- 28 November 1952 104. De wethouder YAN DEN AREND zegt» dat er inderdaad enige* achterstand is, maar dat deze op het totaal van de huren toch niet zo groot is. De stand is op 24 September opgeno men en naarmate het einde van de maand nadert, wordt het te vorderen bedrag lager. De gemeente is gedekt, doordat iedere bewoner veertien dagen huur vooruitbetaalt. Niettemin, al is de achterstand niet verontrustend, het is van belang er aandacht aan te besteden. De VOORZITTER wijst er op, dat een enigszins scheef beeld ontstaat, doordat sommige bewoners per maand betalen, waar door er periodiek een zekere achterstand is, die echter nor maal wordt ingehaald. Het voorkomen van achterstand blijft echter een voortdurende zorg. De wethouder VAN DEN AREND zegt, dat deze huren alle vooruit worden betaald, hetgeen bij "St.Joseph" niet het ge val is. Als de huren normaal worden betaald, kan er geen achterstand zijn, maar die is er wel. De verslagen worden daarop aangenomen voor kennisge ving. Mevrouw BUNG-ENER-Odinot zegt een verzoek van de B.N.O.P., waarvan zij een op 12 November gedateerd afschrift heeft ont vangen, niet bij de stukken te hebben gevonden. Spreekster wijst er op, dat het leven voor de mensen met de lagere lonen steeds moeilijker wordt, vooral met de feestdagen. Daarom is een verzoek ingediend om een toeslag van 2 <fo} zo als ook particuliere bedrijven die geven. De VOORZITTER zegt, dat het verzoek inderdaad is inge komen en thans wel behandeld kan worden. Het is niet moge lijk aan het verzoek om een extra gratificatie van 2 met het oog op Kerstmis te voldoen, omdat de salarisregeling van de gemeente aangepast is aan die van het Rijk en het Rijk deze gratificatie niet verstrekt. Een besluit om uit te gaan boven hetgeen het Rijk doet zou zeker niet worden goedge keurd Mevrouw BUNGENER-Odinot acht het een fout van B&W, dat het verzoek niet bij de stukken heeft gelegen. De VOORZITTER zegt te zullen nagaan wat daarvan de oorzaak is. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de gevraagde gratificatie niet te verstrekken, waarbij op verzoek van mevrouw Bungener-Odinot wordt aangetekend, dat zij zich met dit besluit niet heeft verenigd. 139Verzoeken van: a. R. Westra te Soest om ontheffing van het bepaalde in de verordening ex art. 4, 1e lid, 2e der Hinderwet, ten be hoeve van de oprichting van een bedrijf tot bewaring van afval in de kom der gemeente. (1-214). De heer VAN WELY wijst er op, dat de heer Westra zijn bedrijf tien jaar heeft uitgeoefend zonder om de vereiste ontheffing te verzoeken en vraagt, of hierop van gemeen tewege wel voldoende toezicht wordt uitgeoefend. De VOORZITTER wijst er op, dat de heer Westra tien jaar geleden, dus tijdens de bezetting, zijn bedrijf be gonnen is en dat later wellicht is aangenomen, dat de zaak - in -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1952 | | pagina 250