18 Januari 1955 18. installatie moeten worden uitgebreid. Hierbij is aange nomen, dat de eerste uitbreiding de mogelijkheid moet bieden voor het zuiveren van het afvalwater van 26.000 inwoners plus 7.000 inwoneraequivalenten voor de industrie, totaal dus 35.000 inwoneraequivalenten. ha de tweede en laatste uitbreiding zal de installatie geschikt zijn voor de verwerking van het afvalwater van 49.500 inwoneraequi valenten. In verband met terreinhelling en andere factoren werd als terrein voor de zuiveringsinstallatie grond geko zen bij de Maatweg. Dit is voldoende voor het eerste aantal van 16.500 inwoneraequivalenten en zelfs voor het aantal van 33.000 na de eerste uitbreiding. De oppervlakte van 1^ h.a, is echter beslist te klein voor de tweede uitbrei ding. Na de eerste uitbreiding zal er grond bijgekocht moeten worden. Er bestaan reeds plannen, op dit gebied 5 h.a. te benutten voor deze installatie. Voor de lozing van het gezuiverde water komt alleen het Oude Grachtje in aanmerking, dat meer een grote sloot dan een grachtje is. Daar dit Grachtje in de Eem uitmondt, zal het noodzakelijk zijn, een volledige zuivering toe te passen. Was het Grachtje vlak bij een grote rivier gelegen, dan zou de zuivering wat minder kunnen zijn, rnaar nu kan dit niet. De zuivering geschiedt als volgt: het rioolwater komt de installatie binnen en bevat dan nog allerlei fijnere en grovere bestanddelen. Door pompen wordt het water opge zogen en naar een eerste bassin vervoert, waar het moet bezinken. Daarbij moet het dus ook de pompen passeren. Om nu te voorkomen dat deze verstoppen, mogen niet te grove delen in het water aanwezig zijn. Daarom laat men het eerst een snijrooster passeren, dat mechanisch de grove delen fijnmaakt, waarna de vloeistof slingervaste deeltjes van vrijwel gelijke grootte bevat. Na passage van het snij rooster komt het water in een pompenkelderwaar de zuig- leidingen van de pompen eindigen. Deze kelder heeft geen rechte bodem maar bevat een aantal slingergoten. Gaat een pomp zuigen, dan ontstaat in de goten een stroomversnel ling, welke de eventueel bezonken bestanddelen opwervelt en naar de zuigmond der pompen voert. Op deze wijze kan geen ongewenste bezinking plaats vinden. De pompen zijn in de kelder opgesteld om het water verder te verwerken. Er is een pomp, die de D.W.A.afvoert en een pomp die de meervoudige D.W.A. (vijf D.W.A.) af voert. Is er een te grote toevoer aan regenwater, dan is de eerste pomp niet voldoende en moet een grotere pomp, de regenwaterpomp in werking treden. Van beide soorten pompen zijn er twee opgesteld. Bij zware regenval kan het snijrooster evenmin het water allemaal verwerken. Daarom is er ook een staafrooster aangebracht. Het vuil blijft dan achter de grove staven zitten, Is de grote aanvoer van water ten einde, dan kan dit vuil rustig fijn worden gesneden en zijn gewone gang verder gaan. Daarna komt het water in het verzamelbassin. Bevindt zich een bepaalde hoeveelheid water in een slingergoot, dan treedt automatisch de D.W.A,-pomp in werking, zuigt - het -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1955 | | pagina 84