HIEUW E
Nieuws- en Advertentieblad Ijjjf
voor do Provincie Utrecht. '|g|
No. 28.
Zaterdag 6 April 1918.
47e jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG:
DE WIJSHEID VAN
LAO-TSE.
DE OORLOG.
BINNENLAND.
EENE MÉSAILLIANCE
id
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 1.
Franco per post door het geheele Rgk 1.15.
Afiouderlijke Nummers 5 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER
Bureau: Laugestraat 17. Telephooun. 69.
ADVERT ENTlEN:
Van 16 regels f 0.90; iedere regel meer 15 Cent.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Zes eeuwen vóór het begin on
zer jaartelling leefde in China
een man, die Li Pejang heette,
eerst archivaris en kroniek schrij-
ver was van een toenmalig vorst,
maar van zijn werk en de vorste-
lijke omgeving genoeg krijgend,
zich terugtrok om in de bergen
als kluizenaar verder te leven.
Toen hij tachtig jaar was, verliet
hij zijn kluis, trok naar het wes
ten en werd niet meer ge
zien. Zoo vertelt men, al doet het
slot dezer korte levensgeschiede
nis meer aan het einde eener
zonne-mythe denken dan aan het
einde van een mensch.
Als Lao-Tse leefde deze al of
niet historische wijze in den geest
zijnerlandgenooten verderen geldt
als de stichter eener religie, als
Tao-isme bekend, een volksgods
dienst, evenzoo uitgegroeid als de
Christelijke, met evenzooveel ver
takkingen en vormen.
De kern van het Tao-isme is
gevonden in een aan Lao-Tse
toegeschreven spreukenboek, Tao
Te King genaamd, en 't is ver
wonderlijk om daarin te ontdek
ken, hoe zes-en-twintig eeuwen
geleden in het groote Aziatische
rijk van het Midden woorden zijn
geschreven, die men nu in gouden
letters op den wand zou willen
zien geschilderd overal, waar re
geerders of geregeerden samen
komen.
ïHet ware woord is niet mooi,
het mooie woord is niet waart,
luidt de aanvang van Lao Tse's
laatste spreuk. Wie denkt bij zoo'n
uitspraak niet aan de redevoerin
gen van de leiders in de oorlog
voerende landen, de leiders der
strijdende staatkundige partijen
Maar wie bedenkt er tegelijk bij,
dat het hier een wet geldt, en
wacht zich dies voor vertrouwen
in elk mooi woord, dat hem ter
oore komt? Wie rekent enkel met
de niet-mooie woorden, die ge
sproken worden?
En verder heet het in dezelfde
spreuk
„Een waardevolle mensch is
zonder strijd een strijdende mensch
is waardeloos". Wat na meer dan
drie jaren oorlog zeker niet nader
behoeft te worden uiteen gezet.
Dat door het groot aantal strij
dende menschen de levenswaarden
snel verminderen, me ken we allen
dag aan den lijve.
„Hoe meer geboden en bepa
lingen een staat heeft, hoe meer
het iolk verarmt", staat er elders.
„Hoe, meer wetten en verordenin
gen er worden afgekondigd, hoe
meer roovers en dieven er komen".
Het lijkt voor den dag van he
den geschreven, evenals de vol
gende zinsnee: „Om dat de over
heid te veel belastingen gebruikt,
lijdt het volk gebrek. Het is de
bemoeizucht der overheid, die het
volk moeielijk te regeeren maakt".
„In den ontaarden staat is het
zoo, dat het aan niemand is toe
gestaan om zijn aangelegenheden
naar eigen inzicht te behandelen,
daar ieder staat onder de macht
van het algemeen. De ware heer-
scher bevrijdt den enkeling van
deze overmacht, hij „ontmenigt
de menigte" en laat ieder vrij het
zijne beheeren en de gemeenschap
het gemeenzame".
