NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. £§n EENE MÉSALLIANCE. No. 20. Zaterdag 0 Maart 1018. 47e jaargang VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG; DE OORLOG. BINNENLAND. FETTILLZITOlSr. Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 1. Franco per post door het geheele Kijk 1.15. Afionderlij k e Nummers 5 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever 6. J. SLOTHOUWER Bureau: Langestraat 77. Telephoonn. (10. ADVERT ENTIËN: Van 16 regels f 0.90; iedere reg9l meer 15 Cent. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. De komende strijd in het westen. Heon Wood, de correspondent van de United Press of Amerika, schrijft van het Fransche front: Terwijl Duilschland aan de gebeele wereld een reusachtig offensief op het weste lijk front aankondigt zijn de Duitsche legers gedurende de laatste maanden dag en nacht bezig geweest, het grootste verdedigingsstelsel op te bou wen, dat de wereld ooit heeft ge zien. Duitschlands bedreigingen met een offensief worden in één adem gelogenstaft door de toebereidselen tot de verdediging. Duitschland weet, dat bet ten slotte op het Fianscbe front den schok zal moeten door staan van de gecombineerde Fransche, Engelsche en Atneiikaansche legers. Het weet zeer goed, dat het niette genstaande een schijnsucces, dat bet bebalen kan door eeu groot offensief op het Fransche front, verplicht zal zijn, iederen duimgrond van het ge bied tusscben bet westelijk front en den Rijn duim voor duim te verde digen. Niet alleen weet het dit, maar het heeft met al de degelijkheid, de Duilsche methode eigen, een verde- digingsstelsel opgebouwd, dat een ta melijk goed denkbeeld geeft van den heftigen aanval, dien het ten slotte het hoofd zal moeten bieden. De toebereidselen voor de verdediging wijzen erop, dat Duitschland zijn vijand niet onderschat eü dat bet, hoe ver achtelijk het in bet openbaar ook spreken moge over de Amerikaanscbe hulp, wel degelijk rekeuing houdt met deze hulp bij het gecombineerd of fensief der geallieerden. De stafberichten melden voor heden weer de gebruikelijke overvallen, die hoofdzakelijk dienen om zich van de positie van den vijand op de hoogte te houden. Geschutvuur wordt vooral gemeld vaD het Engelsche front bij de Scarpe, van het Fransche aan den rechter Maasoever en in de Vogezen. Ook van de andere gevechtslerrei- nen geen nieuws van beteekenis. Japans ingrijpen in Siberië. Men gelooft, zoo zegt een telegram uit Washington, dat een militaire actie van Japan op til is. De Ameri kaanscbe regeering beeft haai inzich ten hieromtrent niet doen kennen, doch in diplomatieke kringen wordt veiklaaid, dat de Japanners zich spoe dig in beweging zullen zetten, ten einde aan allo onverwachte gebeurte nissen het hoofd te bieden. Het tot stand komen van een schikking met Ameiika en de geallieerden nopens den omvang en het doel der onder neming zullen zij aan de thans aan den gang zijnde diplomatieke gedach- tenwisseling overlaten. De M a t i u schrijftDe interven tie van Japan met een belarigrgk ex peditiekorps zal Diet op bezwaren stuiten, nu zijn eigen veiligheid krach tige maatregelen eischt en het zaak is voor de geallieerden, het graan en de voortbrengselen hunner nijverheid te redden. De Europeesche mogend heden laten Japan volkomen de vrije hand. Ook Wilson blijkt niets .tegen de interventie van Japan in Aziatisch Rusland te hebben. Het betreft hier ook geen actie tegen den vroegeren bondgenoot, maar een om de Duitsche penetralie te doen mislukken. Het gaat er niet om, het Russische volk te