-- 28 oktober 1955 --
1 34*
Deze wijzigingen worden aangenomen voor kennisgeving.
169' Voorstel tot:
a. vaststelling van een nieuwe verordening, als bedoeld in art.10,
lid 1, sub 1e der Drankwet (z.g. drooglegging) 1-718/3150)
b. wijziging van de verordening, als bedoeld in art.10, lid 1, sub
5e der Drankwet (voorwaarden waaronder vergunningen en verloven
kunnen worden verleend) I— 315
Deze voorstellen worden zonder discussie en zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
170. Voorstel inzake het verzoek van het bestuur van de plaatselijke ver
eniging Soester Horecabedrijven om het maximum-aantal drankwetver
gunningen met vijf te willen verhogen (l-725)«
De heer SCHAAFSMA gevoelt er niets voor, het aantal vergunnin
gen in Soest te vermeerderen. De bevolking kan bij het thans be
staande aantal vergunningen voldoende worden voorzien van sterke
drank. Spreker heeft ernstige bezwaren tegen het voorstel van
B&W, dat niet met de werkelijkheid in haar geheel rekening houdt.
Er is nog altijd een drankvraagstukeen wonde plek in de samen
leving, waar de Nederlandse natie zich voor moet schamen. Het drank
misbruik is nog nooit uitgeroeid, al weet spreker, dat dit sinds
de oudste dagen van de mensheid heeft bestaan. Dit neemt niet weg,
dat het toch moet worden bestreden. Het voorstel van B&W betekent
een bevordering van het drankgebruik. Aan verschillende adressen
kan men reeds drank bekomen. Het is volkomen onjuist, dit aantal
nog uit te breiden.
Spreker zal het drankvraagstuk nader behandelen, omdat het
voorstel niet incidenteel kan worden bekeken. Door te spreken van
het kwaad van het drankmisbruik, heeft men reeds de strijd aangebon
den tegen een bepaalde volkszonde, die in oude tijden het volk heeft
geteisterd en bestrijding heeft gevonden. Zoals echter met meer ge
breken en zonden het geval is, staat dit kwaad niet alleen, doch
lokt het ook ander kwaad uit. Men komt dan voor een complex van
afwijkingen te staan. Er is niet alleen een drankvraagstuk, ook an
dere er mee verbonden vraagstukken ontsieren het volksleven op een
vreselijke manier en schaden het niet minder. Daarbij moet worden
gedacht aan de ontucht en het vloeken. Het ene kwaad bevordert het
andere. Er moet naar worden gestreefd, dat er een Nederlandse natie
komt, die zich streng weet te beheersen.
Het aantal gelegenheden, waar sterke drank in het klein wordt
verkocht, mag niet onvoorzichtelijk worden vergroot. Daardoor zou
men immers deze gevaarlijke volkszonde steunen. Het is onze plicht
- zo zegt spreker - tegen deze zonde eenparig de strijd aan te binden.
Wanneer wij dit verzuimen, werken wij mede aan de morele achteruitgang
van onze natie. Spreker wil daaraan niet medewerken.
De plaatselijke vereniging Soester Horecabedrijven vraagt het
maximum-aantal drankwetvergunningen met vijf te verhogen. B&W menen
daarop te moeten afdingen en zijn van oordeel, dat met een verhoging
van drie kan worden volstaan. Wanneer het echter een zegen zou zijn,
indien er meer drankwetvergunningen zouden komen, waarom houdt men
dan met drie op? Het college zelft voelt klaarblijkelijk ook, dat het
zich met dit voorstel op een glibberige weg begeeft, waar men zich
slechts met de grootste voorzichtigheid op moet bewegen.
Daar het kwaad van het drankmisbruik bovendien leidt tot ver
schillende andere volkszonden, die gezamenlijk de natie ondermijnen,
kan spreker het niet met zijn geweten in overeenstemming brengen om
aan uitbreiding van het aantal vergunningen mede te werken. Hij ziet
daarin symbolisch en praktisch een tegemoetkomen aan deze volkszon
den, die natuurlijk door een ieder in deze raad worden afgekeurd. Dat
kunnen wij wel zeggen - aldus spreker -, maar tot daden komen doen
- wij -