27 Jrni 1955 71 mist. Met hoeveel spijt ook, hij zal de consequentie daarvan moeten aanvaarden. Die fout ligt bij niemand anders dan bij hem. Maar wat doet hij, nu er met een door de gemeente opge legde verplichting gebouwd wordt? Nu plaatst hij voor dat per ceel een hek, zodat er niet gebouwd worden khn. Tot het plaat sen van dat hek was hij niet bevoegd. Maar ook afgezien daar van is dit een wijze van beslechten van een geschil, die de normen van het ambtelijk fatsoen overschrijdt. Wanneer mijn kwalificatie van zoëven, dat de Directeur van de Rijkswater staat de waardigheid mist, nodig om de bevoegdheden te hante ren die in zijn handen zijn gelegd, nog bewijs zou behoeven, dan spreekt daar dat hek aan de Birkstraat een zo duidelijke taal, dat elke tegenspraak onmogelijk wordt. Wel heel schril steekt het optreden van de Directeur van de Rijkswaterstaat af bij het zeer beheerste en zeer waardige optreden daartegenover van U, mijnheer de Burgemeester, en van de wethouder van Openbare Werken. Mijnheer de Voorzitter! Ik ben U dankbaar dat IJ mij de gelegenheid hebt gegeven, om mij over deze dingen hier uit te spreken. Ik heb er deze keer geen motie van afkeuring aan wil len verbinden, omdat ik er ook zonder dat van overtuigd ben, dat mijn oordeel wederom de instemming van de gehele Raad heeft en dat de Raad daarin de gehele openbare mening van Soest achter zich heeft. De wethouder VAN ZADELHOFE merkt op de dankbaarheid van de heer Oranje, dat deze het woord heeft gekregen om het geval van de Rijkswaterstaat naar voren te brengen, niet geheel te kunnen delen. Het spijt hem eigenlijk een beetje, dat deze woorden hier zijn gesproken. Hij zegt dit niet uit bangigheid tegenover de Rijkswaterstaat, maar dit is een lichaam waar het gemeentebestuur dagelijks mee te maken heeft en waarmede een goede verstandhouding moet zijn. Deze goede verstandhouding beoogt het gemeentebestuur ook steeds bij te brengen. Bij de verkoop van grond aan de heer Groenesteijn heeft het gemeentebestuur deze er op gewezen, dat een uitwegvergun ning nodig was voor deze grond. Ter bespoediging van een uit spraak daarover hebben de Gemeentesecretaris en spreker in Utrecht aan de hand van het uitbreidingsplan naar voren ge bracht, dat zij hoopten dat ontheffing zou worden verkregen voor een uitweg van dat terrein. Bij dat onderhoud schijnt een zeker misverstand te zijn ontstaan. Spreker had namelijk sterk de indruk gekregen, dat voor dit terrein en eventueel ook voor andere terreinen aan die zijde van de Rijksweg ont heffing zou worden gekregen. Dit is aan Groenesteijn medege deeld en daarna is een verzoekschrift gezonden aan de Minister. De Minister verleent namelijk de ontheffing op grond van de Lintbebouwingswetdoch de ontheffingsaanvrage loopt via Utrecht Intussen waren de plannen voor de huizen naar Wederopbouw gegaan en kwam de premie af. Het gemeentebestuur kwam toen voor de vraag te staan, of het al dan niet een bouwvergunning moest afgeven. Er was geen enkele grond voor het gemeentebestuur om deze zaak aan te houden. De kwestie van een uitweg in de zin van de Lintbebouwingswet is niet indentiek aan de uitweg, waar over in de bouwverordening van Soest wordt gesproken. Daarom - heeft -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1955 | | pagina 194