NIEUWE yÈt Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. EENE MÉSALLIANCE. No. 6. Zaterdag 19 Januari 1918. 47e jaargang VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG! Maatschappelijke Gelijkheid. DE OORLOG. Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 1. Franco per post door het geheel» Rijk 1.15. Afzonderlijke Nummers 5 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever O. J. SLOTHOUWER Bureau: Langestraat 77. Telephooun. 60. ADVERTENT1ËN: Van 16 regels 0.90; iedere reg9l meer 15 Cent. Qroote letters en vignetten naar plaatsruimte. Een overtuigend gelijkheids apostel was de Russische graaf Leo Tolstoï. Hij predikte niet al leen met zijn aangrijpend woord, maar ook met de daad. De ver deeling van zijn grondbezittingen onder de boeren, die zijn land bearbeidden, zijn besluit om te gaan leven als zij, dezelfde ruwe kleeding te dragfn, zich met het zelfde eenvoudige voedsel te ver genoegen, dat is iets, wat niet velen hem zullen nadoen. Is daar mede nu, wat hem en zijn naaste omgeving betreft, het gelijkheids- vraagstuk opgelost? Wij gelooven er niets van. Mijlen ver bleef hij uitsteken boven dien kring, door zijn beschaving, die hem verhief boven de alledaagsche behoeften, hem betrekkelijk onverschillig maakte voor de genietingen der zinnen, hem met de meeste kalmte zelfs de ontbering zou doen ver dragen. Met andere menschen is dat geenszins het geval. Ontneem hun iets van hetgeen zij tot hun dagelijksche behoeften rekenen, en zij gevoelen zich dadelijk ongeluk kig, omdat er niet bij hen aan wezig is dat krachtig tegenwicht, hetwelk alle andere aardsche din gen opheft en licht doet schijnen. En bovendien blijft het nog zeer de vraag, of Tolstoï, met hand having van zijn positie als groot landeigenaar en zonder dat hij er ook maar aan zou denken een deel van den gewonen ruwen arbeid op zich te nemen, niet veel meer zou hebben kunnen doen voor het welzijn der zijnen, als toen hij zich vrijwillig tot een der hunnen maakte. Een algemeen nivellement, een gelijkmaking van het menschdom, wij kunnen ons onmogelijk voorstellen, dat het tot goede uitkomsten zal leiden, met het oog op de ervaringen, dat de groote vorderingen op stoffelijk en geestelijk gebied zijn gemaakt of voorbereid en ingeleid door degenen, die in een of ander op zicht, door hun verstandelijke ga ven, door den rang, die zij be- kleeden, door het aanzien, hetwelk zij genieten, of de rijkdommen, waarover zij beschikken, vooraan staan. Het belang der maatschappij vordert niet, dat alle passagiers op de levensreis in de derde-klasse wagens zittende aanwezigheid van coupés eerste klasse, beschik baar voor de meer gezegenden, benadeelt niemand. Maar wel eischt het algemeen belang, dat die voer tuigen van mindere soort ook zoo goed mogelijk zijn ingericht, en het contrast niet zoo in het oog- loopend scherp zij. Gelijkheid kenmerkt het men- schenwerk, dat in de fabrieken wordt vervaardigdzij is het stem pel van het beperkt vermogen, waarmede het in het aanzijn werd geroepen. Wel zijn soms, in de bezielde schepping, de verschillen zoo klein, dat zij bijna aan onze waarneming ontsnappen, maar dat ligt aan ons, en wat wij gelijkheid noemen, is hoogstens overeenkomst. Het bestaan van elk menschelijk wezen is het product van een onnoemelijk aantal oorzaken, die zelfs het helderst verstand niet uit elkander weet te houden. Welke krachten er werkzaam optraden in iedere menschenziel om gedachten en daden voort te brengen, welke aangeboren of aangeworven eigenschappen haar invloed doen gelden, het blijft een verborgen heid, en hoogstens kan men, bij nauwgezette en langdurige waar neming, de logische ontwikkeling van een enkelen karaktertrek gade slaan, door de inwerking op den toestand, waarin een enkel individu zich geplaatst ziet. Het is duidelijk, dat de onnoem lijke veelheid der factoren, die het resultaat nmensch" samenstellen en de daaruit voortvloeiende on eindigheid der combinaties alle denkbeeld van moreele gelijkheid volkomen uitsluit. En de laatste zou toch moeten zijn de noodzakelijke voorwaarde van gelijkheid in stoffelijken zin. Al mocht eens, door een of ander ondenkbaar wonder, op een be paald uur de volmaaktste gelijk heid ingevoerd kunnen worden, reeds den volgenden dag zou zij verbroken zijn. De sterke moet, 't is hem een levensvoorwaarde, zijn krachten vermeerderen, en de sterkere zal hem hierin