15 Juni 1954 102. zijn daar opgedane ervaring put hij echter de pretentie, enig oordeel te hebben over de betekenis van volkscredietHij blijft daarin een zegen zien en schaart zich aan de zijde van de heer Pieren. Ook de bezwaren zijn hem bekend; hij kan die beter beoordelen dan de meeste zijner mederaadsleden. De verschillen zijn echter niet zo groot dat een vergelijking niet mogelijk zou zijn; dezelfde bezwaren die hij daar heeft ontmoet, vermoedt hij ook hier, maar die bezwaren weerhouden hem niet, de voordelen groter te achten. Om de bezwaren behoeft men van de voordelen niet af te stappen. Ook de sociale voorzie ningen hebben bezwaren - ieder kent de mensen die, voor-oor- logs uitgedrukt, liever gaan stempelen dan werk te zoeken -, maar daarmee is de werklozensteun niet veroordeeld. Het zien van de bezwaren, zoals speciaal het aanmoedigen van de credietbehoefteis echter een voordeel en geen nadeel; het zou veel erger zijn, als men die bezwaren niet zag. Spreker is het met de heer Schaafsma eens, dat crediet betekent vertrouwen. Als deze daaruit echter de consequentie trok en in plaats van volkscrediet sprak van volksvertrouwen, zou hij tot geheel andere consequenties komen. Er is reden, voldoende vertrouwen te hebben in het Nederlandse volk om een volkscredietinstelling te openen. Er is opgemerkt, dat het volkscredietwezen er speciaal zou zijn voor de slappe broeders. Dit is echter een rekbaar begrip. Onder de spaarders zijn ook slappe figuren aanwezig, bij voorbeeld de mensen die zich door automatische giro-af schrijvingen dwingen tot regelmatig sparen en zich daardoor de gelegenheid ontnemen, dat eens te vergeten. Ook dat is een bescherming tegen eigen slapte, maar spreker ziet het toch als een goed ding, dat de giro daartoe de gelegenheid biedt. Anderen beschermen zich tegen diezelfde zwakte door een ver zekering af te sluiten, waarvan de premie automatisch wordt overgeboekt of op rekening voldaan. Door dergelijke maatrege len wordt meer en beter gespaard dan wanneer een dergelijke regeling er niet zou zijn en men telkens weer tot het wils besluit moest komen, een bedrag op de postspaarbank te storten. Maar wat nu betreft de broeders die iedereen slap vindt - is het niet juist de taak van een volkscredietbank, deze de helpende hand te' reiken? Of moet men ze laten blijven wat ze zijn en laten ondergaan? Spreker voelt zich moreel genoopt deze zwakke broeders op te zoeken en te trachten hun een ruggesteun te geven, zodat zij zich kunnen oprichten. Door wat tegen het voorstel van de heer pieren is aan gevoerd is spreker allerminst overtuigd. Hij blijft dit voor stel van harte steunen en zou het zeer betreuren, wanneer niet Hilversum of Amersfoort of beide gelegenheid khegen hier iets te openen, zodat later kan blijken, of de zakelijke behoefte aan credieten, qua omvang en aantal, voldoende is om de zaak vol te houden. Hier is een gelegenheid om de behoef te te toetsen, laat men dan doen! De heer R.HILHORST acht het onjuist, de sociale wetgeving te vergelijken met het volkscredietwezen. De sociale wetgeving is er gekomen uit noodzaak, omdat aan wantoestanden de kop moest worden ingedrukt. Dat is niet gegaan in één dag; men is daarmee nu vijftig jaar bezig en nog niet, waar men wezen moet. Daarvoor is ook gestreden. Yoor het volkscrediet is niet gestreden. Het heeft tot - dusverre -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1954 | | pagina 264