Getuigt ook deze uitspraak van
diepe wijsheid van Lao-Tse, de
volgende sluit er zich geheel bij
aan
„De gemeenschap besturen is
naar de ervaring leert onmo
gelijk de gemeenschap is het
samenwerken van krachten, die
niet bestuurbaar zijn door de kracht
van den enkeling De gemeenschap
ordenen is haar in wanorde bren
gen, haar bevestigen, is haar ver
woesten".
Men denkt hier onwillekeurig
aan het „alles vloeit" van Thales,
van Milete, den Griekschen na
tuurfilosoof, die ongeveer gelijk
met Lao-Tse geleefd heeft.
Daarom is dat, wat de men
schen onder regeeren verstaan,
geen regeeren, maar vernielen.
Wie in den natuurlijken groei der
gemeenschap ingrijpt, wie ze van
buiten af beheerschen en bepalen
wil, die vernie igt ze. De goede
regeerder dwingt niet, maar leidt,
en zoo, dat de geleiden het zelf
niet merken. Maar daarvoor is het
noodig, dat hij de éénheid van
alle dingen op zichzelt en de één
heid van alle dingen te zamen
doorziet. En daaruit de onmoge
lijkheid om verbetering te krijgen
anders dan door den groei en de
ontwikkeling van alle dingen te
zamen, elk op zijn natuurlijke
plaats.
Immers zegt Lao-Tse trots
alle democratie „is de hoogere
mensch de meester van den lage-
ren, de lagere mensch is het werk
tuig d'-s hoogeren. Eerbied voor
den meester, liefde voor het werk
tuig, deze zijn allen geweldi
gen ten spijt de i'uggegraat
der gemeenschap".
Alleen wat vanzelf gaat, gaat
goed, is kern van Lao-Tse's leer.
Dat geldt nog heden, en zal eeu
wig gelden. Maar hoever staan we
van deze oer-oude, eeuwig-jonge
wijsheid af!
De Groote slag hervat.
Het aanwakkerende geschutsvuur
der laatste dagen, vooral zuidelijk
van de Somme, wees er al op, dat
de pauze op het slagveld bij Amiens
niet van langen duur zou zijn.
Thans blijkt de slag te zijn hervat.
De Duitsche staf deelt mede, dat
de Duitsche troepen, bun aanvallen
bezuiden de Somme voortzettend,
opnieuw succes hebben gehad. Uit
de Engelscbe en Fransche berichten
blijkt, waarin dat succes beeft be
staan.
De Engelsche staf vei telt, dat een
krachtige aanval de Engelscle troepen
vlak ten zuiden van de Somme op
het bosch van Vaire en op het dorp
Hamel terugwierp. Zuidelijker, tot
aao de Luce-beek, schijnen de Britten
de aanvallers gekeerd te hebben.
Docb in den hoek tusschen Luce-
beek en Avre, waar de Franschen
staan, kwamen de Duitschers insge
lijks vooruit.
Het front passeert noordelijk van
Moreuil de Avre en loopt dan verder
op den westelijken oever van die
rivier en van de in baar verlengde
liggende Don, waar aan Montdidier
ligt. Hier vooral is gisteren verwoed
gevochten. Met man en macht deden
de Duitschers pogingen om door het
Fransche fiont been te slooten. Men
heeft geconstateerd, dat wel elf
Duitsche divisies aan den strijd deel
namen. Het Fransche geschutvuur
maaide evenwel de aanvalsgolven
weg, zoodat de Duitschers. m weer
wil van de tienmaal herhaalde pogin
gen, slecbls enkele honderden meters
terrein konden winnen en de doipen
Morisei en Mailly-Raineval, ten Z.W.
van Moreuil, nemen, waarvan de
Franschen nog de aangrenzende hoog
ten bezet houden.
Het veider Z.W gelegen dorp Gri-
vesnes, dat bijzonder beftig werd aan
gevallen bleef in Fransche banden
na al'e aanvallen te hebben gefnuikt,
konden de Fransclieii bier zelfs eenigen
vooruitgang maken.
