- 22 oktober 1957 - 129. capten bet daarvoor in de begrotingen voor 1956 en 1957 uit getrokken bedrag te verhogen tot resp. 3.109,60 en 3.333,20. Het ziet dit als een verzoek om een gemaakte administratieve fout te redresseren. Men is het er immers sinds lang over eens, dat voor het gelukkig geringe aantal van deze gehandicapten in de gemeente zelf geen passende ver zorging kan worden ingericht. Men mag er daarom dankbaar voor zijn, dat dit in de streekwerlrplaat s wel kan gebeuren. Het is vooral onjuist geweest, dat op de begroting voor 1957 het bedrag van 900,is blijven staan, terwijl dit ruim 3.000,moest zijn. Maar wanneer wij elkander - zo zegt spreker - de ruimte niet zouden laten voor een dergelijke fout en niet bereid zouden zijn aan redres daarvan mede te werken, zou de arbeid èn voor het college èn voor het ambte lijk apparaat wel moeilijk worden. Spreker zal hieraan dan ook gaarne zijn medewerking verlenen. Anders liggen de zaken ten opzichte van de lichamelijk gehandicapten. Toen de voorzitter in de vorige vergadering dit voorstel terug nam, heeft spreker zich verheugd. Weinig kon hij toen vermoeden, dat het de raad in deze vergadering- in een nog bedenkelijker vorm zou worden voorgelegd. Hij zal de feiten chronologisch nagaan. In de raadsvergadering van 29 september 1955 heeft de raad zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming de gemeenschappelijke regeling met Amersfoort en omliggende gemeenten voor de financiering van de tewerkstelling en de daarmede verbonden revalidatie van lichamelijk en geestelijk gehandicapten vastgesteld. Nergens valt in deze regeling te lezen, dat de aangesloten gemeenten verplicht zijn hun ge handicapten toen of wanneer dan ook onder te brengen bij de Centrale Amersfoortse Werkplaats voor Aangepaste Arbeid (C.A.W.A.). Wel staat in de zesde alinea van de brief van het college van 9 september 1955, waarin het college vast stelling van deze regeling aanbeveelt; "De gang van zaken op de Soester werkplaats kan zeer bevredigend worden genoemd. Wij hebben ook als voorwaarde voor een eventuele samenwerking in de toekomst gesteld, dat de eigen werkplaats - zo nodig - als dependance van de streekwerkplaats dient te worden gehandhaafd." De hoofdzaak uit dit citaat moge spreker herhalen." dat de eigen werkplaats dient te worden gehandhaafd. Op 29 september 1955, zo concludeert spreker, bestond er blijkens het achterwege blijven van elke discussie en van hoofdelijke stemming volledige overeenstemming tussen college en raad over het feit, dat om der wille van de geestelijk gehanci- capten de regeling kon worden aanvaard, maar dat de Soester werkplaats voor de lichamelijke gehandicapten moest blijven bestaan. Noch het jaarverslag over 1956, noch dat over 1957 gaven aanleiding om dit standpunt te herzien. Dienover eenkomstig heeft de raad op 26 april 1957 - en dat is nog geen vijf maanden voordat het college de werkplaats sloot - f 3.100,gevoteerd voor verbetering van diezelfde werkplaats En alweerzonder discussie en zonder hoofdelijke stemming. Nog in de raadsvergadering van 12 juni j.1. heeft de heer Ver- steijne er op gewezen, dat de commissie voor sociale zaken eenstemmig van oordeel was, dat de Soester werkplaats gehand haafd moest blijven en dat men zich tot het uiterste tegen overheveling moest verzetten. Volgens bladz.91 van de notulen - heeft -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1957 | | pagina 258