12 April 1954 27.
De Heer R. HILHORST verwondert zich er over, dat zo
vele raadsleden er niet van hebben geweten, dat daar ter
plaatse bedrijven zouden worden toegelaten, zoals bij de be
handeling van het uitbreidingsplan toch ter dege ter sprake
is gekomen. In Soest is gelegenheid nodig voor kleine am
bacht sbedrijven. Bij de verkoop van de grond is duidelijk
gezegd, dat Stulp er zijn bedrijf zou vestigen. Dit bedrijf
zal niet zoveel lawaai maken als de ondertekenaars van het
adres menen. Daaronder zijn er, die niet wisten wat een tim
merfabriek en wat een timmerbedrijf is, zoals spreker is ge
bleken, toen zij hem bezochten. Wanneer deze ontheffing niet
wordt verleend, waar moeten dergelijke bedrijven zich dan
vestigen? Zij kunnen toch niet op het industrieterrein? Wie
een huis koopt, behoort te informeren, wat er in de omgeving
kan geschieden. Het was bekend, dat het een gemengde wijk was.
Er zijn zelfs reeds ambachtsbedrijvens een smid en een aan
nemer. Tegen uitbreiding van deze werkplaats tot een timmer
fabriek heeft het College de wapenen in handen. Tegen een
timmerfabriek zou ook spreker zijn.
Mevrouw POLET-Musler meent, dat de vraag of het al dan
niet verlenen van ontheffing discutabel is, door de Raad zelf
kan worden uitgemaakt. Er zou ter plaatse gelegenheid zijn
voor kleine bedrijfjes, maar dit betekent niet, dat men er een
bedrijf zou moeten toelaten met een cirkelzaag en een motor,
wat ontzettend veel lawaai maakt. Als zo'n bedrijf uitgroeit,
heeft het gemeentebestuur de zaak niet meer in de hand, want
wat de ontwikkeling van de techniek noodzakelijk maakt, kan
men later niet weigeren. Bij de verkoop van de grond heeft
spreekster gedacht aan een aannemer die ter plaatse zijn ma
teriaal zou deponeren, maar niet aan een bedrijf, dat onthef
fing van de Hinderwet nodig heeft. Wanneer Stulp al zijn
deuren en kozijnen zelf maakt, wordt het een kleine timmerfa
briek en daar heeft spreekster bezwaar tegen.
De Heer VAN ANDEL zegt, dat in het besluit van 18 De
cember 1953? waarbij de grond werd verkocht, van een industrie
niets staat te lezen. Het is een ingebouwd terrein, zodat de
mensen achter hun woning een bedrijf krijgen. Yan een belofte
dat de koper er een timmerbedrijf zou mogen vestigen, is de
Raad niets bekend en tegenover de omwonenden kan de Raad een
dergelijke belofte niet gestand doen. Nu het bouwplan zich
gewijzigd heeft, doordat de gemeente toestemming heeft gege
ven er woonhuizen te vestigen, is de situatie niet meer de
zelfde
Mevrouw LANDWEER- de Visser merkt op, dat B&W per adver
tentie hebben medegedeeld, dat bezwaren konden worden inge
bracht. Nu dit is geschied, wordt gezegd, dat niemand bezwaar
kan hebben, omdat het een industrieterrein betreft. Hier is
een tegenstelling, die spreekster niet begrijpt. En bovendien,
al is deze grond gereserveerd voor industrie, dan betekent
dit toch nog niet, dat men er iedere industrie behoeft toe te
laten? Daarom is er naar spreeksters oordeel wel degelijk
ruimte voor bezwaren.
De Heer ORANJE acht de consequentie van het standpunt
van de Heer R. Hilhorst, dat geen recht zou worden gedaan aan
- de -