NIEUWE
IÉ?" Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht. |g|
GEBRUIKT DEN TIJD.
No. 8.
Zaterdag 21 Februari 1920.
49e jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
De Drenkelinge.
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 1.
Franco per post door het geheele Rijk 1.15.
Afxonderlijke Nummers 5 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Vrijdag.
Tijdelijk slechts Zaterdags.
Uitgever O. J. SLOTHOUWER
BureauLangestraat 77. Telephoonn. 69.
t» VER! ENTIËN:
Van 16 regels 0.90; iedere reg9l meer 15 Cent.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Een van de kwellingen in de
laatste dagen des jaars is de ge
dachte aan alles, wat ongedaan
bleef; een van de genietingen der
eerste dagen is de vorming van
nieuwe plannen. Soms doen we
daarbij eerst of we nu op eens
weer over een schat van nieuwen
tijd konden beschikken, maar
nauwelijks zijn we begonnen en
loopen we weer in den tredmolen,
of we beginnen al weer te klagen
over wanhopige drukte en we
merken telkens, dat we tijd te kort
komen.
We hebben hier tweeërlei te
bedenken. Vooreerst dat we niet
goed doen met ons al te angstig
en te gejaagd te maken bij de
gedachte aan den voortvliegenden
tijd. ïllaast u langzaam", moeten
we telkens onszelf en elkaar toe
roepen. We hebben maar één
lichaam, maar één hoofd, maar
één leven en er wordt van ons
niet geëischt, dat we ook beschik
ken zullen over krachten, die wij
niet hebben. Het heil der wereld
hangt gelukkig van ons niet af.
Als we er niet meer zijn, vat een
ander ook onze taak weer op en
de Almachtige, die voor alles zorgt,
zal wel zorgen, dat zij te Zijner
tijd wordt afgewerkt. Wij kunnen
niet meer dan wij kunnen.
Maar ten tweede hebben we
onszelf af te vragendoen wij
werkelijk wat wij kunnen Hoe
veel kostelijke tijd gaat er verloren?
Er gaat veel tijd verloren met
praten. Heerlijk is die gave, als
men wat te zeggen heeft. Gezegend
is zij, als men zich eenzaam en
gedrukt voelt en men moet het
volle hart eens ontlasten in het
hart eens vriends. Maar ellendig
is het, als dit praten, gelijk zoo
vaak, slechts de bezigheid is van
het niets doen. nAl pratende vliegt
de tijd", hoort men vaak zeggen,
als een lofrede op het praten.
En al kan men dit in enkele om
standigheden, b.v. op reis, toege
ven, waar zij, die niet hebben
leeren zien, hooren en denken,
vaak niet anders kunnen doen
dan zich vervelen, overal elders
is er een vreeselijk gevaar aan
het praten verbonden, waartegen
men over 't geheel meer op zijn
hoede moest zijn. Op veler graf
steen pastte het opschrifti>Hij
heeft zijn leven verpraat". Zou
echter iemand dat grafschrift be-
geeren
Doch, zal men tegenwerpen, de
gezelligheid heeft ook haar eischen.
Dit is ongetwijfeld, mits zij ver
snapering, ontspanning blijft Doch
hoeveel tijd gaat er verloren met
niet door inspanning verdiende
ontspanning? Velen hunkeren
steeds daarnaar en doen hun werk
haastig en zonder hart, om zich
maar te eer aan hun jammerlijk
levensdoel, ontspanning en gezellig
verkeer te kunnen wijden. Zij
vergeten dat de beste dagelijksche
ontspanning isvermaak in liet
werk zelf en verandering van be
zigheid.
Er gaat veel tijd verloren met
uitstellen. «We hebben den tijd",
zoo zegt bij alleen, die vergeten
kan, dat hij maar van één oogen-
blik zeker is en dat ook dit bezit
reddeloos verloren gaat, als het
niet dadelijk wordt gebruikt.
