4/V- I O-vS1. Op 8 November 1927 des n.m. 2 uur komt in de vergadering van Burgemeester en Wethouders de heer F.van den Berg,onder directeur van de N.V.Utreehtsche Asphaltfabriek v/h Firma Stein en Takken. De Voorzitter geeft den heer Van den Berg de gelegenheid het doel van zijn komst nader uiteen te zetten. De heer van den Berg deelt mede,dat zijn firma materialen en werk geleverd heeft ten behoeve van de bouwwerken van het gasbedrijf. De aannemers van het werk t.w. Priem en Boersma waren finantieel niet sterk,zoodat de firma aarzelde leveranties te doen en werk te verrichten. De gemeente-architect liet echter uitkomen ,dat de aannemers zijn steun hadden en dat hij gaarne zou zien dat door de firma geleverd werd. Daarbij werd nog door den gemeente-architect gezegd,dat de Boaz-Bank volledige cessie had op het werk,welke mededeeling door de)q Bank is be vestigd geworden. De Bank zou garant zijn voor de betaling, welke zou volgen,wanneer de vierde termijn der aannemingssom door de gemeente zou zijn betaald. Deze betaling door de ge meente blijft volgens verkregen inlichtingen van de Boaz-Bank nog achterwege. De heer Van den Berg laat den brief van de Boaz-Bank inzien,waarin echter gesproken wordt van laatsten termijn en niet van vierden termijn. Daarop wordt door hem ge vraagd op welke wijze zijn firma nu aan het geld zal moeten komen,waarop de Voorzitter hem verwijst naar de Boaz-Bank. De heer Van den Berg neemt aan,dat de gemeente aan de ver plichtingen heeft voldaan,maar Spreker meent ,dat er toch een modus gevonden zal kunnen worden,waarop zijne firma de vorde ring gehonoreerd krijgt. De Voorzitter stelt de vraag of door of vanwege de gemeen te aan de firma ook eenige garantie van betaling is gegeven, waarop door den heer van den Berg wordt te kennen gegeven,dat zijn firma geen verhaal op de gemeente heeft. De aannemers hebben echter de Boaz-Bank gemachtigd namens hen betalingen te doen,welke betalingen afhankelijk zijn van die door de gemeente. De Voorzitter antwoordt daarop dat alle vorderingen van Priem en Boersma op de gemeente, zijn gecedeer<^zoodat zij geen vordering meer hebben. Door Priem en Boersma is het werk stil gelegdwaarna de gemeente met hen is overeengekomen het werk met hunne hulp verder af te maken,hetgeen dan ook i3 geschied.. De heer Van den Berg concludeert uit het vorenstaande dat de 10# niet wordt uitbetaald,omdat het werk niet door de aan nemers,maar door de gemeente zelf is afgemaakt. De Voorzitter bevestigt deze conclusie ,en de heer Van den Berg voelt dat zijne firma er op deze wijze is tusschen ge draaid Nogmaals stelt de Voorzitter den heer Van den Berg de vraag of zijne firma eenige garantie/heeft,waarop andermaal wordt geantwoord dat hij geen verhaal op de gemeente heeft. De Voorzitter merkt nog op ,dat de vordering van de N.V.Utrechtsche Asphaltfabriek behoort gerekend te worden tot de drie eerste termijnen,zoodat naar zijne meening de Boaz-Bank, die bovendien garantie heeft gegeven, tot betaling verplicht was De heer van den Berg merkt op dat betaling eerst volgt wanneer de laatste termijn door de gemeente is betaald. Tenslotte dankt hij het college voor de verstrekte in lichtingen ,en geeft nogmaals de verzekering dat alleen het vragen van deze inlichtingen het doel is geweest van deze con ferentie. Hierna wordt dit onderhoud gesloten. Aldus vastgesteld door Burgemeester en Wethouders van Soest,den IH November 1927. De Secretaris, De Voorzitter,

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1927 | | pagina 718