12 Juli 1954 124. "Ik ben dan ook van mening;, dat deze woning onge schikt is voor bewoning en niet door verbetering in be woonbare staat is te brengen." De heer A.P, HILHORST is het daarmede niet eens. De heer SCHAAFSMA heeft deze woningen bekeken. Met witkalk en behangselpapier heeft men de ene woning een heel behoorlijk aanzien gegeven. Men kan echter met de hand tot de zoldering reiken, terwijl de muren van dien aard zijn, dat men zegt: Doop er maar niet hard tegenaan, want dan vallen ze om. Zo'n woning voldoet niet aan de eisen van hoogte en lichtval,, Het is zielig voor de bewoners, die hun best hebben gedaan met behulp van de eigenaar een net aanzien aan de woning te geven. Maar het huis is te enen male ongeschikt voor bewoning. Het andere huis heeft zwaargebarsten muren, die daardoor zeer vochtig zijn en deswege ongeschikt. Dat is een onbewoonbare woning. Wanneer de heer Hilhorst zelf gaat kijken, zal hij ook tot die conclusie komen. Hierna wordt het voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 102Schrijven van M. Hilhorst, Korenweg 7, Soest, verzoekende hem schadeloos te stellen wegens onbewoonbaarverklaring van de aan hem toebehorende woning Korenweg 5? met voorstel van B&W (1-487). De heer ORANJE merkt op, dat in de brief van de heer M. Hilhorst gewag wordt gemaakt van een vorige brief, die hij aan de Raad heeft gericht. Voor zover spreker be kend, heeft deze brief de Raad nooit bereikt. Het verwon dert hem, dat in het advies van B&W op dit punt helemaal niet wordt ingegaan. De VOORZITTER: Het was niet een brief aan de Raad, maar aan de leden van de Raad. De heer ORANJE: In het adres wordt melding ge maakt van een brief aan de Raad. De VOORZITTER zegt, dat er een brief aan de Raad is binnengekomen op 9 Juli 1954. De heer VAN ANDEL merkt op, dat vlak voor de vorige raadsvergadering een brief aan de Raad is binnengekomen. De heer ORANJE: Die is om advies gegaan aan B&W. De wethouder VAN ZADELHOEP: Er is een geschreven brief geweest. De VOORZITTER: Maar niet aan de Raad! Mevrouw POLET-Musler merkt op, dat in het adres staat: En mijn vorige brief heeft de Raad nooit bereikt. De heer ORANJE zegt, dat deze M. Hilhorst het College ten laste legt: Ik heb door tussenkomst van het College aan de Raad geschreven en die brief heeft de Raad nooit bereikt. Is dat juist? De wethouder VAN ZADELHOFF: Die brief is om advies bij Gemeentewerken geweest. Waar hij is gebleven, weet ik niet De heer ORANJE: Wanneer een brief aan de Raad wordt gericht, moet hij de Raad toch ook bereiken. De heer A.P. HILHORST stelt voor de brief eerst op te laten zoeken en in een volgende raadsvergadering op de zaak terug te komen. De heer ORANJE zegt niet te kunnen beoordelen, of de kwestie al dan niet belangrijk is. Hij mist echter in - het -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1954 | | pagina 308