28 oktober 1955 138. als Soest met veel vreemdelingenverkeer, meer behoefte aan dergelijke gelegenheden komt. Het systeem van de Drankwet gaat uit van de nood zaak, drankmisbruik te bestrijden en er dus voor te waken, dat het drankgebruik niet al te gemakkelijk wordt gemaakt, waardoor eerder drankmisbruik zou kunnen optreden. De wet stelt dus een beperking van het aantal vergunningen. Tegenover de zich sterk uitbreidende bevolking in Nederland, vooral in de eerste tientallen jaren van deze eeuw, is het aantal vergunningen verhoudingsgewijs ontzaglijk terugge lopen. Er waren, toen de Drankwet in werking trad en de drankbestrij ding haar werk begon, ontzettend veel kroegen. De drankinspectie zag het toen in de eerste plaats als haar taak, dit aantal zoveel mogelijk terug te brengen. In de meeste gemeenten is het tot een rede lijk aantal teruggebrachtIn plaatsen als Soest is een evenwicht ontstaan. Het aantal vergunningen is er in overeenstemming met een normale, redelijke en behoorlijke behoefte. Nu de bevolking opnieuw belangrijk is uitgebreid, is het verantwoord dat er drie vergunningen bijkomen. Vijf vergunningen lijkt het college te veel, reden waarom het niet kan meegaan met het voorstel van de heer Van Wely. Wat de raad nu gaat doen is pas een eerste stap, een verzoek aan de Kroon om het aantal vergunningen met drie te verhogen. Dit verzoek gaat door een heel fijne zeef van de drankwetinspeotiedie nagaat of inderdaad reden is voor een dergelijke vermeerdering en of de vergunningen ko men op plaatsen waar geen drankmisbruik behoeft te worden gevreesd. De aanvrage om vergroting van het aantal vergunningen met drie kan dus in zee worden gestuurd zonder dat men behoeft te vrezen voor het gevaar dat daardoor het drankmisbruik in de gemeente Soest zal toenemen. Er is een zeker drankmisbruik, waartegen op alle mogelijke manieren moet worden gevochten. Aan de ene kant dient men er dus voor te zorgen, dat het aantal vergunningen niet ongebreideld wordt uitgebreid. Er zijn echter veel meer middelen om het drankmisbruik tegen te gaan. Het gevaar zetelt ook dikwijls in sociale en psychische factoren. Behalve voor de drankwetinspectie is er ook nog een terrein voor de psychiaters en maatschappelijk werkenden bij de bestrijding van het drankmisbruik. Het werk van die groep mensen wordt niet moeilijker gemaakt door het aantal vergunningen met drie te vergroten. De heer SCHAAFSMA heeft getracht zijn opmerkingen te steunen door motieven van morele aard. Hij heeft daarbij op drie volkszonden gewezen. De drankzucht, het drankmisbruik is een van de sterkste stimulansen die het volk niet omhoog brengen, maar omlaag drukken. Daarom moet het drankgebruik zoveel mogelijk worden beperkt. De gevolgen daarvan zijn ook op ander terrein te zien. Wanneer er een groot aantal debielen is, wanneer er veel armoe is, dan is dit heel dikwijls hut gevolg van drankmisbruik, zowel bij de slachtoffers zelf als bij hun kinderen. De zorg voor verwaarloosde kinderen neemt grote vormen aan. Wanneer men zegt het drankmisbruik wel te zullen bestrijden door behoorlijk wat vergunningen te geven, moet men dat maar voor zijn eigen geweten verantwoorden, maar spreker acht zich verplicht daartegen te waarschuwen. Onder de nakomelingschap van drankzuchtigen bevinden zich vele debielen en mensen met andere geestelijke afwijkingen. Wanneer het drankgebruik niet wordt beperkt, zal het zedelijke en morele peil van ons volk meer en meer achteruit gaan. De verschrikkelijke omvang van het drankmisbruik blijkt reeds uit de ontzettend grote zorg, die overheids- en andere instellingen zich moeten getroosten om verwaar loosde kinderen enigermate op het behoorlijke pad te brengen. De instelling voor Maatschappelijk Hulpbetoon te Soest wordt voor steeds zwaardere eisen gesteld. Volgens het laatste verslag van deze in stelling is ƒ.87.000,in geld uitgekeerd en ƒ.62.000,-- ten behoeve van uitbesteding besteed. Daardoor zijn de uitgaven in 1954 in verge- - lijking -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1955 | | pagina 328