27 Juni 1955 74.
De heer VAN ANDEL kan zich met de inhoud van het
door de heer Oranje gesprokene verenigen, maar minder met
het antwoord van de wethouder, dat slechts betrekking had
op een woordenwisselingdie spreker geheime diplomatie zou
willen noemen. Hij vraagt zich af, of het wel voldoende is
dergelijke zaken mondeling af te handelen en of het niet
wenselijk is een dergelijke affaire schriftelijk aanhangig
te maken met het Ministerie. Een gesprek is iets "ins
Blaue hinein"maar correspondentie geeft houvast. Zonder
tekort te doen aan de noodzakelijke goede verstandhouding,
acht spreker het wenselijk niet een bezoek te brengen aan de
autoriteiten, maar meer officieel aandacht aan de zaken te
laten schenken door het Ministerie zelf.
De wethouder VAN ZADELHOPP meent, dat de heer Van
Andel niet goed heeft begrepen, hoe de gang van zaken is ge
weest, Voor de bouw van een huis buiten de bebouwde kom is
ingevolge de Lintbebouwingswet ontheffing van de Minister
nodig. Alvorens hiertoe een verzoek in te dienen, heeft
spreker met de Secretaris een bezoek gebracht aan Utrecht
om te zien, of er kans van slagen was. Bij een dergelijk
bezoek kan men beter de belangen van de gemeente naar voren
brengen dan in een brief. Daarna is officieel schriftelijk
door het gemeentebestuur een uitwegvergunning aangevraagd,
die door de Minister is afgewezen. De Voorzitter heeft ge
sproken van het maken van fouten, maar de Hoofdingenieur-
Directeur heeft geen fout gemaakt. En niet hij, maar de
Minister heeft het schriftelijke verzoek schriftelijk af
gewezen.
De heer VAN ANDELs Dus noch in dit geval, noch bij
de versiering is minder juist opgetreden?
De wethouder VAN ZADELHOPPi In zekere zin ja.
De heer VAN ANDEL zegt, dat wanneer dit wel het ge
val is, een schriftelijke behandeling beter is dan een mon
delinge
De wethouder VAN ZADELHOPP.' Het is beide gebeurd.
Hierna wordt overgegaan tot de behandeling van de agen
da
Vaststelling van de notulen der openbare en besloten verga
deringen d.d. 25 Maart en 19 April 1955.
De heer ORANJE zegt, dat onderaan op bladzijde 6 2
van de notulen van 19 April 1955 staat;
"De VOORZITTER zegt, dat de heer Oranje het met hem
eens is."
Uit die notulen blijkt echter nergens, dat spreker
zich bij de Voorzitter heeft aangesloten.
De VOORZITTER zegt, dat hij, om de opmerking van de
heer Oranje te kunnen beoordelen, eerst het verslag zou
moeten doorlezen. Het is jammer, dat de heer Oranje zijn
opmerking niet schriftelijk heeft ingediend,
De heer ORANJE zegt dit niet te hebben gedaan, omdat
het iets betrof wat niet hij, maar wat de Voorzitter had
gezegd.
De VOORZITTER zegt, dat men ook een aanmerking kan
maken op het verslag van wat een ander heeft gezegd. Dit
moge een waarschuwing zijn om aanmerkingen op de notulen
- voortaan -