Maar er gaat ook veel tijd ver
loren met alles tegelijk te willen
doen en alzoo zich zelf in den
weg te loopen. De oorzaak van
menig verloren jaar ligt in gebrek
aan orde en overleg. Het gebruiken
van den tijd is een studie op zich
zelf, maar die geleerd wordt door
een vasten wil en een levendig
plichtsbesef.
Waarlijk, het is niet overbodig
elkaar de vraag voor te leggen
of wij wel doen wat wij kunnen
De jaren vliegen voorbij en met
de jaren het leven. Doch in
weinig tijd kan er veel geschieden.
Er zijn talrijke voorbeelden van
menschen, die in eenige jaren van
openbare werkzaamheid meer de
den dan honderden anderen te
zamen in een geheel leven.
Naar waarheid heeft iemand
gezegdïDe meeste menschen
zijn slechts een brokstuk van den
tijd". Ze zijn. of liever ze schijnen
slechts wat tijd en omstandig
heden van hen maken. Wat kunnen
wij dus ook anders van hun toe
komst voorzien dan dat ze onder
gaan met den tijd, waarin ze
geheel en al zijn opgegaan Hij
echter, die den moed heeft om
zichzelf te worden, hij behoort
reeds der eeuwigheid toe.
De waarde van ons leven bestaat
in de wilskracht, in de toewijding,
waarmee wij naar het betere
trachten. Velen worden zeer oud
en hebben nog nauwelijks één
dag waarlijk geleefd. Naar een
lang leven behoeft niemand te
hunkeren. Als ons leven maar
waarlijk leven heeten mag, als het
leeren en denken en werken is
geworden, dan leven wij ook lang
in een kort leven. Want wat is
leeren anders dan het verleden
in ons opnemen, wat is denken
anders dan het heden gebruiken,
wat is werken anders dan de
toekomst veroveren
De tweede nota der geallieerden
omtrent de uitlevering van
den ex-keixer.
De tekst der tweede nota van de
geallieerden omtrent de uitlevering
van den ex-keizer luidt ongeveer:
De mogendheden namen nota van
het antwoord der Ned. Regeering op
haar nota van 15 Januari betreffende
de uitlevering van Wilhelm Von
Hobenzollern, den Duitscheu ex-keizer.
De ontzaglijke opofferingen die de
mogendheden zich tijdens den oorlog
in het algemeen belang hebben ge
troost, geven baar het recht, aan
Nederland te vragen, zich nog eens
te beraden over zijn weigering, die
gebaseerd is op de gewichtige, maar
geheel op zichzelf staande overwegin
gen van een staat, die zich buiten
den oorlog hield en wellicht de ge
varen en plichten van dit oogenbhk
niet voldoende kan beseffen.
Do verplichting der mogendheden
tegenover de andere naties, de ernst
der onderhavige kwestie, zoowel als
de zeer ernstige politieke gevolgen,
die de verzaking der eischen van de
gerechtigheid tegen den ex-keizer
kunnen teweegbrengen, dit alles be
weegt de mogendheden, haar eisch
te handhaven en te herhalen. De
mogendheden verlangen niet, dat Hr.
Ms Regeering zal afwijken van haar
traditioneel beleid, maar zijn van
oordeel, dat de aaid van haar verzoek
dat naar haar meening niet enkel of
hooldzakelijk afhankelijk is van de
Nederlandsche wet, niet voldoende op
prijs gesteld is.
Er bestaat geen quaestie van pres
tige op het spel en de mogendheden
schenken evenveel aandacht aan de
gewetensvolle gevoelens van een
staat met beperkte belangen, als aan
het na rijp beraad genomen besluit
der mogendheden. Zij kunnen echter
niet wachten op de instelling van een
wereldgerecht, bevoegd om internatio
nale misdaden te onderzoeken, als
men de verantwoordelijke bewerkers
van de catastrophe van den grooten
oorlog voor het gerecht te brengen.
