19 April 1955 63.
dat daardoor de bevoegdheden van het College van B&W zijn
overgegaan op het adviserende college en, zelfs nog verder,
op de Raad zelf. Naar de opvatting van de heer Oranje zou dus
door het in het leven roepen van een commissie de door de
Staten-G-eneraal vastgestelde Lager-Onderwijswet ter zijde wor
den gesteld. Het is staatsrechtelijk niet toelaatbaar, dat de
Raad gaat zitten op de stoel van het College en daar doet niets
aan af, dat er een adviescollege voor B&W is gevormd uit le
den van de Raad.
De heer R. HILHORST zegt, dat de Onderwijscommissie
inderdaad een adviescommissie is en dat B&W zich niet aan het
advies van de commissie behoeven te houden. De motie heeft
geen zin, omdat zij staatsrechtelijk ontoelaatbaar is. Maar
toch wil spreker zijn teleurstelling uiten over de door het
College ingediende voordracht.
De heer SCHAAFSMA moet zijn ongenoegen uitspreken over
de gang van zaken, die zich nu in de gemeente Soest heeft
voorgedaan. Een paar jaar geleden is een onderwijzer benoemd,
die blijkbaar zeer voldoet en door de grote meerderheid van
de ouders der schoolgaande kinderen wordt gerespecteerd, maar
om staatsrechtelijke redenen is het niet mogelijk gevolg te
geven aan de wens van de ouders om hun man op de voorgrond
gesteld te krijgen.
Spreker kan niet anders dan zijn dankbaarheid uitspre
ken voor het feit, dat er in Nederland ook nog andere onder^
wijssystemen aanwezig zijn, waarbij men deze moeite van be
noeming niet heeft. Een groot kwantum van de oipders der kin
deren van deze openbare school verkiezen een bepaalde persoon
en deze komt er niet, omdat volgens het staatsrecht B&W de
bevoegdheid hebben om tegen de meerderheid van de Raad in
deze benoeming door te voeren. Zo gaat dit maar door. Leeft
men in een democratische tijd of leeft men in een autocratische
tijd? De wet is gesteld om te gehoorzamen en de Burgemeester
heeft op een prachtige wijze die gehoorzaamheid aan de wet
gehandhaafd, maar het is alleen formalisme in strijd met de
werkelijkheid van het leven. Formeel is het zo, dat thans de
invloed van de ouders in deze democratische tijd volkomen
wordt uitgeschakeld. Y/aar gaat men op deze wijze heen? Spre
ker betreurt deze gang van zaken ten zeerste, ook voor de
mensen die het openbaar onderwijs liefhebben, want ook zij
zitten voor de moeilijkheid, waarop hij de aandacht heeft ge
vestigd. Hij prijst de Voorzitter voor diens betoog op for
mele gronden, maar onderschrijft ook de motie van de heer
Oranje
De heer ORANJE merkt nog op, dat de wet geenszins aan
het College voorschrijft, dat dit zich niet mag laten beïnvloe
den door hetgeen in de Raad leeft. Zowel grondwettelijk als
gemeentewettenjk wordt integendeel verondersteld, dat het
College en de Raad samenwerken en niet tegenover elkander
staan.
De VOORZITTER zegt, dat daar ook geen sprake van is.
Misschien dat de Raad zich tegenover het College stelt.
Hierop wordt de motie van de heer Oranje verworpen
met 9 tegen 8 stemmen.
- Tegen -