30 Juni 1952 51
Indien echter de Raad besluit de vraag in studie te nemen of
aan inwoners, die op andere wijze geen huis kunnen krijgen, ver
gunning kan worden verleend om een houten woning te plaatsen
wil hij het voorstel wel steunen, want de gemeente heeft vol
doende grond, waar men dergelijke noodwoningen zou kunnen
plaatsen. Daardoor zou een belangrijke verbetering van de
woningpositie kunnen worden verkregen. Gaat men hiertoe
echter niet over en zou het thans aan de orde zijnde voorstel
wel worden aangenomen, dan geeft men de een wel gelegenheid
tot het plaatsen van een houten woning en de ander niet.
Alvorens zijn stem te bepalen, wil spreker gaarne horen,
of B.& W. en de Raad bezwaar hebben op gemeentegrond houten
woningen te laten plaatsen.
Mevrouw LANDWEER- de "Visser wil een geheel ander geluid
laten horen. In de Commissie voor Uitbreidingsplannen waren
verscheidenen tegen dit voorstel, spreekster is er integendeel
voor. Zij geloof t, dat men in deze tijd van enorme woningnood
dankbaar moet zijn voor ieder gezin, dat een onderdak kan krijgen
In normale tijden zou zij er voor zijn het huis op te ruimen,
maar waar de ellende van de samenwoning zoo hoog dikwijls loopt
en hier een jong echtpaar in deze woning wil, die het wel
behoorlijk zal opknappen, mag de Raad dit toch niet verhinderen.
De VOORZITTER verheugt zich er enerzijds over, dat de
Raad zo positief achter het College staat wat betreft het
weren van de bouw van houten woningen in het natuurreservaat.
Zoals de Raad zal begrijpen, wordt nu en dan grote druk op
het College uitgeoefend om daar woningen toe te laten. Ware
daaraan toegegeven, dan stonden er een paar houten woningen
en zou er niet veel van het natuurreservaat zijn overgebleven.
Aan de Middenlaan zijn door bijzondere omstandigheden twee wonin
gen gekomen. Eén daarvan is door de bewoners verlaten; dus was
er inderdaad de mogelijkheid het terrein weer te bestemmen voor
natuurreservaat. Dit was B.& W, verreweg het liefst geweest,
maar zij hebben het niet gedaan, omdat met deze woning een
Soester gezin kan worden geholpen en bovendien door deze oplos
sing ook verder geen inbreuk wordt gemaakt op het uitbreidings
plan. Wanneer de Raad de grond voor vijf jaar verhuurt aan een
ander, wordt alleen een situatie bestendigd, die al onstaan is,
maar er ontstaat niet een nieuwe ongerechtigheid bij. Dit mag
toch wel enig gewicht in de schaal leggen. Voor de buiten
wereld verandert er helemaal niets. Het huisje blijft bestaan,
misschien wordt het niet verbeterd, maar in ieder geval treedt
er geen verslechtering in. De nieuwe huurder heeft de positieve
mededeling gekregen, dat hij er niet op moet rekenen, dat de
grond na vijf jaar weer wordt verhuurd. De Raad zou alleen
besluiten gebruik te maken van het feit, dat daar een huis is
en daarmede voorlopig een Soester gezin, en nog wel een oor
logsslachtoffer, helpen.
Het is hier niet een academischie kwestie. Wat de Raad
doet in in strijd met de algemene beginselen, maar de Raad
laat hier dan eigenlijk de nood van het ogenblik en de practijk
even voorgaan.
De heer R.Hilhorst heeft het vraagstuk iets algemener
willen zien en zou, indien er op grote schaal houten woningen
zouden mogen worden gebouwd, ook dit goed vinden. Dit is in
zoverre niet helemaal juist, omdat, al zou de Raad besluiten
op andere terreinen noodwoningen door particulieren te laten
bouwen, het toch nooit zou mogen op dit terrein, zodat de
huur in kwestie over vijf jaar toch zou worden geannuleerd.