vernietigen, maar juist, bet te steunen. De bolsjawiki-regeering, die het Russische verdrag geschonden heeft door een schandelijken vrede te sluiten, zal niet langer als verte genwoordigster van eenig gezag wor den beschouwd, Millioenen Russen snakken naar de bevrijding. De taak van het krachtige Japansche leger zal als geëindigd worden beschouwd, zoodra de Duitsche inbeslagneming van Aziatisch Rusland onmogelijk is gemaakt. De ware schuldige van den misdaad tegen de „Lusitania". In het nieuwe boek over Duitschland, waarvan de «Times" thans uittreksels publiceert, schrijft de heer Geraid, gewezen gezant der Ver. Staten te Berlijn, aan den keizer het bevel toe, dal de Lusitania deed zinken. ïBernstorfl" schrijft bij, «kondigde brutaal, uit naam der regeering aan, dal de Lusitania tot zinken zou worden gebracht. Het is de Wilhelmsirasse, die, zonder twijfel, hem in kennis stelde van deze nieuwe politiek, blijk baar goedgekeurd door admiraal Tir- pitz''. «Maar de schending der internatio nale wetten, die een breuk met een bevriende natie zou kunnen dreigen uit te lokken, kon niet zijn bevolen door de ministers van Buitenlandsche Zaken en Marine alleen. De zaak werd dus overwogen en besproken in den loop van een raadszitting, voorgezeten door den keizer." «Alle verzamelde getuigenissen leiden er toe te bewijzen, dat de keizer het verantwoordelijk hoofd is, dat deze nieuwe moord-methode beval dan wel goedkeurde. Het bevel er toe werd gegeven op 't oogenblik. dat de keizer den generalen staf overheerschte en niet, zooals tegenwoordig het geval is, door dien staf wordt overheerscht. In deze tragische zaak is bet gebaar van Pontius Pilatus, dat hem wordt toegeschreven niet van toepassing, want de keizer is verantwoordelijk, en moet, uit dezen grond, de blaam dragen van de beschaafde wereld." Wat de Pan-Germanisten van Frankrijk denken. Ofschoon, in het oog der Duitschers, de voornaamste vijand altijd Engeland is, is het toch misschien wel tegen Frankrijk, dat de persartikelen het hatelijkst zijn. Men vergeeft Frank rijk zijn gebleken levenskracht niet, zijn hardnekkigheid, zijn inwendige eenheid. Men ziet met boosheid in, hoe men zich in Frankrijk vergist heeft, toen men rekende op zijn zwakheid en zijn uiteenvallen. Men geeft alle eer aan zijn cultuur, zijn heldendom, maar dat is orn den on- verzoenlijken wil uit te drukken om eens voor al er mede af te rekenen. Deze ideeën zijn het, die in 't bij zonder Professor Max Stoye te Dres den ontwikkelt in de Duitsche pan- germanistische revue »Das gröszere Deutschland". Wij laten er hier de meest karakteristieke passages uit volgenzij toonen ons, hetgeen de pari-germanisten, en bijgevolg de militaire en annexionistische partij, van Frankiijk denken. De schrijver wijst herhaalde malen op de grove dwalingen der Duitschers en erkent, dat hun hoop teleurgesteld is. »Het onibieekt niet aan lieden," schrijft hij, »die beweren, dal Frank rijk, welks bevolking sedert jaren stationair is, door den oorlog dood zal gebloed zgii, dat bet oi' zéér verzwakt door zal zijn, evenals door de ernstige verliezen, die het op economisch terrein heeft geleden, zóó erg, dat in een meer ol min verwij derde toekomst, bet er niet meer aan kan denken, een offensieve politiek te voeren het zal er in moeten be rusten om altijd een mogendheid van den tweeden of derden rang te blij ven". De schrijver toont de onwaar heid aan van deze «optimistische" beweringen, en bij citeert een pari- germanistische brochure, getiteld «Onze dwaling ten opzichte van Frankrijk" die genoemde beweringen