-- 2 november 1956 -- 123-
met andere leden van de raad, maar gelooft dat de heer Van Andel het
niet gezien heeft, wanneer hij beweert, dat een boerenbedrijf te gronde
zou gaan.
Het is heel gemakkelijk te zeggen, dat belanghebbende maar ergens
anders moet gaan zitten. Hij heeft zich tot twee maal toe tot gemeente
werken gewend, terwijl achteraf bleek, dat de dienst fout was. Indien
de gemeente van oordeel is, dat het bedrijf op de aangevraagde plaats
niet thuis behoort, maar dit bedrijf wel noodzakelijk acht, dient het
van gemeentewege een aanwijzing te krijgen, hoe een oplossing kan wor
den gevonden. Spreker verzoekt het college ernstig voor de betrokkene
in de omgeving een oplossing te zoeken.
Mevrouw LANDWEER-de Visser merkt op, dat de heer Van Egdcm ook nu
zelf naar een stuk grond heeft gezocht. Zij is het volkomen met de
Voorzitter eens, dat de betrokkene eerst zelf moet proberen een terrein
te vinden, waarbij de gemeente dan inderdaad de helpende hand moet bie
den.
De VOORZITTER zegt, dat het uitbreidingsplan moet worden toegepast.
Op grond van het uitbreidingsplan kan op het onderhavige terrein een
klein bedrijfje worden opgericht. Het bedrijf van de heer Van Egdom,
dat een meer industrieel karakter heeft, kan in deze uitgesproken woon
wijk niet worden toegelaten.
In antwoord aan mevrouw Polet en de heer Hilhorst zegt spreker het
een gezond teken te vinden, dat dit bedrijf tot nu toe zelf heöft ge
tracht zijn moeilijkheden op te lossen. De thans door het bedrijf ge
vraagde oplossing kan geen doorgang vinden. Het bedrijf zal nu verder
moeten zoeken. Wanneer de heer Van Egdom bij het college zou komen met
de mededeling, dat hij een bepaald terrein, waarop hij wel zou mogen
bouwen, niet in eigendom kan verkrijgen, zal het college ernstig overwe
gen op welke wijze het dit bedrijf uit de impasse kan helpen. Het middel
van onteigening lijkt spreker dan niet het meest gewenst, want deze
procedure is ontzaglijk tijdrovend en zou het bedrijf zeker te lang duren
Maar het college, dat over meer gegevens beschikt dan het bedrijf, zal
in dat geval misschien wel kunnen helpen. Als bedrijven zich tot het
ooilege wenden, probeert dit ze trouwens altijd te helpen.
De wethouder VAN ZADELHOFF zegt, dat het bedrijf van de heer Van
Egdom eigenlijk alleen gesticht kan worden op het industrieterrein -
dat daarvoor niet in aanmerking komt - en op het voor industrie bestem
de gedeelte achter de SteenhoffstraatMen kan zeggen, dat dan het uit
breidingsplan niet aan de behoefte van dit soort bedrijven voldoet.
Wanneer men het uitbreidingsplan daar wel aan laat voldoen, zou men in
iedere hoek der gemeente een industrieterrein moeten maken. Spreker
zou echter werkelijk niet vleten, waar men in Soest-Zuid een dergelijk
industrieterrein zou kunnen maken. De enige mogelijkheid is, dat met de
heer Van Egdom wordt gepraat. Hij zou dan moeten worden verwezen naar
een terrein, waar het bedrijf weinig hinder kan veroorzaken. Spreker
denkt hierbij in hoofdzaak aan Soest-Zuid. Daar laat het uitbreidings
plan dit op het ogenblik waarschijnlijk nog niet toe, maar het zou
daarvoor kunnen worden gewijzigd. De andere in Soest aanwezige terrein-
tjes zijn alle gelegen tussen drie vregen en kunnen alleen worden ge
bruikt voor kleine ambachtsbedrijven en industrietjesdie per se geen
hinder of lawaai veroorzaken. Wanneer het bedrijf van de heer Van Egdom
op zo'n terreintje wordt opgericht, krijgt men een herhaling van het
geval, toen B&W ten aanzien van een bepaald bedrijf stonden voor de
vraag; ter plaatse laten uitbreiden of verwijzen naar het industrieter
rein? Daar het laatste voor het bedrijf financieel-economisch niet goed
mogelijk was, heeft de gemeente de hand over het hart gestreken. Nu zit
men daardoor echter met grote moeilijkheden.
- De -