.— voor verbetering der binnenstad. De belangen van de Gemeente zijn verdedigd door den Gemeentesecretaris. Adres d.d. 23 October 1917 van den heer J W. Radersma, onderwijzer aan school F, houdende verzoek hem wegens ziekte een verlof van drie maanden te verleenen. Wordt verleend. Adres dd. 31 October 1917 van mejuffrouw J. T. J. van Schaik, hou dende verzoek haar met ingang van 1 Januari 1918 eervol ontslag te wil- leD verleenen als onderwijzeres, tevens in de nuttige handwerken aan school G. Wordt verleend. Adres dd. 2 November 1917 van den heer A. Buitenbos, houdende ver zoek hem eene aanstelling als ge meente-makelaar te willen verleenen. Hierop afwijzend te beschikken. Adres dd. 3 November 1917 van het bestuur der Zeister Sportvereeni- ging houdende verzoek om eene schade vergoeding van f146wegens ge maakte kosten voor reclame enz. ten behoeve van courses, die op 31 Oc tober 1917 op het Sportterrein Birk- hoven zouden zijn gehouden, maar die niet konden doorgaan, omdat de Burgemeester de vereischte mede werking niet wenschte te verleenen. In handen van B. en W. om advies. Brief van Burgemeester en Wet houders dd.20 November 1917, waarbij zij naar aanleiding van een 7erzoek van de Afdeeling Amersfnort der S. D. A. P. en den Amersfoortschen Bestuurdersbond om eene commissie te benoemen voor distributie van schoeisel, klompen en sajet, mede- deelen, dat met afgevaardigden van den Christeiijken Besturenbond, den Amersfoortschen Bestuurdersbond en het Steuncomité overleg is gepleegd inzike de distributie van klompen en sajet, waarbij omtrent de wijze waarop de uitreiking van bons zal plaats hebben de noodige overeenstemming werd verkregen. Voor kennisgeving aangenomen. Brief van Burgemeester en Wet houders dd. 26 October 1917, waarbij zij overleggen de bescheiden over bet eerste halfjaar 1917, omtrent den gatig van zaken aan bet Levensmid delen-bureau. Voor kennisgeving aan genomen. Adres d.d. 20 October 1917 van de hoofden der Openbare Lagere Scholen, houdende verzoek het aantal der voor ben gestelde periodieke salaris-ver boogingen ad f 100 alsnog te breDgen van Vier op zes. Te behandelen bij de begrooting 1918. Adres d.d. 3 November 1917 van het bestuur der afdeeling Amersfoort van den Algemeenen Nederlandschen Ambtenaarsbond houdende o.m. bet verzoek om niet over te gaan tot handhaving der bestaande duurte- toeslagregeling, doch deze toeslag op minstens f3 per week te bepalen voor alle ambtenaren die daarvoor iu aan merking komen. Te behandelen bij de begrooting 1918. Adres d.d. 21 November 1917 van den heer W. de Beer, houdende ver zoek de bestrating voor zijne woning Soesterweg 174 te verbeteren. Advies Burgemeester en Wet houders. Adres van de Vereeniging Volks onderwijs waarin adhaesie wordt be tuigd aan bet adres van de Afdeeling Bond van Nederlandscbe Onderwijzers. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot bepaling van een progressieven prijs voor het gas werd met 10 tegen 7 (alle rechtsche raads leden) stemmen aangenomen. Agenda voor de openbare ver gadering van den Raad der gemeente Amersfoort op Dinsdag 27 November 1917, des avonds zeven uur. 1. Ingekomen stukken en mede- deelingen door MiItee Coebeau. 1 Vertrouweling. Ferdinand was ernstig. Hij was ook de eenige, die wel eens 'n praatje met Manus had aangeknoopt. En tegen den gérant, den patroon, had hij zich uit gelaten, dat 't «eigenlijk een schan daal was om zoo'n man voortdurend te plagen en te hinderen in zijn werk. Wat sakkerloot, meneer was toch waarachtig vrij om in dienst te nemen wie hij verkoos, hè Manus verzekerde eventueel-waarnemende ober Ferdinand wils nog niet zoo onbruikbaar. Ja als je iemand steeds in de wielen rijdt, dan kun-je niet verlangen, dat-ie nooit van de-wijs raakt. Maar hij, Ferdinand, had nog te veel hart in zijn lichaam om dien stumpert niet een ruggestootje te ge ven. Dat moest meneer maar aan hem overlaten. Dat kwam terechtEn gade van patroon, die 't hoorde, prees Ferdinand. Nam het