-19 december 1957 - 178 begrip, dat de raad opbrengt yoor de moeilijkheden van het college mag daartoe niet leiden. Ook de medewerking van de ambtenaren liet niets te wensen over. Daarvoor is spreekster zeer erkentelijk. Waar dit de laatste maal is, dat de raad in zijn huidige samenstelling de begroting behandelt, eindigt spreekster haar rede met de wens, dat de samenwerking met de andere fracties in de nieuwe raad net zo prettig zal zijn, als ze in de afgelopen tijd is geweest. De heer ORANJE zegt, dat hij de woorden van de heer Iiilhorst - die ook hem wel eens met interrupties heeft ge hinderd - met bijzonder veel genoegen en met veel respect heeft aangehoord. Hij is de heer Hilhorst - en met de heer Hilhorst de gehele K.V,P-fractie - dankbaar voor deze woorden. Hij geeft de K.V.P.-fractie de verzekering, dat voor zover het van hem afhangt, men ten aanzien van de onderlinge verhoudingen niets heeft te vrezen. Spreker heeft in het afgelopen jaar meer dan eenmaal kritiek op het college geuit. Juist om die kritiek in haar waarde te laten, zal hij ze niet herhalen. Hij acht het ge zond, wanneer er een zekere spanning ligt tussen college en raad. Zo lang die spanning binnen deze gezondheidsgrenzen blijft, is het gemeentebelang daarmede gediend. Een en ander belet niet, dat spreker zich gaarne aansluit bij de lof, die de burgemeester en de wethouders zoeven is toegezwaaid, In de laatste tijd is veel kritiek vernomen - en niet het minst van regeringszijde - op het financieel beleid der gemeenten. Spreker ziet het als de plicht van een gemeente bestuur zich trouwhartig rekenschap te geven van de vraag, of het deze kritiek als juist moet erkennen. Zeer algemeen gesteld, legt men de gemeenten ten laste, dat zij te veel zouden hebben besteed of te veel zouden hebben geïnvesteerd; populair gezegd, dat zij maar raak zouden hebben uitgegeven. Wat is hiervan ten opzichte van Soest juist? Het is het goed recht van het gemeentebestuur dit na te gaan aan de stand van zaken in de eigen gemeentehuishouding. In de eerste plaats heeft Soest dan in het naaste ver leden op de gewone dienst, voor zover sprekers kennis strekt, nog elk jaar een batig saldo naar de saldi reserve kunnen overboeken en zijn de algemene reserves der gemeente nog elk jaar toegenomen. Dit ondanks het feit, dat de gemeente bij begroting normaal over een gedeelte daarvan heeft beschikt. Die toename is niet gebleven beneden de bevolkingsaanwas. Daaruit mag worden geconcludeerd, dat rente en afschrijving van de investeringen uit de kapitaaldienst ook behoorlijk door de gewone dienst zijn opgevangen. Blijkens de staat L II is de boekwaarde van de gemeentelijke objecten en in vesteringen (dus zonder het bezit aan kapitaal en reserves) op ruim 18.000.000,te stellen. Spreker behoeft er wel niet op te wijzen, dat de werkelijke waarde belangrijk hoger ligt, ook al zou die veelal moeilijk te realiseren zijn. Bovendien komt in de boeken der gemeente dan nog aan eigen kapitaal en reserves ruim 3.000.000,-- voor. Daartegenover staat ruim ƒ15.000.300, aan vaste en vlottende schuld. Wanneer men zich er dan bovendien nog rekenschap van geeft, dat 10.000.000,hiervan alleen al aan woningbouw is besteed, dan kan en mag uit deze cijfers niet worden gecon cludeerd, dat Soest in zijn bestedingen te ver is gegaan. - Wanneer -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1957 | | pagina 356