juist wederlegt. De schrijver erkent, dat de Duitsche «dubbele dwaling" ten opzichte der Franschen, hoofdzakelijk betreffende bun politieke en militaire weerstands kracht evenals bun onverzoenbare gevoelens, niet nagelaten heeft baar invloed te doen gelden op den loop van den oorlog En hier wordt de Duitsche fout zonder omwegen erkend «Onze letterkundigen en onze pers hebben een ernstige fout begaao door de militaire politiek van Frankrijk niet ernstig op te neoien, onder voorwendsel, dat dit land in diepe decadentie zou zijn gevallen. De ge middelde Duitscher bedroog zich ten zeerste door bel Fransche volk te beoordeelen naar Parijs en zijn litte ratuur; hij kende meestal niet de middelklassen en de boeren. Frank rijk is echter vóór alles een land van landbouween groote vitale kracht berust nog bij zijn landelijke bevol king onze dappere Feldgraueo heb ben dit wel bemerkt en waardeeren baar dapperheid. Hoe zou Frankrijk, zonder die kracht, na 187071 zijn machtige koloniale rijk van Noord- Afrika hebben kunnen stichten?" »Een andere wreede teleurstelling vóór den oorlog geloofde Duit>chland aan een snelle en volledige overwin ning; het putte een blind geloof uit fcde anti-militaristische troebelen, die de oorlog' zoo schrijft Max Stoye evenwel liecft Weggevaagd «Is een windvlaag." Brandstoffen voorden komenden tijd. De Rijkskolendislribulie is thans reeds bezig een regeling te treffen voor de bratidslollenvooi ziening van het volgend jaar. Geleerd door de ondervinding zal men lhans met ver schillende factoren rekening houden; zoo zal een aparte regeling worden getrofien voor hen, die noch op gas noch door middel van electricileit kunnen koken. Het ligt voorts in de bedoeling om ook nog in de maand April brand stoffen ter beschikking te stellen. Men behoeft zich dus niet ongerust te maken, dal op de gure dagen, die April kan brengen, de haardstede koud moet blijven. En ook zij, die alleen op het fornuis eten koken, worden geholpen. Nadere en uitvoerige mededeelingan omtrent de regeling volgen. (H.bl.) V) Den volgenden dag scheen het hem toe, alsof het al zoo lang geleden was, sinds hij Sara gezien had, en bekroop hem de lust niet langer te wachten, met zich nogmaals bij den heer Zomer aan te melden. Sara kon den hand schoen noodig hebben, voerde hij als aanneembare reden aan, zoodat het zaak was, niet langer de teruggave te verschuiven. Den geheelen dag was hij verstrooid, zijn werk leed er niet weinig onder, en bepaalde hij zich, enkele woorden slechts tot zijne me dearbeiders te spreken. De avond kwam en zoodra het ge schikter wijze te doen was, schelde hij weder bij Zomer aan. Hij werd gereedelijk toegelaten en vond het gezin, zoo als den vorigen avond bij een aan de theetafel. Niet minder blijde dan verwonderd was Saartje hem terug te zien. Hij gaf dadelijk het doel van dat bezoek ophij zeide namelijk, den vorigen avond den handschoen, die hij haar terug had willen brengen, in den zak te hebben gehouden en hij zich nu veroorloofde, dat verzuim te komen herstellen. Die opheldering zou voldoende ge weest zijn, hem bij Zomer en zijne vrouw te verontschuldigen, indien zij zijn herhaald bezoek onbescheiden hadden gevonden. Dat was nochtanB geenszins het geval, integendeel waren zij niet minder beleefd dan den vori gen avond. «Je moet je Zondag eens bij ons in 't Paleis aansluiten, mijnheer van Hermelo," zeide Zomer. Wii zitten altijd op dezelfde plaats, en zijn dus gemakkelijk te vinden." Hij beschreef die plaats duidelijk genoeg, dat Filip geen moeite had hem te ontdekken. Filip onthield