- 21 December 1953 -
- 179.
zover dit is geschied onder de indruk, dat vele andere ge
meenten hetzelfde hebben gedaan of nog zullen doen, komt
het neer op het deelnemen aan een soort algemene wedloop
door de Nederlandse gemeenten." naar de middelen van het
gemeentefonds. Een dergelijke algemene wedloop is in spre
kers ogen een betreurenswaardige demonstratie van een van de
vele tekortkomingen in het Nederlandse bestel. De gemeente
raad kan in dit bestel geen verandering aanbrengen, maar
wel kunnen de gemeenten laten blijken, dat zij geen vrede
hebben met de financiële verhouding tussen het Rijk en de
gemeenten, ook niet met die der komende jaren. De gemeenten
zouden moeten aandringen op meer zeggenschap op de toe
wijzingen uit het gemeentefonds en op een groter eigen be
lastinggebied. In dit opzicht verschilt spreker met mevrouw
Polet-MuslerHet eigen belastinggebied zal z.i. de eigen
verantwoordelijkheid voor het doen van uitgaven scherper
belichten. Maar deze wedloop leert ook, dat het in de samen
leving der Nederlandse gemeenten met de ontwikkeling van
het onderlinge sociale gevoel maar op een zeer primitief
peil blijft. In dat opzicht hebben zij de vaderlijke hand
van de staatszorg helaas nog maar al te nodig. In dat op
zicht moeten de gemeenten in de eerste plaats aan zichzelf
nog wel wat doen.
Op het ogenblik zal spreker zich dus beperken tot het
vragen van de voortdurende ernstige aandacht voor de ongun
stige perspectieven van deze begroting en een voortdurend be
raad op middelen om het nadelig saldo zo klein mogelijk te
houden.
Evenals spreker is begonnen met een woord van lof, wil
hij daarmede ook besluiten, waarbij hij zich schaart aan de
zijde van mevrouw Polet-Musler. Met bijzonder genoegen heeft
hij de opname van volgnummer 90 gezien, de aanschaffing voor
de ingezetenen die de 23-jarige leeftijd bereiken, van het
boekje "Burgerschap en Burgerzin". Hij vindt dit een uitste
kende gedachte, die voortreffelijk is uitgevoerd en het ver
heugt hem bijzonder, dat B&W niet hebben geaarzeld het na
delig saldo met deze uitgave te vergroten.
De VOORZITTER zegt, dat het College uiteraard zeer
dankbaar is voor de waardering, welke door verschillende
sprekers voor het gevoerde beleid naar voren is gebracht.
Het College is gevormd uit diverse personen, maar beschouwt
toch zijn verantwoordelijkheid als één en ondeelbaar. Het
College treedt ook op als één geheel en dit geeft gelukkig
geen moeilijkheden, omdat het zich gebonden weet door deze
gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. In het College is
ook de teamgeest aanwezig, zodat zijn leden zonder enige
moeite gezamenlijk kunnen optreden. Wanneer er vertrouwen
wordt uitgesproken door de Raad in het College vindt dit
ook hierin wel zijn oorzaak.
Dat een goede samenwerking in de Raad mogelijk is,
hoewel de leden er op grond van verschillende levensbe
schouwingen deel van uitmaken, verheugt het College en is
in het belang van de gemeente ook noodzakelijk. De maat
schappij is langzamerhand zo gespecialiseerd en de bevolkings
- groepen