NIEUW E
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
I
No. 10.
Zaterdag 6 Maart 1020.
40e jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EK ZATERDAG.
DE JUISTE MAAT.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
Siciliaansch carnaval
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 1.
Franco per post door het geheele Rijk 1.15.
Afzonder 1$ke Nummers 5 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Vrijdag.
Tijdelijk slechts Zaterdags.
Uitgever O. J. SLOTHOUWER
BureauLaugestraat 17. Telephooun. 60.
AD VERTENTIËN:
Van 16 regels 0.90j iedere regel meer 15 Cent.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Men heeft weieens gezegd, dat
de groote dwaling en het grootste
ongeluk der menschen hierin zou
bestaan, dat zij de juiste maat niet
weten te bewaren. Het is een ge
zegde, dat waar of onwaar kan
wezen, al naar het verstaan wordt.
Mocht men er mee bedoelen, dat
de ware wijsheid zou zijnzooveel
mogelijk het juiste midden te be
waren tusschen het tegenover el
kander staande, zoodat men niet
al te lichtvaardig moet willen zijn
en niet al te goddeloos, niet al te
wijs en niet al te dwaas, ieder
zal toegeven dat men dit een
kreupele wijsheid moet noemen,
die ons nooit het rechte kan doen
vinden. Want in 't goede te ver
te gaan is onmogelijk; en ieder
achterblijven in het goede is reeds
een plaats geven aan dat kwade,
dat nooit anders dan kwaad kan
stichten. Bedoelt men daarentegen
dat het ware en gelukkige leven
alleen dan ons deel kan zijn, wan
neer wij het juiste evenwicht weten
te bewaren tusschen de verschil
lende aandoeningen, neigingen,
begeerten, die ons binnenste be
wegen, zoodat geen van die de
haar gestelde maat overschrijdt
en daardoor aller overeenstemming
verstoort, maar integendeel wat
den hoogsten rang bekleedt ook
altijd het meeste geldt en al het
andere er zich ih juiste evenredig
heid aan onderschikt, ja, dan heeft
men wel zekerlijk recht. Want dit,
deze innerlijke harmonie, dit is
niet anders en niet minder dan
het goede zelf, het goede dat goed
is en waarbij men het goed heeft.
En toch zijn er gevallen waar
de overschrijding der juiste maat
niet alleen niet te laken, maar aan
te bevelen is. Er bestaat b.v. een
rechtmatige toorn, die een heilige
gemoedsaandoening, de veront
waardiging van 't rein en edel
gestemd gemoed is: het is de
warme ijver der waarachtige liefde
tegen hetgeen laag, onedel en
baatzuchtig is. Dezen toorn niet
te kennen, het getuigt van een
groot jammerlijk gebrek in de ge
steldheid des harten. Helaasdaar
zijn er niet weinigen, wien hij
geheel of nagenoeg vreemd blijft
en dat uit verschillende of althans
verschillende gewijzigde oorzaken.
Bij sommigen, bij de meesten wel
licht is het een gevolg van zedelijke
verdooving en verstomping. Zij
worden wel geërgerd, ja juist zij
vaak het eerst, door hetgeen hen
persoonlijk krenkt en benadeelt,
door hetgeen hun ijdelheid aan
tast, hun wensch en lust, hun
tijdelijk belang in den weg komt;
deze dingen zullen hen niet zelden
in felle drift doen opstuiven, maar
voor het kwaad als zoodanig too-
nen zij zich meestal onaandoenlijk.
Dat groote beginselen verzaakt,
heilige rechten miskend en ver
treden worden; dat slinke wegen,
oneerlijke praktijken gevolgd wor
den dat de onwetendheid misleid,
de onschuld belaagd, de zwakke
verdrukt wordt, dit alles en zoo
veel meer, zij zullen het niet
loochenen, als zij er opmerkzaam
op worden gemaakt en niet ont
kennen dat het verkeerd is; maar
zoolang zij zeiven er slechts geen
schade bij lijden, raakt en deert
het hun weinig. De wereld is nu
eenmaal zoo, dus oordeelen zij, en
men dient haar te nemen zooals
zij isi Waartoe zich gekweld en
vermoeid over hetgeen men toch
niet verhelpen kan? Waartoe zou
men zich het harnas gaan aan
trekken wegens al het verkeerde,
terwijl men al genoeg te doen
heelt om zichzelven en het zijne
voor schade te vrijwaren en met
rust en met cere door de wereld
te komen?
Ja, dit is het eigenlijkmen is
zoozeer vervuld met zijn eigen
wenschen en begeerten, met zijn
tijdelijke behoeften en belangen,
dat men voor hetgeen deze niet
betreft, nauwelijks oog en hart
heeft. Indien men maar heeft en
liefst in zekere ruimte wat men
eten en drinken en waarmee men
zich kleeden kan, indien men maar
zijn smaak en neiging kan volgen
en ook bij leed en gemis de ge-
wenschte verzachting en vergoe
ding mag vinden, dan is men voor
't overige tamelijk onverschillig.