de aanwijzing goed en betuigde niet te zullen nalaten, aan die uitnoodiging gevolg te geven. Hierna stelde hij Saartje de hand schoen ter hand, waarop zij vertellen moest, op welke wijze en waar zij hem verloren had. Zij achtte het noch tans overbodig, aan de ZomerB te be kennen, dat het buiten weten en tegen het verbod van moeder was geweest, dat zij het Bal masqué in de studen ten sociëteit had bijgewoond. Zij her haalde nochtans er zich bijzonder goed geamuseerd te hebben, en gaarne weder zulk eene partij te willen bij wonen. Filip deelde mede uit Amster dam er voor naar Utrecht te zijn ge komen, en er niet minder genoegen dan juffrouw Saffier te hebben ge had. Hij wist nu hoe zij heette, maar daar Gerard de sigarenverkoopster, moeder Troost had genoemd, kon hij niet gissen, dat die vrouw haar moe der zou wezen. Ofschoon hij het on gaarne vernomen zou hebben, dat zij de dochter van zulk eene vrouw was, zou die wetenschap toch geen bepaal den invloed op zijn huwelijksplan heb ben. Hij was jong en verliefd, alle hinderpalen werden dan ook ter zijde geschoven. Er werden nog vele onderwerpen behandeld, waaronder de schouwbur gen te Amsterdam, waar Saartje zich wegens onbekendheid buiten hield. De Zomers bleken veel van muziek te houden, ook Saartje stemde daar mede in. Van het Paleisorchest be kende zij, na hetgeen zij er alreeds van gehoord had, dat men haar niet te veel gezegd had en stelde zij zich veel genoegen voor, het den volgen den Zondag weer te hooren, vooal maar dat hield zij voor zich daar zij alle reden had te verwachten, dat Filip er zou komen en bij hen aan 't tafeltje zitten. Het speet Filip zeer, dat het pas dinsdag was, daar er geen vooruitzicht was, voor den aanstaanden Zondag, Sara terug te kunnen zien. Hij was nu reeds tweemaal achtereen bij Zo mer aan huis geweest en ofschoon hij er zeer welkom scheen te zijn, had hij na de teruggave van den hand schoen, geen voorwendsel er zoo spoe dig weer terug te komeD. Het kostte hem dan ook moeite te besluiten heen te gaan, zoodat, toen mevrouw Zomer hem uitnoodigde nog wat te blijven, hij niet lang noo dig had, daartoe te besluiten. Zomer had wijn laten komen, waar van Filip moest drinken, terwijl het gesprek levendig bleef. Saaitje moest van Utrecht vertellen, daar die plaats de vrouw van Zomer geheel onbekend was, en Zomer zelf er zelden kwam. Als Filip minder verliefd was ge weest, dan was het hem niet ontgaan, dat de toon van de Zomers zeer ver schilde, van dien der lieden met wie zijn ouders omgingeD, maar nu had hij alleen oogen en ooren om Saartje aan te zien en aan te hooren. Iedere glimlach, iedere blik was hem aan genaam te aanschouwen, en met ieder gezegde van haar stemde hij in. Eindelijk stond hij op en werd hij niet aangemoedigd, zijn vertrek nog wat uit te stellen. Ditmaal was het Zomer zelf die hem uitliet, dat hem zeer teleurstelde. Hij had een oogen blik op alleen zijn met Saartje ge hoopt, en zelfs op de gelegenheid haar een kus te kunnen geven. Half verweet hij het haar, haar neef niet voor te zijn geweest. Zij was daartoe toch vlug genoeg. Hij vroeg zich af, of zij opzettelijk was blijven zitten. Het afscheid van den vorigen avond had haar toch niet kuDnen mishagen, daar zij zelve haar ingenomenheid met hem bekend had. Onderweg beklaagde hij zich inner lijk over dat gedrag, maar weldra zag hij in, dat daar zij bemerkte dat Zo mer voornemens was, hem uitgeleide te doen, het weinig gepast zou ge weest ziju, hem voor te willen zijn.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1918 | | pagina 1