- 28 september 1956 - 113.
hun wedden lopen in Nederland veel uiteen. Wel is in een
snel groeiende gemeente als Soest voor de wethouders een
zwaardere taak weggelegd dan in meer stabiele gemeenten. Dit
geldt mede in verband met de meer dan dubbele kern van Soest.
Overigens zal ieder van zijn eigen gemeente veronderstellen,dat
zij bijzondere moeilijkheden heeft. De wedden van de wethou
ders in de provincie Utrecht zijn het laatste in 1954 vast
gesteld. Voor Soest, Baarn en De Bilt, als gemeenten tot
24.000 inwoners, zijn gelijke wedden vastgesteld. Het aantal
inwoners van Soest is nu tot 26.000 gestegen. Voor deze
categorie is in de provincie Utrecht geen vergelijkingsmate
riaal, maar in Nederland is voor deze groep een jaarwedde van
ƒ.4.200,normaal.
De heer CDEMENS zegt over het water aan de Postweg slechts
te hebben gesproken, om aan te tonen, dat de desbetreffende
wethouder wel bijzonder veel werk heeft. Men zal van spreker
willen aannemen, dat hij volstrekt niet tegen verhoging van de
wedde van de wethouders is. Hij heeft het aanstellen van een
vierde wethouder bepleit om de tegenwoordige functionarissen te
ontlasten. De wedde staat hier buiten en spreker zal zeker
voor het voorstel stemmen.
De VOORZITTER merkt op, dat de wedden der wethouders door
gedeputeerde staten worden vastgesteld. Thans wordt aan de
raad slechts voorgesteld zijn gevoelen over de hoogte van deze
wedden kenbaar te maken.
Mevrouw POEET-Musler zegt, dat zowel de heer Oranje als
de heer Clemens hebben gevraagd, waarom dit stuk de raad zo
laat heeft bereikt. Daarop is geen antwoord gegeven.
De VOORZITTER deelt mede, dat het door technische omstan
digheden niet mogelijk was dit voorstel de raadsleden eerder
te doen toekomen. Deze kwestie gaat vrijwel buiten de wethou
ders zelve om. Eormeel staat onder het voorstel "B&W", maar
spreker heeft deze zaak persoonlijk behandeld. Iemand nu, op
wiens oordeel over de wethouderswedden hij zeer veel prijs
stelt, was tot voor kort met vakantie. Het leek spreker ech
ter dienstig deze zaak nog in deze raadsvergadering te behan
delen. Vandaar dat het voorstel de raadsleden zo laat heeft
bereikt. Het was niet mogelijk eerder met een verantwoord
voorstel te komen.
Hierop wordt het voorstel zonder hoofdelijke stemming
aangenome n
172. Voorstel tot verhoging van de bezoldiging van het gemeente-
personeel met ingang van 1 juli 1956 (IV-880).
De heer G-RIET is het college dankbaar voor het feit, dat
het heeft voldaan aan hot verzoek van het Centraal Orgaan om
de 6io salarisverhoging voor het gemeentepersoneel op 1 juli
te doen ingaan en niet op 1 september, zoals de regering heeft
voorgesteld
De heer ORANJE is het niet geheel duidelijk, waarom hier
wordt afgeweken van de richtlijn, dat er zoveel mogelijk
congruentie moet zijn tussen de maatregelen ten aanzien van
het rijkspersoneel en die ten aanzien van het gemeenteperso
neel. Voor het rijkspersoneel zal deze verhoging ingaan op
1 september en waarom wil de gemeente haar dan op 1 juli
reeds doen ingaan?
De heer VAN WELY zegt, dat reeds verschillende gemeen
ten hebben besloten deze salarisverhoging per 1 juli te
doen ingaan. Bestaat de kans, dat dit besluit door de
minister niet wordt goedgekeurd?
- De -