overtreffen; de eeuwige strijd om het bestaan is een natuurwet, die door geen menschelijke beschikkingen buiten werking kan worden gesteld. Uitwissching van de verschillen zou niets anders voortbrengen dan een gelijkheid van ellende, gelijk in een land door den oorlogsgeesel bezocht en de voortduring van dien toestand zou leiden binnen korten tijd tot den ondergang van het menschengeslacht. Een mierenmaatschappij moge in sommiger verbeelding een ideaal zijn, wanneer men te doen heeft met redelijk gevoelende schepselen, is aan verwezenlijking van die hersenschim niet te beginnen. Het Ned. Correspondentie-Bureau voor Dagbladen schrijft Door een onzer vertegenwoordigers naar zijn meaning gevraagd omtrent de laatste redevoeringen van Lloyd George en President Wilson, gaf het Bestuur van den «Nederlandsche Anti- Oorlog Raad* oos het volgende als zijn meening te kennen. De algemeene beginselen in deze beide redevoeringen neergelegd ten aaozien van de oorlogsdoeleinden van de Geallieerden, vertooneo een merk waardige overeenstemming met de beginselen waarvoor de Centrale Mo gendheden zich in baar algemeene verklaring in Brest-Litofsk op 25 December hebben uitgesproken. Maar bovendien zijn ook ten aanzien van verschillende conrete vragen in deze beide redevoeringen lichtpunten te ODtdekken. In bet bijzonder geldt dit ten aan zien van den eisch met betrekking tot Elzas-Lothanngen. Vooral hierop meende bet Bestuur van den «N.A.O.R.* de aandacht te moeten vestigen, om dat hetgeen Lloyd George en Presi dent Wilson hierover hebben gezegd in verschillende persartikelen onjuist is geïnterpreteerd. In de eerste plaats heeft Lloyd George duidelijk laten uitkomen, dat het bier geldt een Franscbe eisch, die door de Geallieer den wordt gesteuod en niet een eisch die door alle Geallieerden tezamen wordt gesteld. lo de tweede plaats heeft Wilson verklaard: stiet onrecht door Pruisen in 1871 aan Frankrijk aangedaan moet worden goed gemaakt, terwijl Lloyd George de volgende woorden gebruikte sWij zullen de Fransche politiek tot den dood steunen in haar eisch tot «reconsideration* van bet groote on recht van 1871. Wanneer men dan ziet. hoe zelfs in sommige Hollandsche bladen het woord sreconsideratioD* vertaald is door «herovering*, dan had inderdaad de «Star* gelijk toen dit blad waar schuwde: «Het woord «reconsidera tion* aangaande den eisch nopens Elzas-Lolharingen zal naai men mag hopen naar behooren in het Duitscli worden vertaald. Het is een diploma tiek woord.* Terwijl de Fransche pers gejuicht heeft over den steun gegeven aan den eisch van Elzas-Lotharingen, moeten, naar de meening van het Bestuur van den »N. A.O. R.«, de gebruikte woor den worden integendeel opgevat als een concessie van de zijde der Ge allieerden ten aanzien van Elzas- Lotharingen, in zooverre als hieruit blijkt, dat niet langer geëischt wordt de volledige teruggave van Elzas- Lotharingen, maar slechts een nieuwe behandeling van het Elzas-Lotha- ringsche vraagstuk. Hieruit mag wor den afgeleid, dat een compromis door middel van een referendum of op eeoige andere wijze mogelijk zoude zij o. Het Bestuur van den »N. O. O.R.* sprak zijn bevreemding er over uit, dat door Von Kühlmann en Czerriin bij de heropening der vredesonder handelingen te Brest-Litolsk op 10 Januari met geen enkel woord van deze beide redevoeringen melding is gemaakt, maar alleen geconstateerd is hetgeen natuurlijk volkomen juist was dat het schorsen van de vredesonderhandelingen gedurende 10 dagen geeD antwoord van de Geall- eerden naar Brest-Litofsk had gebracht. Zeer zeker mag worden vei wacht, dal thans van de zijde der Centralon id antwoord op de redevoeringen van Lloyd George en Wilson alsnog een stap tot toenaderidg zal worden ge daan. Weliswaar maakt de redevoering door Balfour op 10 Januari te Edin- burg gehouden den indruk, alsof thans in Engeland wederom een andere stemming zou zijn ontstaan. Deze indruk wordt echter voornamelijk ge- PETJILLETON". i. DE 8IGARENVERKOOPSTER. »Je ziet dat ik je aan j» woord houd," zeide Filip van Hermelo, de kamer binnenkomende bij Gerard Oud steen, zijn neef, die te Utrecht stu deerde. »Je hebt wel gedaan te komen, Filip, ofschoon ik er nauwelijks op gerekend had. Je bent eigenlijk geen pretmaker en altijd met de kippen op stok." 