15 Juni 1954
100.
deze zaak toch anders moet zien. De heer Pieren heeft ge
sproken van 7rente. Dat hangt af van de liquiditeit van de
lening; het is mogelijk, dat voor een crediet 13$ moet worden
gevraagd
De heer PIEREN zegt te hebben gesproken van 7 tot 13$.
De wethouder VAN DEN AREND zegt dat het gasbedrijf een
normaal percentage van 4$ heeft berekend. De fornuizen zijn
verstrekt ten behoeve vari de gebruikers, die daardoor op
voordeliger wijze hun levensmiddelen konden klaar maken. De
bedoeling was, het gasgebruik te stimuleren. De fornuizen
bleven eigendom van de gasfabriek tot de afbetaling had
plaats gehad. Dat ligt in een ander vlak dan het willekeurig
bij een volkscredietbank crediet opnemen voor luxe voorwerpen,
die niet tot de normale dagelijkse levensbehoeften behoren.
De heer PIEREN zal niet alle opgeworpen bezwaren gaan
uiteenrafelen. Zoals ook de heer Oranje heeft gezegd, heeft
het volkscredietwezen ook vele zegeningen gebracht. Spreker
herinnert in dit verband aan de oprichting van de landbouw-
credietinstellingen, want het volkscredietwezen is niet eerst
iets van de laatste jaren. In 1880 werd Nederland geteisterd
door een zware landbouwcrisisDe boeren konden, ondanks
hard werken en sober leven, slechts met moeite het hoofd
boven water houden. Voor credietverlening waren zij aangewezen
op hun afnemers en leveranciers. Daardoor ontstonden de
grootste misstanden. Toen hebben de boeren de koppen bij elkaar
gestoken en zijn zij overgegaan tot het stichten van landbouw-
credietinstellingen, later al of niet omgezet in coöperaties,
waardoor in het begin der 20ste eeuw een einde werd gemaakt
aan de op dit gebied bestaande misstanden. Het volkscrediet
wezen leeft dus al vele jaren. De landbouwcredietinstellingen
werden aanvankelijk beschouwd als credietverstrekkingsinstel-
lingen, maar later gingen de boeren, die door de credietver-
strekking boven-Jan gebracht waren, bij die leenbanken sparen.
Datzelfde ziet men bij de volkscredietbank. Velen nemen aanvan
kelijk een crediet op, maar wanneer zij door de eerste moeilijke
jaren heen zijn (speciaal jonge gezinnen met kleine kinderen,
die wanneer bij ziekte aanschaf van beddegoed nodig is dit
niet kunnen bekostigen) zijn zij er aan gewend en er op inge
steld geraakt, wekelijks of maandelijks een bedrag te reserve
ren. Dat v/orden dan de beste spaarders. Ook dat is een van de
zegeningen van de volkscredietbank. In de eerste jaren komt
een arbeidersgezin met een inkomen van ƒ.40,èt 50,niet
tot sparen, en zelfs als het dan een ƒ.50,bij elkaar heeft
gespaard, kan het daarmee geen beddegoed kopen. Als een
schoolarts, zoals tc Soesterberg is gebeurd, zegt dat de drie
kinderen niet langer in één bed kunnen, maar apart moeten
gaan slapen, is de volkscredietbank een zegening, want daar
door kan men zich redden.
Niet alleen de slapston melden zich bij de volkscrediet-
banken; blijkens de jaarverslagen komen er vooral rijks- en
gemeente-ambtenaren en -personeel terecht en is het percen
tage uit het particuliere bedrijfsleven uiterst gering.
De opmerkingen van de heer Schaafsma over het bouwcrediet
zal spreker buiten beschouwing laten.
Aan de volkscredietbanken zijn diverse uitwassen verbon
den, maar de zegeningen overwegen. Moet men in Nederland de
prachtige sociale wetgeving gaan veroordelen omdat ook daarbij
uitwassen voorkomen? Met staaltjes van fraude op dat gebied
- kan -