-- 22 december 1955 -- 218.
sluitingen, omdat er meer aanleiding dan te voren "bestaat om bij
twijfel tussen gas en elektra op elektra over te gaan.
Wat de industrie betreft, de grootste verbruikers dus, wordt de
situatie zo, dat Soest een van de duurste gasleveranciers wordt in
een wijde omtrek. Het hangt er maar van af, welke rol deze brandstof
in de prijscalculatie speelt, of de industrieën dit meerdere zullen
kunnen betalen of in Soest zullen moeten sluiten.
Het is bekend, dat er industrieën zijn, waarin de gasprijs een
grote, soms doorslaggevende rol speelt. Het is ook bekend, dat er an
dere gemeenten zijn met zeer belangrijk lagere tarieven, die een der
gelijke industrie gaarne zouden ontvangen. De commissie heeft gemeend,
met dergelijke mogelijkheden te moeten rekenen.
Alles bij elkaar heeft zij gemeend ernstig rekening te moeten
houden met de mogelijkheid, dat een tariefsverhoging niet zal leiden
tot vermeerdering van inkomsten, maar tot een zodanige debietsvermin-
dering, dat inkomstenvermindering het resultaat zal zijn.
Dit alles is onzeker. De commissie erkent dat. Maar het zijn dan
toch onzekerheden met een zodanige waarschijnlijkheid, dat zij verme
den dienen te worden, vooral ook, omdat er risico's in zitten van
blijvende aard.
Daarom stelt de commissie voer, niet tot tariefsverhoging over te
gaan. Dit brengt bij een geraamde prijs van 13*4 cent verliezen mee.
De commissie stelt voorop, dat zij deze verliezen absoluut onaan
vaardbaar zou achten, wanneer het er niet om ging een tijdelijke en
overzichtelijke toestand te overbruggen. Want zij mag er zich zeker
van houden, dat einde 1958 de tarieven, ook de tegenwoordigebelang
rijk verlaagd zullen kunnen worden.
Voor 1956 raamt de commissie deze verliezen op 60.000,--,
voor 1957 op 60.000,-- en voor 1958 op 40.000,--; dat is in to
taal 160.000,--.
Deze bedragen zijn pessimistisch geraamd. Hierbij is namelijk
geen rekening gehouden met het feit, dat Soest al lang vóór 1958 waar
schijnlijk een suppletie van goedkoper Duits gas zal kunnen krijgen,
die de inkoopsprijs ten goede zal komen.
De commissie heeft zich op het standpunt gesteld, dat de gemeente
in geen geval voor deze verliezen van het bedrijf aangesproken zal
mogen worden. Dit in tegenstelling tot de voorlichting die het college
ten onrechte aan de raad gaf.
Het bedrijf zal zelf deze verliezen moeten dekken. Het kan dit
doen door in de eerste plaats zijn eigen reserves daarvoor aan te
spreken. Die bedragen rond 100.000,--. De overschietende ƒ.60.000,--
waren te dekken (en dat komt dus pas in het laatst van 1957 "ter sprake)
niet door de gemeente, maar door het bedrijf zelf door een lening. Met
die lening, die dus ten hoogste 60.000,-- zal bedragen, ware een
egalisatiefonds te vormen.
De commissie stelt zich voor, dat die 60.000,-- in vijf jaar
zouden kunnen worden afgelost. Het eerste jaar zou dat betekenen
12.000,-- (5"|/o rente van 60.000,--) 12.000,-- ƒ.2.100,--
14.100,--. Dat is bij een debiet van 3.000.000 m3 0,47 cent, dus
nog geen halve cent per m3« Het volgende jaar zal dat in verband met
de verminderde rente alweer minder zijn.
In haar meest sombere verwachting ziet de commissie dus als ge
volg, dat de verbruikers na 1958 gedurende vijf jaren nog geen 0,5
cent per m3 meer zullen moeten betalen om thans een tariefsverhoging
te ontlopen, waarvan spreker de bezwaren al heeft uiteengezet. Wat
deze fractie van een cent betekenen zal bij de tariefsverlaging die te
- wachten -