- 22 ok hoboi* 1957
14 6.
De heer ORANJE s Die woorden heb ik niet gebruikt.
De VOORZITTER: Neen, maar toch wel woorden van
deze strekking; spreker acht die minder juist. B&W zijn
belast met de uitvoering van de algemene regeling en
met de plaatsing van de mensen. Wanneer slechts enkelen
hunner in Amersfoort waren geplaatst, zou de raad er
niet over hebben gesproken, maar nu iedereen is over
geplaatst en de werkplaats is gesloten, zegt men, dat
de raad daartoe had moeten besluiten. Dit is naar
sprekers oordeel niet juist.
Wel is hij het eens met mevrouw Polet-Muslerdat
in het preadvies betreffende de gemeenschappelijke
regeling staat, dat het college er op rekende, dat de
werkplaats in Soest zou blijven bestaan, zij het dan
als dependance van Amersfoort. Nu de formele uitvoering
van de gemeenschappelijke regeling hot sluiten van de
Soester werkplaats tot resultaat heeft, zegt de raad,
dat hij daarin gekend had behoren te worden. Spreker
moet dat inderdaad toegeven; hij gevoelt dit geheel
met de verschillende sprekers mede. Wat de heer Oranje
zeide is fout, maar aangezien de raad bij het aangaan van
de gemeenschappelijke regeling in de mening is geweest,
dat de Soester werkplaats dan toch zou blijven bestaan,
heeft mevrouw Polet gelijk, wanneer zij zegt, dat de
raad in de sluiting van de werkplaats had behoren te
worden gekend, hoewel het college zich niet bevoegdheden
van de raad heeft aangematigd, noch iets heeft gedaan,
waartoe het formeel niet gerechtigd was. Maar met deze
voorgeschiedenis had het college er dus de raad in moe
ten kennen, al was het alleen informatief geweest.
Spreker is erg blij, dat de heer Vcjrsteijne heeft
gezegds laten wij er geen prestigekwestie van maken;
want dat zijn de naarste kwesties die er bestaan, ter
wijl de zaak dan niet zakelijk wordt bekeken.
Om iedere prestigekwestie - ook van zijn zijde -
te vermijden, wil spreker dus verklaren - al weet hij
niet of het college in deze achter hem staat, daar hij
geen overleg hoeft gepleegd van mening te zijn -
zoals hij in eerste instantie reeds gezegd meent te
hebben -, dat het college, gezien de reacties uit de raad,
deze zaak niet juist heeft behandeld. Hij is van oordeel,
dat de door het college genomen besluiten en de aan de
raad voorgelegde voorstellen zakelijk verantwoord zijn,
maar dat de zaak in het samenspel met de raad en de
commissie voor sociale zaken niet geklopt heeft.
Spreker stelt voor de discussie te sluiten en tot
stemming over te gaan.
Hierop wordt het voorstel voor zover het betrek
king heeft op de Z.V.O.A, zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
Alvorens het op de C.A.W.A. betrekking hebbende
gedeelte van het voorstel in stemming wordt gebracht,
brengt mevrouw LANDWEER-de Visser een woord van oprech
te dank aan de voorzitter, omdat deze zo royaal heeft
erkend, dat er fouten zijn gemaakt.
De heer CLEMENS sluit zich gaarne aan bij de woor
den van mevrouw landweer.
Mevrouw POLST-Musler deelt mede reeds het woord
te hebben gevraagd voor mevrouw Landweer had gesproken,
- om -