26 Juni 1953 83»
De heer SCHAAFSMA zegt, dat er in dit voorstel iets
zit wat hem niet bevalt. Gedeputeerde .Staten verzoeken het
bedrag voor de afrastering van 5500,terug te brengen
tot o 3800, dat wil zeggen tot het oorspronkelijk door
B&W voorgestelde bedrag. Hebben B&W getracht tegenover
Gedeputeerde Staten de argumenten te verdedigen die de
Raad tot zijn besluit hebben gebracht? Het lijkt spreker toe,
dat een besluit van de Raad niet het respect ontvangt, dat
het toekomt. Persoonlijk gevoelt spreker zich er enigszins
door gestoten. Na lange discussies heeft de Raad het beter
geacht betonpaden te nemen, maar op grond van de financiële
omstandigheden van de gemeente mag het niet. Het gaat toch
niet om zo'n groot bedrag. Spreker voelt zich een beetje als
gemeente-raadslid inde hoek gezet. Het komt hem voor, dat
de Raad moet besluiten er kennis van te geven het hiermede
niet eens te zijn. Het is een prestigekwestie; uit het op
treden van Gedeputeerde Staten blijkt, dat de Raad maar aan
de leiband heeft te lopen.
Mevrouw YAN DER SWAN-de Kiewit verenigt zich volkomen
met de woorden van de heer Schaafsma en is er beslist tegen
het bedrag terug te brengen tot 3800,
De heer KRUYFF is het geheel met de heer Schaafsma
eens. Het is niet slechts een prestige-, maar ook een be
leidskwestie. Als de Raad inziet, dat het op den duur voor
deliger is een iets hogere uitgave te doen, is het verkeerd
het hoofd direct in de schoot te leggen.
Mevrouw BUNGENER-Odinot sluit zich aan bij de heer
Schaafsma.
De heer CLEMENS zegtj dat toch zeker beroep mogelijk
is, dat hij dan zou willen instellen.
De wethouder DE HAAN deelt mede, dat bij de voorstellen
aan Gedeputeerde Staten de notulen worden gevoegd, die
in Utrecht goed worden gelezen. Gedeputeerde Staten gronden
hun standpunt op het oordeel van een adviseur die ter
plaatse is wezen kijken. Zowel de Provinciale Waterstaat
als de dienst Gemeentewerken zijn dus van oordeel, dat
houten palen zeker zo goed zijn als betonpalen. Spreker kan
zich begrijpen, dat Gedeputeerde Staten eerder luisteren
naar de deskundigen dan naar het inzicht van raadsleden.
Om in beroep te gaan staat men, gezien het oordeel van de
deskundigen, zeer zwak. Het is onaangenaam dit te slikken,
maar met een beroep, dat naar sprekers oordeel nihil
kans zou hebben, brengt men de gehele zaak op de lange
baan
De heer KRUYFF vraagt zich af, wat de Raad nog heeft
te doen, als Gedeputeerde Staten toch afgaan op het ad
vies van deskundigen. Dan zitten de raadsleden hun tijd
te verbeuzelen.- De Raad heeft zijn besluit genomen na
ernstig te hebben overwogen wat op den duur voor het
natuurbad en dus voor de gemeente het voordeligste is.
Mevrouw LANDWEER-de Visser meent, dat Gemeentewerken
houten palen alleen heeft geadviseerd, omdat zij een la
gere uitgaaf medebrengen, terwijl Gedeputeerde Staten op
het standpunt schijnen te staan, dat zij even goed zijn
als betonpalen. Er zou op gewezen kunnen worden, dat dit
niet het geval is.
- De -