- 11 februari 19 58'
8.
Wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
besloten overeenkomstig hetgeen omtrent de stukken d? e
en f is voorgesteld.
g. Schrijven van Gedeputeerde Staten dezer provincie d.d.
27 januari 1958 inhoudende goedkeuring van de begroting
1958 met de 1e wijziging alsmede de daarbij behorende be
drijf sbegrotingen met voorstel dit schrijven voor kennis
geving aan te nemen.
De VOORZITTER spreekt zijn grote erkentelijkheid uit
tegenover het college van Gedeputeerde Staten en de be
trokken afdeling ter provinciale griffie voor de vlotte
wijze van behandeling van de gemeentebegroting, waardoor
de goedkeuring een half jaar vroeger is afgekomen dan de
gemeente gewend was.
De heer ORANJE sluit zich, namens de raad, aan bij de
woorden van de voorzitter.
Vervolgens wordt de brief van Gedeputeerde Staten aan
genomen voor kennisgeving.
3, Voorstel tot benoeming van een lid van de huurcommissie
(kamer Soesterberg) ter voorziening in de vacature van
P.C.J. van Dorssen (1-1117).
De VOORZITTER verzoekt de heren Oranje en Verstejjne
met hem het stembureau te vormen.
Met algemene (16) stemmen wordt benoemd de heer R.v.d.
Berg te Soesterberg.
De VOORZITTER dankt de heren Oranje en Versteijne voor
de door hen genomen moeite.
4. Voorstel met betrekking tot de betaling aan de provincie
Utrecht van een bijdrage in de onderhoudskosten van de
rivier de Eem (1-1123).
De heer ORANJE vraagt zich af, of het wel verstandig
is de bijdra-ge over 1956 te betalen, wanneer men zich op
het standpunt blijft stellen, dat de Eem als vaarwater
voor Soest niet van belang is en wanneer men bij de kroon
in beroep wil gaan. Na lezing van het juridisch advies
vraagt hij zich echter af, of de beslissing van april 1955
wel geheel juist is geweest. Het betreft hier minder een
kwestie van recht dan wel van doelmatigheid en redelijk
heid. Inderdaad is de Eem als vaarwater voor Soest van
geen betekenis, maar is diezelfde Eem niet van betekenis
voor de waterhuishouding van de gemeente? voor de afvoer
van rioolwater, regenwater enz.? Daarom heeft de gemeente
misschien wel belang bij een redelijk onderhoud van de Eem
Wanneer dit inderdaad zo is, is het de vraag, of het zo
onredelijk is, dat de gemeente bijdraagt in het onderhoud
van de Eem.
De VOORZITTER zegt, dat ook het college van oordeel is
dat achteraf gezien het besluit van 19 april 1955 niet
juist is geweest. Het voorstel van het college komt er im
mers op neer, dit besluit weliswaar niet formeel, maar wel
in feite in te trekken. Een dergelijk voorstel zou het col
lege niet doen, wanneer het er van overtuigd was, dat het
indertijd genomen besluit juist is.
Het college is van oordeel, dat de gemeente Soest wel
iswaar belang heeft bij de Eem, maar niet bij de bevaar
baarheid daarvan. De kosten die worden gemaakt betreffen
de bevaarbaarheid van de Eem, Wanneer die kosten niet zou
den worden gemaakt, zou de Eem blijven stromen. Alleen de
mond van de Eem bij het IJselmeer verzandt, maar de Eem
- zelf -