23 maart 1956 21.
De voorgestelde verordening is een compromis. Het model
van de Provinciale Brandweerbond is zoveel mogelijk geamen
deerd naar de wensen van de brandweerverenigingen. De vere
nigingen hebben bovendien ieder apart de verordening nog
eens bekeken.
Spreker kan zich niet herinneren, dat het bezwaar van
de heer Oranje tegen artikel 3 door de brandweerverenigin
gen naar voren is gebracht. Er is inderdaad geen enkel
bezwaar tegen een voorzitter van de brandweervereniging,
die niet actief aan de brandbestrijding deelneemt. In
artikel 3 van de verordening wordt het brandweerpersoneel
vermeld, dat door B&W moet worden benoemd. Naar sprekers
opvatting hebben de verenigingen de vrijheid hun vereniging
verder uit te breiden. Dit moeten zij in hun statuten rege
len. Met de benoeming van de voorzitter van de brandweer
vereniging hebben het college en de raad niets te maken.
Dit is een zaak voor de verenigingen zelf. Het gemeentebe
stuur bemoeit zich alleen met de actieve brandweermensen.
De heer ORANJE heeft met genoegen de beantwoording van
de voorzitter aangehoord. Deze merkt op, dat de verenigin
gen het door spreker ten aanzien van artikel 3 aangevoerde
bezwaar niet naar voren hebben gebracht. Dit is ook spreker
niet bekend. Daarom betreurt hij het juist, dat de stukken
met betrekking tot het overleg met de brandweerverenigingen
niet zijn overgelegd. Wanneer dit wel was geschied, had hij
zich op de hoogte kunnen stellen. Thans komt hij echter als
raadslid met zijn bezwaren.
Volgens de voorzitter vallen alleen de actieve brand
weerlieden onder deze verordening, maar kunnen ook anderen
lid van de verenigingen zijn. In artikel 3 van de verorde
ning staat echters "De verenigingen "Vrijwillige Brandweer
van Soest" en "Vrijwillige Brandweer van Soesterberg" be
staan elk afzonderlijk uit" en dan wordt alleen het actieve
personeel genoemd. Door dit voorschrift worden de niet
actieve leden, zoals de voorzitter te Soest, van de brand
weerverenigingen uitgeschakeld. De redactie van de verorde
ning is dus niet in overeenstemming met de bedoeling van de
voorzitter. De verordening moet daarom zodanig worden gere
digeerd, dat daarin tot uitdrukking komt, dat het college
alleen ten aanzien van het actieve brandweerkorps bevoegd
heden heeft. Door de thans voorgestelde omschrijving van de
verenigingen tast men het karakter daarvan aan. In de ver
ordening moet duidelijk tot uiting komen, dat de vereni
gingen een eigen bestaan hebben.
De VOORZITTER merkt op, dat uit de verordening, en spe
ciaal uit artikel 1het eigen bestaan van de verenigingen
zeer duidelijk blijkt. Toegegeven moet worden, dat de re
dactie van artikel 3 aanleiding tot misverstand zou kunnen
geven. Spreker stelt daarom voor de eerste zin van artikel
3 te laten luiden als volgts Tot het personeel van de ver
enigingen "Vrijwillige Brandweer van Soest" en "Vrijwillige
Brandweer van Soesterberg" behoort" enz. Een eventueel niet
tot het actieve korps behorende voorzitter blijft er dan
buiten. De samenstelling van het bestuur kan dus door de
verenigingen zelf in haar statuten worden geregeld.
De heer A.P.HILHORST gelooft niet, dat het wenselijk
is thans wijzigingen aan te brengen in de voorgestelde ver
ordening, die door de Provinciale Brandweervereniging en de
plaatselijke brandweerverenigingen reeds is bezien.
- De -