12 April 1954 43. adres, is het College tot de conclusie gekomen, dat het het meest in het belang van de gemeente is, wanneer B&W de be noemingen doen. Spreker weet niet, of de meeste gemeente raden alle benoemingen aan B&W hebben gedelegeerd, dan wel de benoeming van hoofden van dienst aan zich hebben gehouden, maar al zouden alle andere gemeenteraden dit laatste hebben gedaan, dan bestaat hier toch nog een stukje autonomie van de gemeentewaardoor de Raad in staat is, indien hij dit voor beter houdt, de benoemingen aan B&W op te dragen. De Raad behoort op eigen inzicht af te gaan en niet mee te lopen met het merendeel van de andere gemeenten» De houding van andere gemeenteraden mag nooit een motief zijn. B&W hebben niet, zoals mevrouw Polet meende, een ver gelijking met het jaar 1938 gemaakt. Zij hebben het gebeur de in dat jaar alleen vermeld, omdat zij het vermoeden had den, dat bij de Raad het idee leefde, als zou het voorstel tot delegatie in 1938 stilzwijgend zijn aangenomen. Maar er is toen een discussie en zelfs een stemming geweest. Spreker zou in dit verband niet het woord "preroga tief" willen gebruiken, maar van een opdracht aan de Raad willen spreken. In het woord "prerogatief" zit te veel de mogelijkheid van vrije wil. Het is een opdracht aan de Raad met de bevoegdheid die aan een ander college over te dragen. De Heer Oranje heeft geciteerd, dat bij het tot stand brengen van benoemingen door B&W bekwaamheid en ge schiktheid vóór alles de uitsluitende leidraad vormen, en gevraagd, of dat dan niet altijd gebeurt. De Heer ORANJE5 Ik heb gevraagd, of het niet zo is, als de Raad het doet, en wat er dan nog bij zou komen. De VOORZITTER zegt, dat het gehele prae-advies de strekking heeft de mening van het College naar voren te brengen, dat benoeming door het College de beste verzekering brengt, dat de verschillende bekwaamheden en geschiktheden vóór alles de uitsluitende leidraad vormen. Dit is iets, waarover de Raad zich niet al te veel druk behoeft te maken. De gehele discussie heeft zich op een enigszins theoretisch vlak bewogen, maar bij het concretiseren van de motieven, waarom het meer aanbeveling verdient, dat de be noemingen door het College gebeuren, komt men van de theorie in de practijk en moet men met beide benen op de bodem van de werkelijkheid gaan staan. Men moet zich dan realiseren vooreerst, dat alle mensen naar hun aard hun goede zijden hebben en hun zwakke zijden, hun gaven en gebreken. Zo is het ook met alle colleges, die meestal bepaalde goede en ook zwakke zijden hebben, afgescheiden van de personen door wie die colleges gevormd worden. Maar colleges kunnen door de wijze, waarop zij benoemd worden of door hun interne reglementering hun zwakke en sterke kanten hebben. Door de uitnemende kwaliteiten van de leden van een college kunnen de geboortegebreken verdoezeld worden, maar zij blijven. In de zeventiende en de achttiende eeuw was Neder land buitengewoon moeilijk te regeren, omdat het statuut, waardoor het land werd beheerst, de Unie van Utrecht, aller lei bepalingen bevatte, die het regeren heel moeilijk maak ten en het werk van de diverse staatscolleges zeer hebben - belemmerd -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1954 | | pagina 146