Voorzoover 't kwade dadelijk en
tastelijk nadeel aanbrengt, wil men
het wel te keer gaan, wenscht en
tracht men ook zelf er niet toe te
vervallen, maar overigens hecht
men in den grond aan «slecht" of
«niet slecht" niet zooveel gewicht;
of men is minstens zoozeer op zijn
gemak gesteld dat men ter wille
van de rust liefst ook het kwaad
maar met rust laat.
Al is het dat men zoodoende
tot de bij de wereld onbesprokenen
behoort, staat men er hooger om?
Achl wel zijn ze beklaaglijk, die
zich zoo voor edele en heilige ge-,
waarwordingen onvatbaar toon.en
en daarom den toorn niet kennen,
de juiste maat niet durven over
schrijden.
Het verblijf van den Ex-Keizer.
De restauratie van het huis te Doorn.
De restauratie van de toekomstige
verblijfplaats van den ex-keizer wordt
thans met kraebt aangepakt. Tal van
werklieden zijn geregeld aan den
arbeid.
De linkervleugel van de eerste ver
dieping van het Huis Doorn wordt
ingericht voor den ex-keizer en den
daar tegenover liggenden rechtervleu
gel voor de ex-keizerin. Uit deze
beide vleugels zijn ijzeren brandtrappen
naar beneden aangebracht.
De derde verdieping, die nogal hoog
was, is door bet leggen van een
nieuwen zolder in tweeën gesplitst.
Hierdoor is een groote vliering ge
vormd, die in hoofdzaak als berg-
pluats gebruikt wordt.
De entree van het gebouw wordt
ook veranderd. De marmeren trap,
die van de voordeur, binnenshuis naar
de eerste étage leidde, wordt uitge
broken. Op deze étage wordt een hal
gemaakt, waartoe van buiten af toe
gang wordt verschalt dooreen oieuweu
grooten stoep, van kunstgraniet ge
bouwd.
Voor de brug, die toegang lot den
hoofdingang ran het gebouw veileent,
woidt een groot betonplateau aange
legd, opdat auto's enz., zich daar
zonder gevaar voor verzakking kunnen
bewegen.
De gemetamorphoseerde «boerderij"
en de «oranjerie" zijn beide reeds
door Duitsch personeel in gebruik
genomen In de eerste huist het
mannelijk dienstpersoneel en in de
tweede het vrouwelijk personeel.
Vorige week zijn weer 5 wagens
uit Berlijn gearriveerd, met nieuwe
voorraden meubelen en huisraad.
De afrastering aaD den z.g. achter
weg, waarvan de plaatsing op last
van den burgemeester indertijd was
stopgezet, omdat die te ver op den
gemeentegrond geschiedde, is door
Ged. Staten goedgekeurd en thans
ook voltooid, op precies dezelfde grens
lijn als reeds in den beginne was
aangenomen.
Met het uitgraven voor de fundee
ring van het poortgebouw is men
thans ook aangevangen.
Zoo eenigszins mogelijk moet buis
en plaats voor Juni voor de ontvangst
van de nieuwe bewoners gereed zijn.
Een gift der Koningin.
Naar wij vernemen, heeft de Ko
ningin weder een belangrijke gift
geschonken aan de Centrale Com
missie tot het uitzenden van Neder-
laudsche kinderen naar builen.
De Bolsjewistische diamant
handelaar.
Wij vernemen over den Bolsjewis-
tischen diamanthandelaar Henrik Ka-
relfelt, thans als ongewenscht vreemde
ling "in voorloopige hechtenis, uit
Stockholm nog het volgendeHij
noemt zich juwelier doch beeft in de
Svartmannagaianeen derderangs-
straat, een bescheiden reparatiewerk
plaats van sieraden, hij woont in de
Vallhalla vagen 125 is geboren te
Viborg, dus' vari Finschen oorsprong,
en liet zich in Zweden naturaliseeren.
Karelfelt is een helper van ge
vluchte Finsche roode gardisten, zette
er te werk in zijn atelier, is bij iederen
politieman te Stockholm als commu
nist bekend en heeft zich eenige
malen, toen de politie Finsche roode
gardisten wilde arresteeren, tegen haar
verzet.
Toch kreeg de man van onzen
consul-generaal aldaar liet Neder-
landscbe visum op zijn pas ru werd
bij in staat gesteld voor honderd
duizenden aan uitgebroken Russische
diamanten, bier van de hand te doen.
Handelsbl.
De heer v. Ravesteijn vraagt aan
den Minister van Justitie:
Is de Minister^bereid mee te deeleD,
of de arrestatie van den heer Hendrik
2) /Slot).
Niettemin ontving de heer des
huizes hen met zijn gewone vriende
lijkheid.
Heil u, signor Ascanio, zeide
Harlequin, wij zagen dat uw huis nog
open en het licht nog aan was, dus
wilden wij even bij u binnentreden.
Gij zijt mij welkom, vrienden.
Zoo lang de klok nog geen 12 heeft
geslagen, staat mijn huis op dezen
avond voor alle brave lieden open.
