- 31 Mei 1954 63.
Naar het oordeel van de Technische Dienst van het Ministe
rie van Wederopbouw en Volkshuisvesting èn naar het oordeel
van de Technische Dienst van de gemeente staat vast, dat de
voorgestelde woningen onbewoonbaar moeten worden verklaard.
Door andere woningen naar voren te brengen zou niet worden be
reikt, dat de voorgestelde woningen niet onbewoonbaar wórden-
verklaard, maar alleen dat dit met een groter aantal woningen
het geval zou zijn. Dan zou het initiatief van Wederopbouw
worden aangevuld met het initiatief van de gemeente. Op zich
zelf is dat misschien zeer loffelijk, maar spreker zou toch
niet te hard van stapel willen lopen en met nieuwe onbewoon
baarverklaringen willen wachten tot deze 20 woningen zijn ver
werkt
De heer A.P. HILHORST wijst er mevrouw Polet op, dat er
voor de krotwoningen weliswaar nieuwe woningen zullen komen,
maar dat de eigenaren van de onbewoonbaar verklaarde woningen
die nieuwe woningen niet krijgen, terwijl de Raad ook rekening
heeft te houden met het eigendomsrecht.
De heer ZOETELIEP is bereid, gehoord de toelichting en
gezien de dwang-positie waarin de Raad verkeert, voor het
voorstel te stemmen, zoals het door de Voorzitter is gewijzigd.
Mevr. POLET-Musler zou de verlenging van de ontruimings
termijn alleen willen laten gelden voor eigenaar-bewoners.
De VOORZITTER wijst er op, dat de Raad op een besluit om
de termijn langer te stellen voor woningen, die aan de bouw
verordening voldoen, ieder moment kan terugkomen. Indien een
dergelijk? onbewoonbaar verklaarde woning door de huidige
bewoners wordt verlaten, mag zij niet meer bewoond worden.
Aangezien Gedeputeerde Staten groot bezwaar hebben tegen ver
lenging van de ontruimingstermijn van zes maanden, zou spreker
de Raad niet zozeer aan die zes maanden willen binden.
De heer R. HILHORST voelt zich niet in een dwangpositie
en is van oordeel, dat de Raad als democratisch lichaam vrij
een besluit kan nemen. Hij vindt de hele onbewoonbaarverklaring
onzin, omdat de nieuwe huizen, die voor de onbewoonbaar ver
klaarde in de plaats moeten komen, alleen nog maar op papier
staan.
De wethouder heeft gezegd, dat onbewoonbaarverklaring
niet aan bepaalde normen is gebonden. Als de raadsleden de
woningen bekeken hebben, moeten zij voor zichzelf uitmaken of
ze al dan niet bewoonbaar zijn.
De wethouder VAN ZADELHOEF zegt, dat in de wet niet naar
het oordeel van de Raad wordt gevraagd, die moet afgaan op
het oordeel van de inspecteur.
De heer VAN ANDEL wijst er op, dat in de wet slechts
staat "gehoord het advies", zodat men met het advies nog niet
accoord behoeft te gaan.
Mevr. LANDWEER-de Visser vraagt, of het geen dwaasheid
is, de woningen onbewoonbaar te verklaren en de mensen erin
te laten zitten. Niemand biedt hen een andere woning aan.
De wethouder VAN ZADELHOF]? zegt, dat wanneer de 45
woningen op het Hart klaar zijn, de Raad de verhuring daarvan,
als gebruikelijk, aan B&W kan delegeren, maar het College
kan verzoeken er voor te zorgen, dat er woningen komen voor
de bewoners van de onbewoonbaar verklaarde woningen.
De heer A.P. HILHORST: Dan zegt de Burgemeester, dat dit
- de -