- 22 december 1955 -- 195»
plaats vinden. Hoe men zich voorstelt dat een gemeentebestuur zijn
bouwprogramma efficiënt kan uitwerken en doen uitvoeren, wanneer men
rustig het eenmaal toegezegde bouwvolume intrekt, is een raadsel.
En het is een nog groter raadsel, wat men zich voorstelde toen men
aan het gemeentebestuur, doelend op reeds te veel gebouwde woningen,
schreef dat het saldo vóór 1 januari 1956 moest zijn ingehaald. Men
vraagt zich af, of in deze wel zeer onorganisatorische gang van zaken
misschien de reden moet worden gezocht, dat hoewel de raad deze zomer
reeds een krediet voor de bouw van militaire woningen toestond, men
tot dusverre geen stap verder is gekomen.
In de komende tijd zal de gemeente er toe moeten overgaan,
nieuwe complexen grond te ontsluiten en bouwrijp te maken. Gaarne zou
spreekster in dit verband de aandacht willen vestigen op de woorden,
welke minister Witte sprak op het congres over sociale samenhang in
nieuwe stadswijken. De minister besloot zijn openingsrede met de woor
den: De steden van nu zijn mede bepalend voor de mens van morgen. Zij
maken mede uit, of deze mens beter of slechter zal zijn dan de mens
van nu.
De raad moet dus wel zeer goed voor ogen staan de verstrekken
de gevolgen, welke zijn besluiten kunnen hebben. De opbouw van de wij
ken moet sociologisch verantwoord zijn en het peil van de woningen
moet over vijftig jaar nog aanvaardbaar zijn. Het is begrijpelijk, dat
men in de jaren na de oorlog onder de indruk van de woningnood in de
eerste plaats dacht aan het opvoeren van de produktie. Nu is toch zeker
wel het tijdstip gekomen, dat men zich moet gaan bezinnen op het
woonpeil. Misschien is het mogelijk dat men, waar het zich laat aanzien,
dat men het volgend jaar met het ontwerpen van nieuwe woningen niet
al te druk zal hebben, op Gemeentewerken in nauwe samenwerking met de
desbetreffende raadscommissies aan dit probleem aandacht gaat schenken,
zodat men, wanneer er weer bouwvolume wordt toegewezen, tenminste de
plannen klaar heeft.
Ook wat betreft het ter beschikking stellen van gronden zou men
eens een gedegen studie moeten maken van de erfpachtkwestie. Juist waar
het in de nieuwe wijken gaat om groter gebieden, is een ernstige, niet
door gevoelsoverwegingen beïnvloede bestudering van deze zaak beslist
op haar plaats.
De ontwikkeling van het onderwijs geeft reden tot tevredenheid.
Er verrijzen nieuwe schoolgebouwen, aangepast aan de eisen des tijds,
en ook het nijverheidsonderwijs heeft, zij het dan nog maar een be
scheiden, entree gemaakt. Het is te hopen dat men er in zal slagen dit
jaar de oprichting van een ambachtsschool een grote stap naderbij te
brengen.
Een van de problemen, welke op dit terrein dit jaar de gemoede
ren in beweging hebben gebracht, is de vraag of en in hoeverre de
ouders der leerlingen van de openbare school invloed moeten hebben op
het bestuur dier school. Een van de hier vertegenwoordigde politieke
partijen heeft daar zelfs een leuze van gemaakt. Zoals bekend mag
werden verondersteld, heeft de Vereniging voor Volksonderwijs, welke
zich speciaal ten doel stelt de belangen van de openbare school te be
hartigen, over deze vraag enige jaren geleden een rapport laten samen
stellen, hetwelk onder de titel "Hoe moet de openbare school beheerd
worden?" reeds in 1949 is verschenen. Hierin komt als meest wenselijke
vorm naar voren een bestuurssamenstelling, waarin de gemeentebesturen,
de leerkrachten en de ouders vertegenwoordigd zijn. Me*t name wordt een
directe inmenging in het bestuur der school door de oudercommissie als
zijnde te subjectief verworpen. Terwijl de invloed van alle ouders
persoonlijk niet eens ter sprake komt. Waar dit standpunt uit de krin-
- gen -