-19 december 1957 - 180. gemeentewet is vastgelegd, stelt óns verantwoordelijk voor wat wij doen en laten. Wij dienen daarom de vrijheid te hebben en te houden om ons naar die verantwoordelijkheid te gedragen. Eerst daarna kan blijken, of de gemeente in con flict komt met het hogere, het rijks-, het algemeen belang en dan kan zo nodig op grond daarvan het vernietigingsrecht worden gehanteerd. Spreker stelt deze zaken opzettelijk zo centraal, omdat men in een tijd leeft, waarin de gemeentelijke autonomie meer wordt aangetast juist door de landsregering (en hij aarzelt niet te zeggen» in strijd met de wet), dan dit sinds 1851 is gebeurd. Nog steeds behoort krachtens art.167 van de gemeentewet aan de raad alle bevoegdheid met betrekking tot de regeling van het bestuur en de huishouding der gemeente. Het toezicht, waaronder de gemeenten staan, zowel van de kroon als van gedeputeerde staten, is wettelijk van zuiver repressieve aard. Dit toezicht nu wordt op een zodanige wijze gehanteerd, dat het in vele opzichten van repressief toezicht is geworden preventief toezicht en als zodanig de gemeentelijke autonomie uitholt. De gemeente is blootgesteld aan een ministeriële oekaze-regering, die in strijd met de opzet van de gemeentewet de zelfstandigheid van de gemeente overwoekert en de verantwoordelijkheid van de raad steeds meer tot een lege formule maakt. Het gaat hier om rechtstreekse aantasting van de bestaande rechtsorde. Ook in Soest mag men niet achterblijven daartegen protest aan de tekenen. Natuurlijk mag men omgekeerd niet vergeten, dat de gemeente met alle haar toegemeten zelfstandigheid een deel is van het geheel van het koninkrijk. Natuurlijk zal de gemeente er zelf op moeten letten met het algemeen belang evenmin in strijd te komen als met de wet. Natuurlijk moet worden erkend, dat vooral het inzicht in het algemeen belang binnen de staatshuishouding tot andere conclusies kan leiden dan waartoemen komt, zolang men zich tot de gemeentehuishouding beperkt. Maar spreker ontkent, dat dit onverbiddelijk moet leiden tot het opleggen van een voogdij, die de leden van"de raad en van het college van zelf verantwoordelijke gemeentebestuurders tot onmondige onder curatele gestelden maakt. En spreker stelt, dat het gemeentebestuur niet beter zou verdienen, wanneer het niet elke gelegenheid aangrijpt om zijn waardigheid te verdedigen. Men staat als gemeente Soest niet alleen, het gaat in duizend gemeenten in Nederland niet anders. Er is een tijd geweest, waarin spreker hoopte, dat door tussenkomst van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de gemeentestem in deze hoorbaar kon worden gemaakt. Deze hoop slinkt bij hem met de dag sinds de regering er toe is over gegaan de Bank voor Nederlandsche Gemeenten te gebruiken om de gemeentelijke financiering te regelen. Zonder twijfel zijn die financieringsbelangen daarmede aan de ene zijde gediend, maar aan de andere zijde is de Bank voor Nederlandsche Ge meenten daarmede in de feitelijke macht van de regering over gegaan. Men dient zich van al deze zaken rekenschap te geven. Als enige weg naar herstel ziet spreker, dat het gemeen tebestuur zich in de eerste plaats meer dan ooit zelf bekwaam toont zijn eigen zaken te behartigen en dat het zich zo nodig ook bekwaam toont zich in te passen in het patroon van - provincie -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1957 | | pagina 360