stille, maar vaste besluit om wanneer 't maar even moge lijk was, hem in de plaats van ober te schuiven. En de verhouding tusschen Ferdi nand en Manus, den behuwd-neef van patroon-gérant, werd steeds vertrou welijker. Op een avond nam Ferdinand hem mee naar zijn kamer. En toen vertelde krombeenige Manus. Van zijn levens-misère. Van het meisje, met wie hij nu al over de vier jaar «ging". En hoe zij een zaakje een net, eenvoudig zaakje zouden kunnen overnemen, dat zij zou drijven, terwijl hij weer z'n oude vak zon op vatten, want Manus voelde wel: voor kellner was-ie niet in de wieg gelegd. En Manus werd nóg vertrouwelijker. Hij had maar Ferdinand moest hem bezweren, er met geen sterveling over te spreken! een spaarduitje. «Zóó!?" zei de ander, en hij sloeg snel de koolzwarte oogen neer, want zelf9 het sukkeltje zou allicht iets ervan bespeurd hebben, hoe 'tin die oogen flikkerde op dat moment. «Zóó Ja, hij had een spaarcentje niet zoo bar veel. Alles en alles drie-hon- derd-en zooveel gulden. Toch een aardig bedrag, hé Maar niet ge noeg. Lang niet 1Hij moest op z'n minst vijfhonderd hebben. En een honderd voor allerlei onvermijdelijke onkosten. Zijn Mientje had ook nog een kleinigheid. Dan zon 't wal gaan. Konden ze 't erop wagen. En het kleine, magere ventje verzekerde, dat ze geen cent zouden uitgeven, aan bruiloft-uitgaven, of zulke malligheid meer. Och neen, hoor IMaar dood- gewoontjes, in hun Zondagsche pakjes, naar het «Stadhuis". Dat zou best zóó kunnen. En nu wist Ferdinand alles. Die van de koolzwarte oogen zat een poos voor zich uit te staren. Vroeg toen aan Manns, met plech tige stem en breed-zalvend gebaar «of hij zwijgen kon als het graf?" 't Mannetje schrok even. Ant woordde toen van-ja, van: zeer zeker. Jawel, maar met «zwijgen" bedoelde collega-kellner Ferdinandhem be zweren, dat wat hij nu zeggen ging, tusschen hen beiden zou blijven. Dat Manus er met niemand, op de heel» wereld, een woord, een syllabe, ooit over reppen zou En Manus, onder den indruk der suggestie, bezwoer. Toen praatte Ferdinand zeer lang met hem. Hij had het hoofd heel dicht bij dat van Manus gebracht, alsof iemand hem schoon de deur der kamer deugdelijk gesloten was kon beluisteren. Hij haalde papieren met berekenin gen, becijferingen, ook brieven met velerlei hoofden, voor den dag. Spreidde ze voor Manus uit. Fer dinand, ziet ge, was er niet de man naar om te wenschen dat iemand hem op z'n woord geloofde. Hij gaf be wijzen, zwart op wit. Hij zon Manus voorthelpen. Had altijd sympathie voor hem gevoeld. Hij, Ferdinand, maakte zich sterk er voor te zorgen, dat Manus binnen hoogstens een jaar niet vijf-, maar achthonderd gulden bezat. Hij wilde dat belangloos, uit collegiale vriend schap doen. Manus zég, dat wat Fer dinand zei, op hechte waarheid be rustte. Hij zou 't doen, maar.... onder deze voorwaardenook Mientje mocht er, vóórdat de achthonderd gulden er waren, geen woord van weten. En: Manus moest hem blindelings ver trouwen. Bewijzen zwart op wit van ontvangst of zoo gaf Ferdinand niet. Aan geen sterveling. Zijn hand slag, zijn eere-woord, als eerlijk man, was voldoende. Manns wist nu, wien Ferdinand achter zich had staan Geen kw&jongens, hè?.... Hij moest er nu maar rustig over nadenken. Natuurlijk: graag of niet. Ferdinand wilde er geen centieme op verdienen. Nu ja, als Manus en Mientje goed en wel getrouwd waren, dan mochten ze hem later een cadeautje sturen. Maar anders even goede vrienden, hoor 1 Toen heeft Manus wel hevig gebukt gaande onder de belofte van zelfs zijn Mientje niet in het ver trouwen te mogen nemen een dag of drie over de zaak nagedacht. En op 'n avond liep hij met Manus meê. Sprak eerst niets. Zei toen plotseling: «Daar heb je 't!" En met bevende hand stopte hij collega een vrij dikke enveloppe in de hand. «'t Is goed hoor!" zei de ander. Een kwartier later stond Manus alleen op straat. Ferdinand had nog «te werken". Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1917 | | pagina 1