21 December 1953 178.
dat dit de werkzaamheden bemoeilijkt. Men zou de Raad dan
hebben kunnen aansporen zich meer in te spannen. Maar de
haast, die betracht wordt, leidt tot grotere nadelen dan
door meer inspanning van de Raad kan worden opgevangen. Zij
leidt - spreker sluit zich in deze aan bij de heer Schaafsma -
tot een miskenning van de positie van de Raad als hoofd van
de gemeente. En - dit is misschien nog belangrijker - tot
een miskenning van het belang van de publieke opinie en van de
organen, die tot de vormgeving van de publieke opinie moeten
bijdragen. Dat wil dus zeggen van de basis waarop de Raad
stoelt. Een goed democratisch bestel wortelt nu eenmaal diep
en verdraagt geen oppervlakkigheid. Met dit haastige werken
verschraalt de bodem, waar de Raad op staat. Als vertegen
woordiger van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie is
het sprekers plicht daar verzet tegen aan te tekenen.
Vandaag wordt de Raad verzocht de begroting voor 19 54- in
één dag af te handelen, nadat in de afdelingen één dag gele
genheid is geweest deze niet dan zeer oppervlakkig te onder
zoeken. Bij voorbaat verklaart spreker straks zijn stem aan
deze begroting te zullen geven. Dit zal niet zijn, omdat hij
er geen bezwaren tegen heeft, maar omdat hij in alle liberali
teit tegenover ander inzicht het uiterste wil geven wat hij
kan opbrengen. Dan is dat, omdat hij ook bij een slecht be
gin van een goede samenwerking meer verwacht dan van een op
positie, die tegenwerkt zonder de verantwoordelijkheid te
kunnen overnemen. Men kan spreker beschouwen als te zijn in
de oppositie, maar o:bstructie is verre van hem. Integendeel,
hij zal zich verheugen over elke constructieve bijdrage, hoe
gering ook, die hij zal kunnen leveren en hoopt, dat de ge
hele Raad bij elke critiek, die hij tot nu toe heeft geleverd
en nog zal leveren, daarop zal vertrouwen.
Het is teleurstellend, dat de nadelige saldopost van de
gewone dienst ad 338.000,nietszeggend is. Dit bedrag
wordt uiteraard beheerst door een hele reeks van posten,
waarvan er 115 als memorie zijn aangegeven. Hieronder zijn
verschillende, die uiteindelijk de saldopost belangrijk zul
len beïnvloeden, mogelijk ten goede, maar stellig ook ten
kwade. Van verschillende posten weet men bovendien nu al met
zekerheid, dat ze te laag zijn, bij voorbeeld de salarispost.
Dit alles maakt, dat men aan het getal van ƒ,338.000,
geen andere waarde kan hechten, dan wanneer ook dat eenvou
dig memorie was. De begroting lezende, weet spreker waarlijk
niet hoe groot het tekort zal zijn. Wel begrijpt hij, dat
het College van B&W er de overtuiging mee uitspreekt, dat de
gemeente bezig is in een veel te snel tempo haar reserves
op te gebruiken. In een tijdperk van laagconjunctuur zou
spreker daarin kunnen berusten. Voor dergelijke tijden kweekt
men reserves. Hij wil zich zelfs op het standpunt stellen,
dat met de reserves de achterstand van een slechte tijd wordt
ingehaald. Maar wat denkt het College het volgende jaar voor
te stellen, wanneer de resterende reserves niet voldoende
zullen zijn om op deze wijze voort te gaan? De gemeente zou
het volgende jaar een hogere algemene uitkering kunnen aan
vragen. Maar dat heeft zij dit jaar ook reeds gedaan. Voor
zover -