Noordelijk van de Somme hebben
de Duitscbers de Engelscbe linie
westelijk van Albert aangevallen, doch
zij werden hier volkomen terugge
worpen.
Tusschen Montdidier en Lassigny
drukke wisseliüg van geschutvuur.
Natuurlijk is de hervatte strijd nog
maar in zijn begin. Ondanks den regen
en de daardoor veroorzaakte terrein-
moeielijkheden duurt de slag voort.
Op de rest van het westelijk front
artilleiiebescbietingen en overvallen.
De Engelschen veroverden bij Hébu-
terne een machinegeweer, de Fran
schen brachten van verschillende over
vallen een dertigtal gevangenen en 2
machinegeweren mee terug. Ter ver
gelding van de beschieting der Duitsche
kwartieren in Laon door het Fransche
geschut, namen de Duitschers Reims
onder vuur.
Steenkolen en andere artikelen uit
Duitschland.
Naar wij vernemen, is men van
Duitsche zijde niet beteid geweest, in
te gaan op een voorstel, door de
Nederl. gedelegeerden gedaan om,
hangende de onderhandelingen over
een nieuwe economische schikking na
1 April dooi te gaan met Me levering
van steenkool.
Evenwel zullen de aanvoeren van
de andeie artikelen uit Liuitschland
op denzelfden voet als tol dusver
worden voorgezet.
Aan de heeren Schim v d. LoefI,
Kiöller en Reilsma is, op hun verzoek
eervol ontslag verleend als leden dtr
commissie van bijstand inzake de
ZE^-Crai.ILaiETOIfcT.
Wat de bekenden van de Zomer's
al lang wisten, bleef voor Saartje's i
moeder alzoo onbekend, want zooals
lichtelijk te begrijpeD is gewaagde
Saartje in hare brieven niets van haar
omgang met Filip. Zij was scherpzin
nig genoeg in te zien, dat moeder
aan geen huwelijksvoornemen geloof
zou slaan, voor dat de toestemming
van zijn vader verkregen was.
Zij liet niet na, bij Filip aan te
dringen, die toestemming te vragen.
Filip, die haar de waarheid niet durfde
zeggen, beloofde steeds een gunstige
gelegenheid waar te zullen nemen,
om zijn vader met zijn wenschen be
kend te maken. De heer Van Hermelo
had zeer drukke bezigheden, hij kon
hem dan ook slechts zelden spreken.
Deze en dergelijke argumenten voerde
hij telkens aan, als zij er hem naar
vroegdat zij meestal deed, als zij
onbeluisterd met hem spreken kon.
lederen Zondag was dat het geval,
want veelal wandelden zij in de pau
sen de zaal van 't Paleis voor Volks
vlijt door, en had hij de gewoonte,
haar na afloop van 't concert, naar
Zomer's huis te geleiden.
Tegen iederen Zondag, hoe aange
naam ook op zich zelf haar te ont
moeten, zag hij dan ook op, omdat
hij haar niets goeds kon mededeelen.
De uitvluchten eindelijk moede, drong
zij er op aan, dat hij niet langer zijn
voornemen uitstellen zon. Hij beloof
de, den volgenden Zondag, een bepaald
bericht te zullen brengen.
In deD loop van de week, sprak hij
dientengevolge zijn vader aan, hem
smeekende, zijn geluk niet in den
weg te zijn. Hij gevoelde hoe langer
zoo meer aan dat meisje gehecht te
zijn, en niet in staat, haar bezit op-
tegeven. De heer van Hermelo her
haalde wat hij vroeger gezegd had.
Hij wist, dat hij tegen zijn verbod
gehandeld had, en voortdurend met
den effectenjood omging. Het speet
hem, dat hij zoo weinig om zijn vader
gaf, maar hij had hem niet in zijn
omgang aan banden willen leggen.