Het is juist deze voorgenomen ver
volging, die den weg zou kunnen
banen voor zulk eeu wereldgerecht,
en het demonstreert, de eenparigheid
van gevoelens die het geweten van
de naties der wereld bezielen. De
mogendheden wenschenerop te wijzen,
dat de Volkenbond nog niet in een
zoodanigen staal van ontwikkeling
is, dat daarop met succes een beroep
kan worden gedaan. Zou niet de
weigering van Harer Majesteits Re
geering om den ex-keizer uit te leveren,
Het was juist een jaar geleden dat
zij verdronk, daargiuds, aan die vreese-
lijke kust van Bretagne, meegesleurd
door een verraderlijken golfstroom,
terwijl baar groote blauwe oogen naar
den Oceaan tuurden.
Het drama was afgespeeld te Saint
Guénolé, een bescheiden badplaatsje,
waar zij als jonggehuwden, hun witte
broodsweken wilden doorbrengen.
Ondanks zijn mateloos verdriet en
de berinneriDgen die bet in hem zou
opwekken, wilde André Brézal op den
jaardag van bet ongeluk daarheen
gaan, een pijnlijke reis, maar die bij
volbracht als een droeve plicht: bij
wilde gaan neerknielen op baar graf
of liever op de plaats waar zij van
een rots in zee gevallen was en waar
hij een ijzeren kruis had doen planten,
want de zee bad zelfs baar lijk niel
teruggegeven. Men had hem te Parijs
verzekerd, dat er nog een ander hotel
was dan dat waar hij verleden jaar
had gelogeerd en dat had hem aan
gemoedigd.
Hoe somber het landschap van
Cornouaille, toen hij de stad Pont-
l'Abbé voorby was- Naarmate de
departementale trein verder reed,
waren er minder boomen. Weldra was
de grond niet meer dan grijs zand,
met slechts nu en dan een huisje, hel
geleek overigens de Sahara wel.
De zee kwam in het gezicht, donker
blauw, met groote witte wolken aan
den horizon en kort daarop stopte
de treio te Saint- Guénolé.
Onder de starende blikken der in
woners ging Brézal door bet dorp,
eenige visschershuisjes langs den weg
gebouwd en rondom de kleine haven.
Daarachter opnieuw de kale grond,
hooge rotsen, die tot ver in zee liepen
en de eindelooze watervlakte.
Zoodra bij in deze omgeving kwam
stonden zijn herinneringen hem weer
levendig voor den geest. Hier had zij
getrippeld aan zijn zijde, stralend in
bet geluk van baar jonge huwelijk
daar, aan het strand bad zij schelpen
gezocht en daar hadden de wieede
golven haar weggesleurd, een nood
lottig en onverwacht einde makend
aan baar kortstondig geluk.
Neergeknield op de rots strooide
André er bloemen en, om zich vrijer
aan zijn smart te kunnen overgeven,
zond hij den visschersjongen weg, die
zijn haudtaschje droeg.
Nu bleef bij alleen, tegenover den
uitgestrekten horizon, tegenover de
golveo, die met wit schuim op de
klippen braken.
Met hoeveel aandacht bad hij ver
leden jaar, dagenlang, gekeken naai
de verraderlijke golven, hopende dat
zij hem baar prooi zouden teruggeven.
Ook nu, als uit gewoonte keek bij
naar hen en 't was hem soms, of hij
de dierbare doode zag, die wanhopig
haar handen uitstrekte, terwijl bij zich
in het eiudeloos niet voelde wegzinken.
Het was hem, als of hij haar angst
kreten hoorde, terwijl er niemand in
den omtrek was, om haar hulp te
bieden.
Eindelijk neeg de zon ter kimme
en het werd tijd deze eenzame plek
te verlaten, want spoedig zou de avond
vallen.
Langzaam ging hij naar bet dorp.
