-- 22 december 1955 -- 208. als men niet helemaal tevreden is, dit één partij in de schoenen te schuiven. Het is bovendien nog feitelijk onjuist. In grote en ook kleinere plaatsen zijn soms de woningbouwverenigingen zeer actief. Spreekster wijst op Hilversum. Men zou versteld staan als men wist, hoeveel bouwvolume daar de bouwverenigingen door de gemeente krijgen toegewezen. Wel bouwt Hilversum, evenals voor de oorlog, wat gemeentewoningen, maar vergeleken met de grote hoeveelheid die door de bouwverenigingen wordt gebouwd, is dat een zeer klein deel. De verhoudingen in Soest vinden haar oorzaak meer in plaat selijke factoren dan in principiële achtergronden. De heer Schaafsma zegt nu wel, dat industrialisatie zo goed en nuttig is, maar de gehele industrie zit met een arbeiders tekort van 20%, Het staat te vrezen, dat tal van kleine industrie- en, nu de conjunctuur zo gunstig is, zullen gaan investeren waar men kan verwachten, dat het met de arbeidsmarkt wat gemakkelijker ligt. Dat is in het geheel van de economie van Nederland niet verstandig. Men moet niet door dik en dun gaan industrialiseren. Alleen als er redelijke factoren aanwezig zijn om te verwachten, dat het evenwicht er niet door wordt gestoord, is er geen bezwaar tegen. Bij het beoordelen van de minder gelukkige financiële ver houding tussen het rijk en de gemeenten mag niet uit het oog wor den verloren, dat deze materie in de jaren vóór de oorlog voor het eerst op deze wijze is geregeld door minister De Wilde. Later is dat door minister Oud overgenomen. Het doet wat vreemd aan, dat juist nu verschillende belastingen in het eigen belastingge bied verminderd zijn onder drang en druk, die mede worden uitge oefend door de vroegere minister Oud. Het ligt allemaal een beet je verward, en daarom past dan ook enige voorzichtigheid bij het aansnijden van dit onderwerp. Toen de gemeenten nog een eigen belastinggebied hadden, zag men juist de meer kapitaalkrachtigen wegtrekken naar de ge meenten met de laagste belastingen, zodat degenen, die aan een be paalde streek wanen gebonden door hun arbeid, een groter deel van de lasten te dragen kregen dan zonder die kapitaalvlucht noodza kelijk was geweest. En dat is een groot bezwaar van het gemeente lijke belastinggebied. De heer ORANJE zegt, dat het college natuurlijk met zijn eigen mening naar voren moet komen. Dat is ook niet bestreden. Maar het gaat om de vraag, hoe het college tot die eigen mening komt Ook het college is een vertegenwoordigend lichaam. Alle vertegenwoordigende lichamen, van Kamers tot gemeenteraden, wor den geacht als zodanig in staat te zijn vorm te geven aan wat in de gemeenschap leeft. De raadsleden worden geacht vorm te geven, niet aan wat in hen leeft als individu, maar aan wat in hen leeft als lid der gemeenschap. Wanneer zij daarvan te ver afdwalen, zijn er de kiezers om hen te corrigeren door hen niet meer als vertegenwoordigers aan te wijzen. Het is dus wel degelijk nodig er op te wijzen, wanneer het college niet voldoende rekening houdt met wat in de gemeenschap leeft. Daarom heeft spreker ook gezegd, dat zijn indruk was, dat het college te weinig ontvankelijk was voor wat in anderen leeft en dit te weinig in zijn meningvorming betrok. Hij heeft gevraagd, of het daarvoor niet wat meer ont vankelijk kon zijn en er op gewezen, dat het het gezag van en - het -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1955 | | pagina 468