Alleen, dit moest hij niet vergeten,
dat hij nooit te hopen had, dat zijn
vader tot zulk eene mésailliance toe
stemmen zou.
Saartje zag met verlangen den
Zondag te gemoet, waarop hij haar
het resultaat van zijn onderhoud met
den heer van Hermelo zou mededee
len. Niet dat zij een ongunstig ant
woord verwachtte, want Filip had
haar te dikwijls verzekerd, dat zij
zijne vrouw zou worden, en zich over
tuigd hield, zijn vader te zullen over
reden, daartoe zijne toestemming te
geven maar zij werd ongeduldig, dat
die beslissing zoo lang uitbleef.
Filip zou een slecht diplomaat ge
weest zijn, daar hij geen onaangena
me gewaarwordingen achter een op
geruimd voorkomen wist te verbergen.
Voor dat zij hem naar den uitslag
van het bewuste onderhoud met zijnen
vader kon vragen, had Saartje alreeds
de overtuiging gekregen, dat het er
niet in den haak mede was. Hoe hij
ook, toen zij met hem alleen zijnde,
hem op den man if vroeg, hoe het
afgeloopen was, zijn antwoord wilde
inrichten om de weigering van zijn
vader's toestemming tot hun huwelijk,
als niet onherroepelijk te doen voor
komen, zag zij spoedig in, dat ervan
dien kant geen gunstig vooruitzicht
bestond.
Saartje had echter haar zinnen op
dat huwelijk gezet. Wat zouden de
Zomers en hunne bekenden wel zeg
gen, als de zaak afsprong, en zij Filip
niet meer in haar gezelschap zagen.
Zij behoorde niet tot degenen, die bij
de eerste hinderpaal hun voornemen
opgeven en zich terugtrekkeninte
gendeel, door moeilijkheid geprikkeld,
gaf zij het geenszins op, haar zin te
krijgen, en wilde zij tot eiken prijs
de vrouw van Filip van Hermelo wor
den.
«Hoor eens, Filip," zeide zij, »je
herinnert je onze eerste kennismaking
nog wel. Welnu, mijne moeder had
mij verboden naar het bal masqué te
gaan maar ik had er mijn zinnen op
gezet en wilde er niet van afzien. Ik
nam voor door list te verkrijgen, wat
mij niet uit vrijen wil werd toegestaan.
Met medehulp van een vriendin kwam
ik er, zonder dat mijne moeder er
iets van bemerkte, voor dat ik thuis
kwam. Het was toen ook slechts door
toeval, dat zij niet naar bed was, dat
zij mijne terugkomst bemerkte. Eerst
was zij boos, maar Bpoedig werd zij
weer goed. Waarom, nu het zooveel
meer dan een gemaskerd bal geldt,
zou jij je nu op je beurt, niet tegen
je vader verzetten?"
»Het doet mij van harte leed, lieve
Saartje dat er niets anders op zit dan
voorshands te berusten. Voor dat ik
meerderjarig ben, geeft de wet geen
middel aan de hand, om het vader
lijk verzet te keer te gaan."
Saartje was opgewonden door den
tegenstand waarop zij niet gerekend
had, en zeide kortaf
»Van de wet weet ik niets af, Filip,
dat kan my ook niet schelen. Maar
ik weet wel. dat als ik een jotigen
was, en een meisje bemiude, ik wel
een middel zou weteD uit te vinden,
om mijn doel te bereiken."
i/Ach lieve Saartje, wist ik er een
middel op, ik verzeker je, ik zou het
aanwenden. Maar ik herhaal, dat ik
niet inzie, op welke wijze mijn hoog
ste geluk je bezit te kunnen
verkrijgen."
De lezer zal wel alreeds vermoed
hebben, dat Saartje het oog op eene
schaking had. Inderdaad was 't die
feitelijke overtreding van het vaderlijk
gebod, dat zij in Filip's plaats zijnde