Neemt plaats, gij zult nog wel
een beker wijn op mijn gezondheid
willen ledigen.
Gaarne.
Zij zetten zich aan een klein tafeltje,
Pierrot werd door de anderen op een
stoel neergezet en zoodra hij zat viel
zijn hoofd voorover op de tafel, en
Puncinello schoof er voorzichtig zijn
arm onder. Op een wenk van Ascanio
snelde een bediende toe met een kan
van den vurigen landwijn en 3 glazen,
maar Puncinello schoof een glas terug,
terwijl hij zeide:
Twee is genoeg, onze vriend
heeft al meer gedronken dan hij op
kon.
Zij vulden de glazen en stieten aan
met Ascanio, waarna zij nog eenige
oogenblikken bleven lachen en schert
sen, totdat Harlequin zeide
Komaan, het wordt tijd om op
te stappen, willen wij nog om 12 uur
binnen zijn. Dank voor uw gastvrij
heid, signor Ascanio.
Tot weerziens vrienden.
Zij poogden Pierrot te doen op
staan, maar hij viel op zijn stoel
terug.
Er is geen beweging meer in
te krijgen, zei Puncinello. Hoe krijgen
we dat vrachtje nog thuis?
Signor Ascanio, sprak Harlequin,
onze vriend, heeft niet meer gedron
ken dan wij, maar hij schijnt den
wijn slecht te kunnen verdragen.
Mogen wij hem hier laten
Wel zeker, mijn huis is ruim
genoeg, laat hem blijven, dan kan hij
vannacht hier uitslapen.
Heb dank, signor Ascanio en
goeden nacht.
Gearmd en met onvaste schreden
gingen zij heen. Kort daarop sloeg
de klok twaalf.
Een bediende sloot de voordeur,
een ander doofde de lichten in de
groote zaal, op een paar na, ten einde
den boel te kunnen opruimen en
Ascanio begaf zich naar zijn kamer
om zijn maskeradepak af te leggen.
De knechts en meiden haalden de
vuile glazen op en zetten de meube
len op hun plaats. Toen een der
meisjes kwam bij den Pierrot, die
daar nog steeds roerloos zat, met het
hoofd voorover op de tafel, slaakte
zij een gil én wees met uitgestrek-
ten arm naar den eenzamen slaper.
Daar, daar, ziet! riep zij uit.
De anderen snelden toe en tot hun
groote ontsteltenis zagen zij een dun
bloedstraaltje, dat onder het masker
van Pierrot uitvloeide en een vlek
op de tafel had gemaakt. Een der
bedienden ging Ascanio waarschuwen
en ook deze snelde toe. Hij had zijn
purperen toga met hermelijn omzet,
reeds afgelegd en had nu zijn ge
wone kleeren aan, die hij er onder
had gedragen.
Zie, signor Ascanio, zei de be
diende, die Pierrot is gewond, hij
bloedt.
Ascanio schudde Pierrot aan den
arm.
Hallo, vriend, word wakker
Maar de gemaskerde bleef onbe
weeglijk en toen Ascanio hem nog
harder schudde, gleed hij van den
stoel, zijn hoofd kwam met een zwa-
ren bons op den grond neer, maar
ook daar bleef hij roerloos liggen.
Weer vloeide er bloed onder zijn
masker uit.
De landedelman knielde naast hem
neer en nam hem het mom af.
Een kreet van ontzetting klonk van
aller lippen.
Wat dat mom verborg was het
gelaat van een lijkloodkleurig met
gebroken oogen en blauwe lippen en
die doode was Dario.
Zijn hals vertoonde een breede
wond, waar de slagader was door
gesneden en het lijk was reeds groo-
tendeels leeggebloeid. Waarschijnlijk
had men hem eerst laten uitbloeden,
alvorens hem in het Pierrotpak te
steken, want dit was smetteloos wit.
Ascanio viel met het hoofd voor
over op de borst van zijn dooden
zoon en snikte luid. Stil en als ver
plet stonden de bedienden om hem
heen, geen die deze uiting van vader-
smart durfde storen.
Na langen, langen tijd hief de
vader het hoofd op. Verwilderd keek
hij om zich heen. Daar viel zijn oog
op het bordpapieren mom, dat nog
naast den doode lag. Hij meende te
zien, dat er aan den binnenkant iets
op was geschreven. Snel raapte hij
het op, ging er mee naar het licht
en las de volgende ontzettende woor
den, met potlood er op gekrabbeld.
«Liveretto Natale heeft den dood
van zijn zuster Fiametta op Petruzzi
Dario gewroken a
Het mom ontviel aan de bevende
handen van den ouden man. Eens
klaps slaakte hij een kreet van woede,
een somber vuur schitterde in zijn
oogen. Hij ging naar den schoorsteen,
waarboven zijn steeds geladen geweer
hing, rukte het van den spijker, wierp
het aan den leeren bandelier over
zijn schouder. Zonder een woord
meer te spreken, verliet hij het huis
en verdween in den nacht.