- 18 Januari 1955 19. het water af en voert het naar zandvangen. Deze zijn zodanig geconstrueerd, dat het water daarin een zeer bepaalde snel heid verkrijgt, waardoor de zwevende stoffen niet, het zand echter wel kan bezinken en het zand dus van het rioolwater wordt gescheiden. Het rioolwater wordt dan doorgevoerd naar een centraal bezinkingsbas sin, waarin het naar een zuiver horizontaal geslepen overlooprand wordt afgevoerd en een stroomverlamming ondergaat, waardoor de bezinkbare stoffen gelegenheid krijgen tot bezinken en op de bodem van de bassin- rand terecht komen. De bodem is enigszins hellend, terwijl zich in het midden een slijkzak bevindt, waarin het slijk moet bezinken. In het bassin zelf draait heel langzaam een schraper, die heel voorzichtig - om het bezinkingsproces niet te storen - het slijk op bepaalde wijze samenschraapt en centraal naar de slijk-zak brengt. Het van zijn bezinkbare stoffen ontdane, maar nog troebele water wordt dan in een verzamelgoot opgevangen, vanwaar het verder naar een filter gaat voor het verwijderen van de opgeloste stoffen. Voor dit doel wordt het naar een opening gebracht en voorlopig in twee gelijke delen verdeeld, teneinde door twee filters te kunnen worden gezuiverd. Na de eerste uitbreiding zullen er echter vier, na de tweede uit breiding zelfs zes filters nodig zijn. Nadat het water in twee delen is verdeeld, wordt elk deel afzonderlijk verspreid over een oxydatiebed door middel van een ronddraaiende sproeier. Het oxydatie- of filterbed bestaat uit een massa van vrij kleine steentjes (2 a 3 cm), die niet vergruizen. De filters zijn over het algemeen een paar meter hoog en hebben een dubbele bodem, voor drainage en voor ventilatie. Er zijn kanalen in aange bracht, die via een grote opening in de wand in de buiten lucht eindigen, zodat veel zuurstof aan het water kan worden toegevoegd. Dit proces wordt bevorderd doordat zich reeds spoedig in het filtermateriaal een humuslaagje is gaan vormen, waarin aërobe bacteriën zijn opgehoopt, die bij deze biolo gische processen de hoofdrol spelen en de luchtzuurstof met grote snelheid op de organische stoffen overdragen. Deze laatste worden onttrokken aan het doorsijpelende afvalwater door de adsorberende werking van het humuslaagje. Het van opgeloste stoffen ontdane water sijpelt van de filter in een afvoergoot. Ofschoon het water nu dus van bezinkbare stoffen is bevrijd, kan het grote hoeveelheden humus bevatten. Daarom wordt het in een nieuw, met het vorige te vergelijken doch veel groter bassin verzameld waarin ook het regenwater wordt afgevoerd bij zware buien. Na bezinking van de humus in het gezuiverde rioolwater en van de kleine hoeveelheid vuil in het regenwater kan het water rustig worden afgevloeid op het Oude Grachtje, althans zolang het afval water van 16.500 inwoneraequivalenten moet worden gezuiverd. Na de uitbreiding zal, echter nog moeten blijken of het Oude Grachtje voldoende water bevat om het afvoerwater zo te ver dunnen, dat geen waterverontreiniging optreedt. Mocht dit wel zo zijn, dan zal het noodzakelijk zijn, rechtstreeks een afvoer naar de Eem aan te brengen. Wat gebeurt er met het in de slijkzak opgevangen slijk? Eerst wordt het naar een slijkput in de pompenkelder gepompt, vanwaar het door pompen naar de slijkgisting wordt - geperst -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1955 | | pagina 86