- 22 maart 1957 -
40.
stond en waardoor men verleden jaar een gedane toezeg
ging niet is kunnen nakomen, omdat de Heidemaatschappij
had verboden meer dan één wedstrijd per week te spelen.
Daardoor was het onmogelijk B.D.C. te helpen. Maar het
laat zich aanzien, dat het tweede veld met september on
beperkt kan worden bespeeld en dan kan B.D.C. geholpen
worden.
De heer ORANJE vreest dat punt He zal moeten ver
vallen, omdat de gemeente over de kleedkamers geen
zeggenschap heeft.
De wethouder YAN ZADELHOFF deelt mede, dat de heer
Bergers ook volgens het oude contract de kleedkamers
moest schoonhouden, terwijl hot nieuwe contract zoveel
mogelijk gelijkluidend met het oude is gemaakt, opdat
S.E.C. er niet op achteruit zou gaan. Het is mogelijk
dat S.E.C. een schuld heeft aan een particulier, maar
voor spreker staat vast, dat zij eigenaar is van de
kleedkamers. Wanneer de heer Bergers bereid is die
schoon te houden, waarom zou de gemeente er zich dan
tegen verzetten? Het is wel eigenaardig, dat hetgeen de
heer Van Wely heeft gezegd zo plotseling uit de lucht
is komen vallen. Zouden de kleed-kamers verdwijnen, dan
kan de heer Bergers ze niet meer schoonhouden, maar
doet de bepaling geen kwaad.
De heer BUTZELnAR is van oordeel, dat de bepaling
moet worden gehandhaafd, omdat er, wanneer de kleedka
mers zouden verdwijnen, toch weer andere moeten komen.
Mevrouw LANDWEER-de Visser wil het voorkomen, dat
het juridisch niet juist is, wanneer de gemeente een
artikel maakt ten aanzien van iets wat haar niet toe
behoort. Zij meent, dat S.E.C. ter zake een overeenkomst
met de heer Bergers moet maken. Hu doet de gemeente iets
wat niet in de haak is.
De VOORZITTER ontkent dit. S.E.C. heeft de be
schikking over de kleedkamers, die volgens haar vroegere
contract met de heer Bergers door deze moesten worden
schoongehouden. Nu de gemeente met de heer Bergers een
contract aangaat, neemt zij deze verplichting daarin
over. Spreker kan niet inzien, waarom dit niet correct
zou zijn.
Mevrouw LANDWEER-de Visser wijst er op, dat de
gemeente met de opstallen niets heeft te maken en is
van oordeel, dat de gemeente geen zeggenschap kan hebben
over iets wat haar niet toebehoort.
De VOORZITTER zegt dat het de gemeente niet behoeft
te interesseren wie de eigenaar is. Zolang S.E.C. de be
schikking over de kleedkamers heeft, is er geen enkel
bezwaar de bepaling te handhaven.
Mevrouw LANDWEER-de Visser zegt dat het natuurlijk
gemakkelijk is, maar zij gelooft toch niet, dat het
juridisch juist is.
De heer VAN WELY stelt voor punt 56a aan te houden.
Daar het voorstel van de heer Van Trely door geen
der andere leden wordt ondersteund, kan het niet in be
handeling worden genomen.
Punt 56a wordt hierop in stemming gebracht en aan
genomen met 15 tegen 1 stem.
- Voor -