Daar stond bet hotel, waar hij met
haar bad gelogeerd maar schuw liep
hij voorbij zoekend naar het tweede
waarvan men hem gesproken bad. Hij
vond het niet en toen bij er naar
vroeg, vernam hij, dat bet nog in
aanbouw was.
Er was nog altijd slechts één hotel
in het dorp, dus moest hij er wel
binnentreden, met hoeveel weerzin
dan ook.
Het was een klein burger logementje,
bezocht door kooplieden eri kunste
naars en spoedig vol. In de eetzaal
vond hij nog één plaats onbezet. Alles
hier was hem bekend, alleen was het
hotel in andere handen overgegaan.
Na vlug wat gegeten te hebben,
vroeg bii een kamer en men bracht
hem naar betzelfde vertrek, dat hij
verleden jaar bewoond had.
Hebt gij geen andere kamer? vroeg
bij met dichtgeknepen keel.
Maar mijnheer, dit is de beste van
het geheele hotel. Alleandere zijn bezet.
Boven
Daar ligt alles in puin, door een
storm van 't voorjaar.
Vertrekt er geen trein meer van
avond
Neen, niet voor morgenochtend.
Alles scheen dus tegen hem samen
te spannen en, door aandoening en
vermoeienis overmand, zonk hij op
een stoel neer. De deur werd gesloten
en het huis verzonk in stilte. Buiten
was bet een donkere nacht, maar zeer
kalm, slechts in de verte hoorde men
bet ruischen der zee. Het licht van
den draaienden vuurtoren viel bij
regelmatige tusschenpoozen in zijn
kamer.
Voor hem stond bet bed, dat hem
wachtte, maar zou bij er zich op
leggen 7 Neen, dat zou te bitter zijo.
Weer dacht hij aan dien dag van het
vorige jaar, toen hij bier gekomen
was met haar, den avond van zijn
huwelijk, meeoend nog een wereld
voor zich te hebben van licht en
schoonheid, en nu..troosteloos alleen.
Urenlang bleef hij zoo zitten, on
beweeglijk, bij het licht van zijn
nachtkaars, die op de tafel stond te
branden, onafgebroken starend naar
het ledige bed.
Eensklaps het klamme zweet
brak hem uit meende hij de dekens
te zien bewegen, golven als de baren
der zee.
Hij kwam naderbij om beter te zien
en riu slaakte hij een kieet. Boven
die dekens uit vertoonde zich haar
gelaat, bet groenachtige lijkengelaat
van een drenkelinge, de prachtige
blonde baren hingen los over het
kussen en zij stak de bloote armen
op, als zochten zij een steunpunt. Hij
wilde de hand uitstrekken om het
lichaam aan te raken, maar bij durfde
niet. Toen vluchtte hij weg uit de
kamer, wilde het huis verlaten, maar
'hij vond de buitendeur afgesloten en
op de trap bleef hij zitten, nog ge
heel gekleed.
Het gerucht, dat hij maakte, had
den hotelhouder doen ontwaken.
Brézal voelde een hand, die hem op
den schouder werd gelegd en zag voor
zich een man in zijn hemd, een broek
haastig aangeschoten, een brandende
kaars op een blaker in de band.
Wat is er? Zijt gij ziek?
Neen maar daarboven in
het bed.... daar ligt.... o! verlaat
mij nietiets afschuwelijks
mijn vrouw, die verdronken is.
De hotelhouder herinnerde zich, zijn
voorganger had hem het drama van
verleden jaar verteld.
Te zamen gingen zij de trap op.
Toen zij in de kamer kwamen drong
het eerste schijnsel van den ontwa-
kenden dag door het venster naar
binnen, zoodat men alles in de kamer
goed kon onderscheiden.
Zie zie I stamelde Brézal, met wijd
opengesperde oogen.
Het bed was ledig.
De hotelhouder keerde zich tot zijn
vrouw, die oveneens op het geiucht
was toegesneld en fluisterde haar in
het oor
Wij hebben een krankzinnige in buis.