't Is dan ook bij uitzondering dat ik er toe over ben gegaan te Utrecht te komen. Mijn ouders zien niet graag dat Ik laat uitga, en eigenlijk gezegd is het eene zeldzaamheid, dat ik niet bij tijds naar bed ga. Als men 's mor gens aan 't werk moet, dan is men ongeschikt daartoe als men laat op is geweest. Maar je hadt me zoo geani meerd, dat ik er toe besloten ben, het studentenbal te komen bijwonen." "Nu je zult je er niet over te be klagen hebben. We hebben er een dól plezier, Allemaal vroolijke jongens en de meisjes die er komen, zijn geen Btijve nufjes." Inmiddels bad Gerard zijn neef een stoel gegeven en een sigaar aange boden. «Een glas warme grog zal je wel gebruiken "Neen, ik dank je, ik wil mijn hoofd geheel helder bonden, om op bet bal te verschijnen." «Integendeel moet men op een bal vooral een gemaskerd, niet in een te kalme stemming zijn. Men vindt dan allicht laf en flauw, wat anderen, die opgewekter zijn, tot vermaak verstrèkt, Geldt dat als algemeene regel, nog meer is dat 't geval, als het gezel schap, wat het mannelijke element aangaat, uit studenten bestaat en beft vrouwelijk door niet al te preutBche jonge dames vertegenwoordigd wordt." Filip liet zich overhalen. Gerard liet warm water komen, kreeg een rum- flesch en de suiker uit de kast, en maakte voor elk een glas grog klaar. Het was Zaterdagavond. Filip die voor den handel opgeleid werd, had den Zondag voor zich om uit te rusten. Hij had zijne werkzaamheden niet be hoeven te verzuimen, en was na afloop daarvan, uit Amsterdam vertrokken. Hoewel Gerards afwezigheid uit de hoofdstad, waar ook zijne ouders woonden, voor Filip de gelegenheid om met hem om te gaan tot eene zeldzaamheid maakte, was de intimiteit tnsschen de twee neven, die zamen school hadden gegaan, niet vermin derd. Daar dergelijke feesten, als dat waar op Filip door Gerard nitgenoodigd was geworden, gewoonlijk eerst aan vangen op een uur, waarop velen waaronder Philip's huisgenooten de weg naar hun slaapkamer inslaan, bleef er ruimschoots tijd, om wat te praten over. Gerard informeerde zich naar de vrienden, welke hij te Amsterdam had, en werd er van weerszijden opgebiecht welken indruk, het eene of andere meiBje, op hun hart of althans op hunne zinnen had teweeggebracht. Wij zullen de confidences der twee jongelieden niet overbrengen, het er voor houdende, dat zij den lezer geen belangstelling zouden inboezemen. Trouwens zal hij er zich gemakkelijk eene voorstelling van kunnen maken, door, jong zijnde, aan zijne eigene gewaarwordingen te denken, of als hij oud is, zgn verleden in herinnering te brengen. De grog, bekende Filip, had hem in een opgewekter staat gebracht, als toen hij uit Amsterdam aankwam, en hij begon naar het voorgestelde ver maak te verlangen. Toen de tijd daar was, om zonder zich al te belachelijk te maken, naar het bal te kannen gaan, stelde Gerard voor op te staan. De jassen werden aangetrokken en de foulards om den hals geknoopt. »Je bent toch zeker niet van plan je te maskeeren?" vroeg Gerard. "Is 't geen vereischte?" •Voor de heeren niet; de dames daarentegen worden niet anders dan gecostumeerd, of met een domino aan en een masker voor toegelaten." "Zooveel te beter. Overigens heb ik hier geen bekenden." Arm in arm verlieten de jonge lieden het huis, waar Gerard zijn kamer had. Filip was niet zulk een vreemdeling in de academiestad, om niet te be merken, dat Gerard den weg naar het Societeitslokaal niet nam, althans de naaste niet, maar in eene andere richting ging. Toen hij zijne bevreemding dien aangaande te kennen gaf, antwoordde Gerard Je hebt gelijk; inderdaad maken wij een omweg. Dat komt, omdat ik nog sigaren moet koopen." «Ik heb een koker vol," zeide Filip, «je kunt er nit putten, zooveel je maar wilt." »'tls zeer vriendelijk. Ik wil echter zelf wat voorraad opdoen. Wij zijn er trouwens dadelijk." Het woord «dadelijk" kwam Filip voor niet zeer juist gekozen te zijD, daar er nog verscheiden straten, klaar blijkelijk in een afgelegen wijk, door- loopen werden, eer men aan den winkel kwam, die Gerard met de levering van 6igaren scheen te willen begnn9tigen. Waarom ga je zoo ver halen wat in de nabijheid te krijgen ia?" vroeg Filip, verwonderd dat zijn neef zich niet bij een der voorname tabaks handelaars, die zij voorbijgegaan waren, was gaan voorzien. Zooal niet de wil, althans ontbrak de tijd voor een antwoord, want zij j waren juist ter bestemder plaatse.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1918 | | pagina 1